Onlangs is voor het Nederlands publiek bekend geworden wat wij Iraniërs al tijden weten: het Islamistische regime in Iran zit achter tenminste twee moordaanslagen in Nederland. In 2015 werd Mohammad Reza Kolahi Samadi, een lid van de islamistisch-marxistische groepering Mojahedin Khalq, in Almere doodgeschoten door ingehuurde criminelen. Het ging om een vergeldingsactie voor een bomaanslag die hij in 1981 zou hebben gepleegd omdat destijds veel leden van zijn groepering werden geëxecuteerd door de pas gevormde Islamitische Republiek. De tweede liquidatie werd eind 2017 gepleegd toen Ahmad Mola Nissi in Den Haag werd doodgeschoten. Hij was lid van een militante afscheidsbeweging die volgens het regime aanslagen zou hebben gepleegd in Iran. Ook zijn sinds de afgelopen zomer aanslagen op Iraanse dissidenten in Frankrijk en Denemarken verijdeld.
Maar nu ineens, begin 2019, schreeuwen minister Stef Blok en de rest van de Kamer moord en brand, reppen over ‘een schending van de Nederlandse soevereiniteit’ en kondigen ‘EU-brede sancties’ af tegen het regime. Tegelijkertijd zijn ze voorzichtig om Teheran niet op de tenen te trappen door te zeggen dat ze slechts “sterke aanwijzingen’ hebben dat de Islamitische Republiek hier achter zit en lijken de zwakke sancties symboolpolitiek. Sterker nog, Blok zei met zoveel woorden dat “als Iran zich aan de internationale regels houdt, we dan ook gewoon zaken met ze willen doen”. Daarin zit natuurlijk een tegenstrijdigheid: aan de ene kant zoveel heisa, aan de andere kant een erg voorzichtige benadering.
Dat brengt ons bij een ander punt wat wij, opponenten van het Iraanse regime, allang weten: omwille van geo-politieke en economische belangen tolereren Europese regeringen al decennia lang de moordlustige praktijken van het Iraanse regime op Europees grondgebied.
Dit opiniestuk is dan ook niet in de eerste plaats geschreven om de terreur van het islamistische regime in Iran te veroordelen; dat spreekt namelijk voor zich en de gewelddadige aard van de machthebbers in Teheran is ook geen nieuws. Het is aan ons Iraniërs om het regime omver te werpen en in dat kader hoeven we van Europa geen hulp te verwachten, want het is ook nu weer glashelder dat Europese regeringen om allerlei redenen vierkant achter de Iraanse regering staan. Wat we juist wel aan de kaak moeten stellen is het structurele, fundamentele en consistente verraad van mensenrechten en liberale principes door verschillende overheden in Europa – toch de bakermat van het liberalisme – ten opzichte van ons Iraniërs.
Het zal menigeen verbazen, maar de moordaanslagen van het Iraanse regime op Europees grondgebied zijn geen nieuwe ontwikkeling en het betrof vooral mensen die noch militant waren noch terrorist en ook geen aanslag in Iran hadden gepleegd. Integendeel, onder de slachtoffers is menig democratisch tegenstanders van de religieuze dictatuur te vinden, tegenstanders die allemaal noodgedwongen naar het buitenland zijn gevlucht juist vanwege de moordpartijen in Iran. Want precies 40 jaar geleden, na het grijpen van de macht na de Islamitische Revolutie van 1979, verspilden Ayatollah Khomeini en zijn handlangers geen tijd om hun tegenstanders uit het veld te ruimen. Wat begon met het ontmantelen van het leger door vier generaals op het dak van een school voor een vuurpeloton te brengen, zonder enige rechtsgang, nam onvoorstelbare vormen aan met als gevolg tienduizenden executies in de jaren tachtig in Iran waarbij de oppositie (militairen, communisten, socialisten, liberalen en minderheden) allemaal naar de galg dan wel vuurpeloton werden geleid.
De rechterhand van Khomeini in deze misdaden was de notoir bloeddorstige geestelijke Khalkhali maar ook de (later aan het Westen als hervormer gepresenteerde) Ayatollah Rafsanjani heeft er een hand in gehad. Khalkhali was een oudgediende aanhanger van Khomeini sinds de jaren 50 van de vorige eeuw en behoorde toen al tot een militante islamistische groepering genaamd Fedaiyan Islam (‘martelaars van de islam’). Hij was na de revolutie door Khomeini aangewezen als de Sharia Rechter van de revolutionaire rechtbanken en liet op beruchte wijze hele groepen gevangenen zonder rechtsgang, en zelfs zonder bestudering van hun dossiers, executeren. Iraniërs geloven dat hij duizenden de dood in heeft gejaagd. Er wordt gezegd dat zijn motto in dit alles was:
“Als ik je laat executeren en je bent schuldig, dan ga je naar de hel. Mocht je onschuldig zijn geweest, ga je toch naar de hemel en is er dus geen probleem.”
Dit kort geschetste verhaal doet absoluut geen recht aan de omvang van de terreur en horror die Khomeini en zijn Islamitische Republiek in Iran hebben aangericht, maar het geeft wel een beeld hoe hij door middel van massale executies zijn nieuw gevormde staat tot twee keer toe (net na de Islamitische Revolutie van 1979 maar ook net na het einde van de oorlog met Irak in 1988) wist te consolideren. De huidige President Rouhani, ook aan het Westen gepresenteerd als een milde hervormer die je liever aan de macht hebt dan een type als Ahmadinejad, pleitte er destijds in het parlement voor om tegenstanders van het regime openbaar tijdens het vrijdagsgebed op te hangen, zodat het shockeffect groter is.
