Woensdagmiddag, klokslag één, werd de Canadese psycholoog Jordan Peterson ondervraagd op uitnodiging van Room for Discussion om zijn opvattingen voor te leggen aan studenten van de Universiteit van Amsterdam. U heeft ongetwijfeld meegekregen dat deze uitnodiging, om het zwak uit te drukken, niet zonder enige ophef vergezeld ging. Maar liefst 80 (tachtig!) academici sprongen als spinnen uit hun respectievelijke academische luwtes om zich te beklagen over de, naar hun gevoel, onweersproken aanwezigheid van de Canadese hoogleraar.
Omdat Peterson zelfs in een terloopse bijzin over meer intellectuele slagkracht beschikt dan die crypto (en soms zelfs niet eens crypto-)-neo-marxistische UvA-ideologen in een proefschrift, belooft de bijeenkomst een heerlijk amalgaam te worden van zeldzame intelligentie aan de kant van de spreker, en stomme ingezonken verbijstering aan de kant van de aanwezige studenten. Het publiek werd dus, zoals altijd wanneer deze meester-orator spreekt, getrakteerd op veelkleurig vuurwerk.
Vreselijk pijnlijk voor de 80 academici die een debatpartner uit eigen gelederen wilden aandragen om weerwoord te geven aan de roemruchte Peterson, want de organisatie van Room for Discussion was zo verstandig om het dramverzoek niet in te willigen.
Toch wel jammer ergens. Ik verheugde me al op de aanblik van een of andere hakkelende geitenwollen sok uit Heerhugowaard die in volmaakt steenkolenengels keihard faalt naast de in hard debat gestaalde Peterson. Je verdiende loon immers als je ervoor kiest je rechtmatige plaats in de pseudowetenschappelijke obscuriteit te verlaten.
Wat je ook denkt – of denkt te denken – van Jordan Peterson, je hoeft maar naar een willekeurige lezing van de man te kijken om tot de slotsom te komen dat we hier te maken hebben met een van de grootste denkers van onze tijd, hooguit vergelijkbaar met de mytholoog Joseph Campbell een halve eeuw terug, die in vergelijkbare mate intellectuele excellentie combineerde met verbale eloquentie, en daarbij het zeldzame talent bezat meta-disciplinaire dwarsverbanden aan te roeren zonder daarbij het hoofd te verliezen. In schril contrast bestaat de bulk der ondertekenaars van de protestbrief uit beoefenaars van wat je oneigenlijke fopstudies zou kunnen noemen, kikkerdril uit een hoogst twijfelachtig vijvertje van volstrekt esoterische schijndisciplines die zonder uitzondering teruggrijpen op de activistische aandrang om ongelijkheid (tussen geslachten, geaardheden, genders, culturen) met een relativistische borstel glad te strijken.
Trouwens: ik zeg wel ‘oneigenlijk’, maar het is misschien bij uitstek eigenlijk: zoals de duizelingwekkende verscheidenheid van verhalen bij Tolkien alleen mogelijk zijn binnen een goed gegronde mythologische gemeenplaats als Midden-Aarde, zo faciliteert de mythe van de onderdrukker versus de onderdrukte – als basisdeterminant van de menselijke toestand – een situatie waarbij er een geheel eigen narratief wordt gebezigd binnen strikt in acht te nemen ideologische kaders. Het is oneigenlijk in die zin dat de legitimiteit waarop aanspraak wordt gedaan een naar zich toe getrokken vorm van legitimiteit is, niet verleend door wetenschappelijke ijver of diep historisch besef, maar uitsluitend op het proclameren ervan, onderbouwd met hoogst twijfelachtige assumpties.
Binnen zo’n strikt afgeschermd heelal is het niet verrassend dat allerlei door ideologie aangejaagde gekkigheden postvatten, en ook wel moeten postvatten, want er is geen menselijke toestand gevrijwaard van de eeuwigdurende strijd om het bestaan, geen onderwerp waar geen hiërarchische structuren bestaan, en geen sociale omstandigheid waar iemand geen onderdrukking ervaart, dus je kan je lol op zal ik maar zeggen.
Zolang de links-ideologische splinter van het neomarxisme maar lang genoeg in het academische vlees begraven ligt, en zelfs de vaststelling daarvan tot verontwaardiging leidt, zal zij voortetteren binnen de universiteiten, en zal de komst van een academicus die deze rancuneleer openlijk in twijfel trekt met woede en verontwaardiging worden begroet.