Reportage

Dagboek – Meindert Fennema vaart mee met de NRC Handelsblad Bootreis (Slot)

04-11-2018 15:08

Het door NRC Handelsblad afgehuurde cruiseschip Ocean Majesty. Collectie Meindert Fennema

Meindert Fennema voer van maandag 22 oktober tot en met vrijdag 2 november mee met de NRC Bootreis op het door de krant afgehuurde cruiseschip MS Ocean Majesty. Hij hield voor TPO zijn ervaringen bij in een dagboek.

Het kanaal van Korinthe is voorbij. Het deed mij erg denken aan het Panamakanaal, waar ik 53 jaar geleden doorheen voer. Soms waren er aan beide zijden van het schip maar een paar meter ruimte. De rotsen zijn aan beide kanten veel hoger dan het schip. Het is een indrukwekkend gezicht dat weerspiegelt in mijn geheugen. Als ik thuis kom ga ik even mijn dia’s uit 1965 doornemen. Daar moet het Panamakanaal ook bij zitten. Het Suezkanaal ook trouwens. Ik maakte destijds een wereldreis die in New York begon en daar ook weer eindigde. Die reis duurde precies 80 dagen (hoe is het mogelijk!), deze reis heeft 11 dagen geduurd. Klein bier dus.

Over een paar uur gaan wij van boord in verschillende groepen. Een groep vertrekt om 17.30 met de KLM, dan volgen er velen, waaronder mijn reisgenoot Hans om 19.30. Ik vertrek met Transavia om 20.30. Er is ook een groep die in Athene blijft, voor de na-toer. Wij hopen dat wij ook nog even naar de Akropolis kunnen kijken.

Ik spreek nog even met een nazaat van Marten Mees, naar aanleiding van het feit dat Wim Pijbes, die in dienst is van de Rotterdamse stichting ‘Droom en Daad’ (van de familie Van der Vorm, goed voor 9 miljard) in zijn lezing over filantropie de Rotterdamse Lodewijk Pincoffs als weldoener, begiftigd met ‘durf, fantasie en burgerzin’ heeft genoemd. Ik ben verbaasd: hoor ik het goed? Zou Pijbes nog nooit van de Pincoffs-affaire gehoord hebben. Pincoffs was in de tweede helft van de 19e eeuw de grootste zwendelaar in Rotterdam die vele, vele miljoenen heeft gestolen via ingenieuze uitgave en transactie van waardeloze aandelen. Dat werd destijds ‘wisselruiterij’ genoemd. Toen dat ontdekt werd is hij via Antwerpen en Liverpool naar Amerika gevlucht. Hij werd in 1880 bij verstek tot acht jaar cel veroordeeld. Marten Mees, die Lodewijk Pincoffs ten onrechte vertrouwde, verloor in de Pincoffs-affaire vele miljoenen.

Het wachten is op de opvolger van Pijbes, die dan Jan van Vlijmen, die het Philips pensioenfonds 60 miljoen afhandig maakte en daar voor in 2015 7 jaar cel kreeg, op zijn beurt gaat afschilderen als een groot filantroop, begiftigd met ‘durf, fantasie en burgerzin’ die ‘aan de maatschappij teruggeeft wat hij verdiend heeft.’

Ik krijg net een chat binnen van Pieter van Os die mij schrijft: ‘Ik zag je al wat wegdutten tijdens het praatje van Jacco. En kennelijk was je nog niet helemaal wakker toen Lutfi Dervishi praatte, want hij is zelf 1 van vier kinderen en kreeg (in de jaren 80!!) dagelijks een ei om te verdelen.’ Ook Dervishi zelf stuurt mij via Facebook een bericht.

Het waren dus niet de kinderen van Dervishi die met zijn vieren 1 ei moesten delen, maar Dervishi zelf. Waarvan akte!

****

Het wachten is nu op de ontscheping. Hans vliegt om 19.30, ik om 20.30. Maar er zijn ook mensen die al om 17.30 vliegen en dan is er een groep die nog een paar dagen in Athene blijft, al of niet op eigen gelegenheid. Er zijn in de haven van Pireaus maar twee bussen beschikbaar om ons naar de voet van de Akropolis te brengen. Het wachten duurt lang en er is veel verwarring door al die verschillende groepen, die allemaal een andere kleur label aan hun koffer hebben en allemaal een andere naam: Groep A1, A2; groep B1, B2 en B3; C1, C2, C3, C4 en E1, E2, E7 en E8. Het is een heksenketel. Daar hebben sommige mensen meer last van dan anderen: Betty heeft Reisefieber, ik probeer haar gerust te stellen. Haar man, de oud-ambassadeur, moet erom glimlachen! Ze zijn al meer dan 50 jaar getrouwd. Je zult maar de vrouw zijn van een ambassadeur en dan Reisefieber hebben.

