Politiek

Dagboek – Meindert Fennema vaart mee met de NRC Handelsblad Bootreis (5)

26-10-2018 21:46

Op de tender zat ik naast iemand die zich als John Schuijt voorstelde. Hij bleek een broer te zijn van Theo Schuyt die op de VU een leerstoel heeft op het terrein van Charitas. ‘Hij is Professor in het geven,’ roept John vrolijk. Ik ken Theo goed.

Professor Gerard Schuyt van informatierecht  en de socioloog Kees Schuyt zijn neven. Allebei hoogleraar. Allebei emeritus. John is dus van huis uit onder professoren. Die professoren noemen zich Schuyt, met een ‘y’, dat klinkt deftiger. John zit zelf ook in het onderwijs voor volwassenen en heeft daarom wel eens te maken gehad met professor Roel in ’t Veld: dat was hem niet goed bevallen. Dus toen ik hem vertelde dat ik ‘een dingetje’ heb gehad met deze Roel in ’t Veld waarbij ook de NRC betrokken was hadden wij meteen een klik.

John vertelde mij dat zijn broer Theo hem wel eens uitnodigt voor een gastcollege, maar dan zegt dat hij geen familie is (want met een ij immers). ‘Toch valt het de studenten op’, zegt hij, ‘dat wij dezelfde soort grappen maken.’ Hij moet daar vreselijk om lachen. Ik ook trouwens.

John Schuijt’s partner heet Marie Heidi. Zij is geboren in Oost-Berlijn en is als kind van Oost-Duitsland naar Bochum gereisd, op dezelfde manier zoals de huidige vluchtelingen van Turkije naar Duitsland of Nederland reizen. Wij lopen gedrieën door Kopor en zijn blij dat wij niet met de ‘stadsoriëntatie Dubrovnik’ zijn meegegaan. Degenen die dat wel deden zijn met een bus naar Kopor gebracht, maar deze bus is aan de grens een uur opgehouden. Een uur wachten in een bus duurt lang vooral als de gids steeds zenuwachtiger wordt. Zij was afkomstig uit deze streek en oude demonen staken bij haar weer de kop op. Ik bedenk dat wij al die aanhangers van Wilders en Baudet eens op een tocht door de Balkan moeten sturen om ze laten zien hoe fijn het is om al die fijne grenzen en met al die norse douaneambtenaren die alle paspoorten langdurig op een stapel willen laten liggen voordat ze gestempeld mogen worden.

We varen nu naar Italië. De oversteek duurt een hele dag, die gevuld wordt met lezingen en maaltijden. Ik woon die van Alexander Rinnooy Kan bij over democratie. Het is een heel knap betoog waarin hij ons het ideaal van de representatieve democratie uitlegt op zo’n wijze dat niemand het daarmee oneens kan zijn.

Ik ben vooral gefascineerd door de elegante wijze waarop hij de tegenspraken tussen zijn leven en zijn leer behandelt. Hij is Senator van D66, een partij die de Eerste Kamer wilde afschaffen. Hij is voorstander van een correctief en bindend referendum maar laat onvermeld dat zijn partij het adviserend correctief referendum zojuist heeft afgeschaft. De reden daarvoor was toch vooral dat zo’n adviserend referendum steeds meer een bindend karakter kreeg? Want het wordt toch steeds moeilijker voor de regering om de uitslag van zijn adviserend referendum te negeren?

Hij schetst de nadelen van internet voor de liberale democratie op overtuigende wijze waarbij hij de nadruk legt op het feit dat de machtshebbers door internet alles van ons te weten kunnen komen en gaat kort in op het instrument van micro targeting waardoor commerciële en politieke partijen hun producten beter kunnen verkopen of hun zaak overtuigender kunnen bepleiten. Zou hij zich bewust zijn van het feit dat zijn optreden in de NRC-academie bij uitstek een voorbeeld is van micro targeting? Ik vermoed van wel. Hij vermeldt tijdens zijn lezing dat mensen met goede ideeën zich bij hem kunnen vervoegen. Zijn hutnummer is D66. De verkiezingscampagne is begonnen op deze NRC-cruise. (Dat woord ‘cruise’ mag ik niet gebruiken, zegt Joris Luyendijk).

