Rutger Bregman herijkt zijn basisinkomen tot een ultraliberaal idee #Tegenlicht

27-11-2018 14:24

Rutger Bregman. Screenshot Tegenlicht/VPRO

Hans van Willigenburg schreef deze zomer de recensies over Zomergasten. Dat smaakt naar meer, vindt ons van TPO. Daarom vanaf nu geregeld TV-recensies van zijn hand. Maar daar hebben we wel uw hulp bij nodig want hij doet het niet gratis. Daarom een vriendelijk verzoek: Doneer aan Hans van Willigenburg! 

Komt dat zien! NPO-televisie zonder cabaretiers, muzikale intermezzo’s, flauwe filmpjes, schaamteloze zelfpromotie en voorgedrukte conclusies, die het leven van het poldermodel moeten rekken. Komt dat zien! Tegenlicht! Met Rutger Bregman. Je kunt vinden van deze jonge historicus wat je wilt, maar sinds zijn wereldwijd gepubliceerde boek Gratis geld voor iedereen, in het Engels creatief vertaald als Utopia for realists, heeft hij zich hoe dan ook niet onverdienstelijk op het wereldtoneel geparachuteerd als spraakmakende denker over economie en samenleving. In de Tegenlicht-uitzending van afgelopen zondag kreeg Bregman ‘carte blanche’ om zijn nieuwste ideeën uiteen te zetten. Als gezegd, zonder de onderbreking van allerlei kijkcijferverhogende ongein, waar ook de NPO helaas een abonnement op heeft.

Was Rutger teruggekomen op zijn hemelbestormende plannen voor een basisinkomen uit 2015? Geenszins. Maar natuurlijk heeft Bregman sindsdien de zigzagroute gevolgd die zijn lievelingsbaby, het basisinkomen, heeft moeten afleggen om ergens voet aan de grond te krijgen. Met lede ogen zal hij hebben toegezien hoe landen, provincies en gemeenten stukjes van zijn avontuurlijke gratis geld-filosofie af knabbelden en het vervolgens onder de term ‘basisinkomen’ tot een opmerkelijke en volwassen maatregel poogden op te poetsen. Maar steeds zaten er bij de voornemens en besluiten van hippe beleidsambtenaren addertjes onder het gras – voorwaarden,  controles, variabelen – die in de rigide visie van Bregman dankzij invoering van het basisinkomen juist overbodig zouden worden. Tja… Laat ambtenaren aan je idee klooien, en je krijgt een halffabricaat dat voor meer in plaats van minder bureaucratie zorgt.

Omdat fanatieke baasjes als Bregman zich niet laten verblinden door een goedlopende boekverkoop en fijne uitnodigingen om overal ter wereld een lezing te komen houden, maar de werkelijkheid écht willen veranderen, sluit ik niet uit dat hij eigenhandig naar Tegenlicht heeft gebeld met het verzoek zijn nieuwste inzichten over het voetlicht te mogen brengen. Ergens tussen 2015 en nu moet Bregman haast wel geconcludeerd hebben dat aan het woord ‘basisinkomen’ de geur van de voedselbank en de gelijkheid van de grijze muizen zat vastgekleefd, en dat zulks ‘de zaak’ geen goed deed. Het basisinkomen, zo besloot Bregman allicht, moest niet langer gezien worden als een ver doorgevoerde vorm van barmhartigheid jegens de minder fortuinlijke medemens, maar als een onverslaanbare investeringsfilosofie. Een zakelijk verstandige zet voor elk land dat zich als goedverdienende en gelukkige BV op de kaart wil zetten. Bregman had dan ook een compleet nieuwe naam voor het basisinkomen bedacht; voortaan heette het ‘burgerschapsdividend’.  En dat ‘burgerschapsdividend’ bestond niet langer uit beduimelde eurobiljetten waar je biscuitjes mee kon kopen om de honger te stillen, maar uit fonkelende biljetten, ‘durfkapitaal in de handen van burgers’ aldus Bregman, die erom smeekten te worden gestoken in een door de bezitter zelf bedachte, slimme, sexy onderneming.

Kortom, we waren getuige van een herijking van jewelste! Bregman bleek niet langer de vriend te zijn (of dat te willen uitdragen) van de drommen behoeftige armoedzaaiers en daklozen, die wegens gebrek aan een basisinkomen van vuilnisbak naar vuilnisbak trokken om aan wat eetbaars te komen. Nee, hij had, ogenschijnlijk althans, de troosteloze stadsjungles verlaten en zijn licht opgestoken in Silicon Valley, waar Mark Zuckerberg  en andere miljardairs de mens benaderen als een ‘uniek individu’, met een ‘unieke potentie’ en ‘unieke kwaliteiten’, die maximaal aan het licht moeten komen en tot een renderend geheel moeten worden gevormd. Door het ‘basisinkomen’ ineens ‘burgerschapsdividend’ te noemen, zag je ineens geen hangmatten meer waarin mensen blowend lagen te wachten op hun basisinkomen, was de associatie met laksheid en verspilling ineens als sneeuw voor de zon verdwenen, en zag je plotseling kwiek doorlopende burgers met hippe laptopkoffertjes die bezig waren van hun ‘burgerschapsdividend’ een veelbelovende pitch in elkaar te draaien, die vroeg of laat zou leiden tot het verwerven van klanten en het volwaardig meedraaien in de ultraliberale tredmolen. ‘De wil om een bijdrage te leveren is enorm,’ verzekerde Bregman ons.

Al met al was het een mooi vergezicht van Rutger. Dat kan hij deksels goed: vergezichten schetsen. Om zijn utopia van het ‘burgerschapsdividend’ een extra duw te geven, fulmineerde hij tot slot tegen bullshit jobs (‘twintig tot dertig procent van de werkende bevolking vindt dat zijn of haar werk geen nut heeft’) en tegen wat hij noemde ‘de renteniersmaatschappij’, waarin mensen bij toeval, door net op tijd een huis te kopen bijvoorbeeld, uit hun neus kunnen gaan pulken. En hun kinderen straks ‘gratis’ in de leukste gedeelten van de stad kunnen wonen, omdat pa en ma, al rentenierend, met een paar tonnetjes bijspringen. Oneerlijk en antiliberaal! vond Bregman. Hij mocht het linkse ‘basisinkomen’ dan als het rechtse ‘burgerschapsdividend’ hebben herijkt; ook dat ‘burgerschapsdividend’, het zogenaamde ‘durfkapitaal voor iedereen’, wilde hij maar zeggen, was nog steeds een probaat middel tegen onterechte ongelijkheid.

Een collectivistische investeringsfilosofie om een meritocratisch totaaluniversum tot stand te brengen, zo luidde mijn samenvatting na de aftiteling van deze Tegenlicht. In de wereld volgens domineeszoon Bregman zou alles voortaan een motief, een plek en een nut hebben, tot de laatste broodkruimels aan toe.

Boeiende tv, waar ik nog enige tijd op zal kauwen.