Het is al vaak gezegd: Thierry Baudet is een verademing. Hij denkt helder, is welbespraakt en blijft onder alle omstandigheden correct en beleefd. Hij brengt als geen ander de dubbelhartigheid van de leden van het parlement aan het licht. Sterker nog: hij maakt zonneklaar dat de Kamer gewoon is wat ze is: een inaccurate representatie van het Volk, ja zelfs iets ergers. Want na ieder regeerakkoord is het parlement slechts ‘een debatingclub voor carrièreyuppies die na vier jaar lippendienst, overtollige moties en spoeddebatten doorstromen naar de Eurocratie in Brussel, de multinationals, of de besturen van voetbalclubs.’ Inderdaad, het zijn de in beton gegoten regeerakkoorden van een politieke kaste waardoor het mogelijk is geweest dat de Tweede Kamer tegen de wensen van het Nederlandse volk in, ingestemd heeft met de privatisering van nutsleveranciers, de islamisering, de oorlog tegen Irak, het associatieverdrag met de Oekraïne, de invoering van de Euro en de intensivering van de immigratie (Marrakech). Dit alles, zegt Baudet, wijst op een falende democratie. Hij meent onze democratie te kunnen corrigeren, onder andere door toevoeging van het referendum. Maar of een dergelijke mutatie succes zal hebben, valt nog maar te bezien. Want uiteindelijk hebben diezelfde Nederlandse kiezers een halve eeuw lang in meerderheid gestemd op partijen die al het voorgaande hebben bekokstoofd. Zulks tot op de dag van vandaag.
Hoe nu te oordelen over het referendum? Allereerst bestaan er gezaghebbende elitetheoretici (Mosca, Michels, Pareto, Dahl en Schumpeter) die hebben aangetoond dat in ieder politiek stelsel er altijd een bepaalde elite is die er de lakens uitdeelt. En dat onze zogenaamde ‘democratie’ niets anders is dan ‘a privileged domain operating in favour of those with significant resources.’ Zo’n ‘façade-democratie’ is volgens deze elitetheoretici noodzakelijk om het ontbreken van substantiële volksinvloed te versluieren. Alleen al de economische geschiedenis overstelpt ons met bewijzen van het bestaan van zo’n ‘elite,’ zij het één die tot dusver de opbrengsten van het samenleven voor zichzelf heeft afgeroomd. Dus een ‘elite’ die zelfs een minimum aan moraal vreemd is. Bovendien kan de wanpresterende ‘elite’ altijd een beroep doen op het democratische dogma van de volkssoevereiniteit dat zegt dat het volk het recht heeft om zijn eigen leiders te kiezen, hoe intellectueel incompetent, slap en amoreel deze ook mogen zijn. En ten slotte kan een onwelkome uitkomst van een referendum over een internationale overeenkomst eenvoudig geneutraliseerd worden door het eraan vast nieten van een ‘inlegvel’.
Kortom, de toevoeging van een referendum aan een systeem dat doelbewust een façade is (en daarbij voordeel heeft van het feit dat het volk verdeeld is), zal geen wezenlijke bedreiging ervan vormen. Anders dan Baudet meent, draait onze democratie – gezien haar fundamentele objectief – dan ook als een tierelier. Kan dit ooit veranderen? Is in de politiek een kwantumsprong mogelijk waardoor de façade verdwijnt en het volk echte invloed zou kunnen hebben? Ik waag dat te betwijfelen. Alleen als zich een cataclysmische catastrofe zou voordoen die de bewindvoerende ‘elite’ wegvaagt (inclusief haar zichtbare en onzichtbare machtsstructuren), kan er een nieuwe start gemaakt worden. Maar zelfs de Franse en Russische revoluties, toen het een ogenblik erop leek dat het Volk werkelijk de macht zou hebben, zijn overeenkomstig de leerstelsels van de elitetheoretici uiteindelijk weer geëvolueerd naar façade-systemen met keizers, zonnekoningen en tsaren (Mitterand, Macron en Poetin). En dan nog, als ik zo brutaal mag zijn iets dergelijks te vragen: is het eigenlijk wel zo goed dat het volk op centraal niveau meebestuurt, al of niet via uitgelokte interventies? Zowel Mussolini als Hitler zijn massaal gesteund door hun respectieve volken.
Ook Bush en Clinton werden overweldigend bijgevallen voor hun aanvalsoorlogen op Servië, Irak en Afghanistan. En dezelfde massa’s stonden achter de Peloponnesische Oorlogen en het proces en de dood van Socrates. ‘People aren’t smart enough for democracy.’ De modale kiezer heeft bijvoorbeeld geen enkel verstand van de gecompliceerde kenmerken van het geld, kenmerken die stuk voor stuk alle het niveau van een expert vereisen. Hij wordt evenmin gehinderd door de lessen van de geschiedenis, de filosofie en de wetenschap. Dat er zoiets zou bestaan als een ‘collectieve wijsheid’ is dan ook een illusie. En dan heb ik het nog niet eens over de laaggeletterdheid van miljoenen Nederlanders. Veeleer dan een politiek dier is de mens een onwetend, overconfident en hoogmoedig wezen. Het zou me niets verbazen als de elitaire intellectueel Baudet (geen diskwalificatie!) dit alles diep in zijn hart ook overweegt en bewaart.