Doordat ik een stukje moet schrijven (voordat je het weet ben je weer vergeten) heb ik de lezing van Michel Krielaars gemist. Die was geweldig zeggen alle mensen die hem wel gehoord hebben.

Inmiddels merkte ik gisteravond dat de dames aan tafel het hoofdgerecht oversloegen. Men was vooral ontevreden over de vis. Die vis is inderdaad een herhaling van zetten. Het is mij niet helemaal duidelijk of er elke dag dezelfde vis gegeten wordt dan wel dat de verschillende soorten vis zodanig worden klaargemaakt dat het lijkt alsof het gaat om dezelfde vis. Dat is een kantelpunt, dacht ik. De vis begint te rotten bij de kop en de stemming aan boord verslechtert het eerst bij het eten. Ik denk terug aan het eten aan boord van de Rotterdam in 1964. Daar was het gekanker op het eten niet van de lucht. De schotels werden met de punt van het mes geopend en dan klonk er een welgemeend ‘gatverdamme!’ Ik meende destijds dat ik dat groepsproces in positieve zin zou kunnen beïnvloeden door de schotels met een zwierig gebaar van hun deksels te ontdoen en dan te roepen: ‘Oh wat een heerlijke capucijners met spek. En dan ook nog die uien, op zijn Duits gebakken!’

Het lukte mij niet het tij te keren. Sterker nog: ik kon kiezen tussen mijn mond houden en van tafel oprotten. Ik koos voor het laatste. Ik heb altijd gedacht dat dat excessieve gekanker op het eten aan boord het gevolg was van het feit dat de jongens hun moeder misten. Maar dat kan hier de verklaring niet zijn. Ik wacht af hoe de stemming zich gaat ontwikkelen.

Ik zie Wally Duynstee langskomen. Wij kennen elkaar van het vliegtuig naar Venetië. Haar man stelde zich voor als Klaas de Jong. Wally heeft haar eerste man verloren bij een ongeluk op een vakantie in Griekenland. Nu zeven jaar geleden. Klaas verloor zijn vrouw twee jaar geleden.

In Pula kom ik een echtpaar tegen waarvan de man zich voorstelt als Frans Duynstee. ‘Die naam heb ik eerder gehoord’, zeg ik. ‘Dat klopt’, zegt Frans, ‘Wally is mijn zus.’

Zijn partner stelt zich voor als Madeleine Roovers. Zij blijkt mij te kennen. Madeleine heeft in de zwakzinnigenzorg gewerkt en is gepromoveerd op een proefschrift getiteld Mensbeelden en moreel handelen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Een lange titel; die ga ik doorgeven aan mijn buurman Hittjo Kruijswijk, die een boek schrijft over het ontstaan van inrichtingen voor geesteszieken op gereformeerde grondslag.

‘Ik heb een lans gebroken voor gedwongen anticonceptie’, zegt Madeleine. ‘Nou, je wilt niet weten wat je dan over je heen krijgt. Je bent natuurlijk meteen een nazi’.
Ik zeg: ‘Wacht maar tot ze hun babies van de trap gooien.’

Frans en Madeleine hebben elkaar leren kennen via een gemeenschappelijke vriend, Thijs de Jong. ‘Een broer van Klaas?’, vraag ik. ‘Nee’, zegt Madeleine, ‘geen familie. De vader van Thijs was Commodore bij de Holland Amerika Lijn.’
‘Pardon?’, zei ik. ‘Onder die Commodore heb ik gevaren toen ik pantrybediende was op het SS Rotterdam. Hij was in 1964 de kapitein van dat schip.’

De middag doorstak de avond met het toeval.