Mensen die de politie actief proberen te helpen, gaan soms te ver. De ruimte die zij claimen én krijgen, kan leiden tot onrechtmatigheden en risico’s voor andere burgers, zoals het zelf overgaan tot opsporing, discriminatie van mensen met een migratieachtergrond of staandehoudingen van verdachte personen. Dat blijkt uit onderzoek van het programma ‘Politie en Wetenschap’.
Volgens de onderzoekers werkt de politie vaker samen met burgers, bijvoorbeeld via buurtpreventieteams en app-groepen. De politie is daarbij nog vooral gericht op urgente meldingen, waardoor minder urgente maar waardevolle informatie onbenut blijft, staat in het onderzoek.
Dat actieve burgers dan zelf maar wat gaan doen, is problematisch. De politie is immers wettelijk bevoegd voor taken rond opsporing, toezicht en handhaving, wordt geacht onpartijdig te zijn en valt onder controle van de overheid. Burgers hebben die bevoegdheden niet en handelen geregeld ook uit eigenbelang, aldus de onderzoekers.
De politie moet volgens de onderzoekers in de praktijk meer betrokken zijn “om actief burgerschap op het terrein van veiligheid in goede banen te leiden”. Het onafhankelijke programma Politie en Wetenschap wordt gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid.
(ANP)