Eenmaal aan de voet van de Akropolis aangeland zit Hans al op mij te wachten. Hij Zit in groep C4, ik in E1. Met Steven zit ik helemaal voor in de bus. Ik heb mijn rolkoffer bij me gehouden, hoewel ik hem eigenlijk had moeten afgeven. Mijn computer zit er in, die geef ik nóóit af.

Wij zetten ons aan tafel aan de voet van de Akropolis. Naar boven gaan we niet meer. In plaats daarvan kopen we een Grieks biertje. En nog één. Hans begint te zingen: ‘Op één been kun je niet lopen.’ Het is een lied van Guus Vleugel, ooit gezongen door Jasperina de Jong. Hij kent grote delen van de tekst nog uit zijn hoofd.

Het is begonnen met die advertentie

Die ik eens een keertje in de krant zag staan

Schafte u zich al een tweede auto aan?

En dat had ik nog niet gedaan!

Ik ben toen gauw een tweede wagentje gaan kopen

En al spoedig ook een tweede TV.

Want op een been kun je niet lopen,

Nee, dat is zo’n armetierig idee!

Steven, die op Scheveningen woont, vertelt hoe hij naast een vrouw zat en dat toen het gesprek op het Kurhaus kwam. ‘Dat Kurhaus wil ook maar niet gaan lopen,’ had hij opgemerkt. ‘Mijn man heeft het net gekocht’ antwoordde de vrouw. Daar moest Steven even van bijkomen.

Toen Hans op weg ging naar de bus die hem naar vliegveld Markopoulo zou brengen, raakten Steven en ik te praten over diens grootvader, die theosoof was geweest en in Eindhoven een linnenfabriek leidde die zijn vader in 1875 opgezet had om de werkloosheid te bestrijden. Stevens grootvader was destijds, samen met Anton Philips, de enige niet-katholieke ondernemer in Eindhoven. Dat schept een band. Steven beschikt over koffers met archiefstukken van zijn grootvader. ‘Ik vind dat hij eigenlijk een biografie waard is,’ zei Steven.

‘Waarom begin je daar dan niet aan?’ Je bent nu met pensioen en hebt dus alle tijd.’ Ja, dat was wel waar, maar hij wilde eerst gaan reizen en had zijn studeerkamer opgeruimd, dat had hem ook veel tijd gekost en nu moest hij nog een paar stichtingen opheffen…

‘Maar als je het echt wilt doen, moet je gewoon beginnen en dat boek de eerste prioriteit geven. Als je er per dag 5 uur aan werkt dan schiet je geweldig op en dan hou je toch nog 10 uur per dag over.’

‘Ja’ zei Steven, ‘maar ik heb nog nooit een biografie geschreven’. ‘Ik 15 jaar geleden ook niet,’ antwoordde ik. ‘Misschien zijn die koffers wel een goudmijn voor een biograaf.’

‘Je hebt me wel op een idee gebracht’, zei Steven. En zo stapten wij in de bus naar het vliegveld.

Bij de gate aangekomen klapte ik mijn laptop open om mijn laatste dagboek te schrijven. Toen ik net begonnen was, kreeg ik een drankje aangeboden van Klaas de Vries uit Leeuwarden. ‘Wat vond je van de reis?’ vroeg ik hem. ‘Het is me niet meegevallen’ antwoordde hij in het Fries. ‘Als je geen gymnasium hebt gedaan, val je er toch een beetje buiten. Eergisteren begon er iemand aan tafel uit Homerus te citeren. De anderen maakten de indruk dat ze haar verstonden, ja ze vulden haar soms aan. Mijn ouders hadden alleen maar lagere school en vonden het al raar dat ik HBS wilde gaan doen. Ik heb soms het gevoel dat ik er niet bij hoor!’ Hij vertelde ook nog dat toen Fik Meijer de beginzin van de Homerus voordroeg, ‘de hele zaal in koor verderging.’

‘Ik heb gymnasium gedaan,’  zei ik, ‘maar ik weet niet of het alleen met het gymnasium te maken heeft. Het is een heel selecte groep hier aan boord en als je daar niet bij hoort dan voel je je gemakkelijk buitengesloten. Het heeft ook met afkomst te maken. Joyce Roodnat vertrouwde mij toe dat zij in een Amsterdamse volkswijk geboren was (de Dapperbuurt) en dat zij lang het gevoel had dat mensen uit de elite op haar neer keken – ook al had ze op het Vossius Gymnasium gezeten – en dat ze bij sommige mensen aan boord het gevoel nog steeds had.’

‘Echt waar?’ Ik zag dat Klaas het bijna niet kon geloven. Hij vond het een troostrijke gedachte.