Het bleef niet bij binnenlands geweld. Ook buiten Iran moesten dissidenten uit het veld worden geruimd. Immers, Khomeini had zelf de revolutie vanuit Parijs geleid. Het ging hier om democratische tegenstanders van het regime en dus niet om terroristen. Het hoogst op de dodenlijst van het regime stond de laatste premier van de Sjah, de (ondertussen) populaire en charismatische Shapour Bakhtiar. Een streng seculiere politicus in Franse stijl, had deze nationalistische premier op het hoogtepunt van de Islamitische Revolutie sterk tegenstand geboden aan Khomeini en het volk luid en duidelijk gewaarschuwd voor de religieuze dictatuur. Men luisterde destijds niet, maar na de revolutie zijn al zijn voorspellingen uitgekomen en heeft hij de status van een held gekregen. Eenmaal gevlucht naar Parijs heeft hij een oppositie op touw gezet. Na twee mislukte pogingen (waarbij zijn Franse buurvrouw en een agent om het leven waren gekomen) slaagde het regime er in 1991 in om Bakhtiar op brute wijze te liquideren. Het feit dat zijn huis door de Franse veiligheidsdiensten streng werd bewaakt, heeft menig complottheorieën onder Iraniërs gevoed dat het Iraanse regime mogelijk een akkoord heeft bereikt met de Fransen. Zijn moordenaar werd in 2011 uitgeruild tegen een Franse studente die in Iran gevangen werd gehouden en werd als held in Teheran onthaald. Veel andere leden van de oppositie, zoals de rijke zakenman Abdorrahman Broumand die tot de oppositie van Bakhtiar behoorde, werden ook begin jaren 90 in Frankrijk vermoord. Daarnaast vielen in 1992 gewapende mannen het Griekse restaurant Mykonos in Berlijn binnen, waar Iraans-Koerdische oppositieleden bijeen waren gekomen, en schoten de boel overhoop waarbij viertal opponenten vermoord. Er zaten uiteraard ook niets vermoedende en onschuldige mensen in het restaurant.
Hier blijft het niet bij: het geweld van het Iraanse regime is niet alleen gericht tegen militanten of seculiere politieke oppositie. Ook de satiricus Fereydoun Farrokhzad (die de islam en Khomeini’s opvattingen vanuit Duitsland en Engeland aan de lopende band belachelijk maakte) werd in 1992 in Bonn op gruwelijke wijze vermoord. Dat is dus al een aantal jaar ná de fatwa tegen Rushdie in 1989. Het laat zien dat ook mensen die niet het politieke veld zijn ingestapt, en gebruik maken van hun vrijheid van meningsuiting, gevaar lopen.
Kortom, de door aanhangers van het totalitaire regime gecreëerde illusie dat enkel terroristen worden geliquideerd is niets meer dan een rookgordijn om te verbergen dat de islamistische machthebbers geen enkele oppositie dulden: niet tegen de staatsmonopolie op het geweld (terroristen en militanten), niet tegen de islamistische staatsvorm (seculiere oppositie) en ook niet tegen de islamistische staatsideologie (cabaretiers, schrijvers en denkers).
Hoe reageerde Europa op al dit geweld? Na de aanslag in het Griekse restaurant in Berlijn werden de ambassadeurs voor een paar weken teruggeroepen, maar na de nodige onderhandelingen met het regime was het weer gewoon business as usual. Dit alles werd gevolgd door nog een golf van liquidaties binnen en buiten Iran eind jaren 90, die bekend staat als de ketenmoorden en waarbij rond 80 politici, intellectuelen en journalisten (voornamelijk binnen Iran) werden omgelegd.
Al het bovenstaande was niet voldoende voor Europese Unie of nationale overheden om actie te ondernemen en zelfs vandaag de dag zegt de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken dus dat er met het regime in Teheran ‘gewoon zaken kunnen worden gedaan’.
Het moge duidelijk zijn dat de moordaanslagen in Nederland niet op zichzelf staan. Ook moge het duidelijk zijn dat het niet enkel gaat over het buitenrechtelijke executeren van bommenleggers en separatisten, maar voornamelijk om het liquideren van seculiere politici, journalisten, en zelfs dus een cartoonist. Nu hebben we het alleen over succesvolle liquidaties en zwijgen we nog over de vele bedreigingen aan het adres van schrijvers en denkers, zoals de prominente islamcriticus Bahram Moshiri in de Verenigde Staten.
Zet bovenstaande af tegen de gruwelijke moord op Jamal Khashoggi en de reactie van Europa toen Donald Trump openlijk toegaf de economische belangen met de Saudi’s niet op het spel te willen zetten. De Europese leiders speelden een toneelstukje toen ze voor de camera’s van de G20 in Argentinië langs de Saudische kroonprins, die de moordaanslag op de journalist hoogstwaarschijnlijk heeft afgevaardigd, paradeerden zonder zijn hand te schudden. Putin mag dan een schurk zijn, maar hij was in ieder geval openlijk een schurk toen hij de bloedige hand van die kroonprins wel gewoon schudde. Want vergis u niet: Europese leiders schudden diezelfde hand net zo hard achter de schermen, maar uit angst voor de publieke opinie doen ze voor de camera’s alsof ze echt strijden voor mensenrechten.
Het is in dit licht van opportunisme en schijnheiligheid dat we de Iraanse liquidaties in Nederland moeten beschouwen. De eerste moord werd in 2015 gepleegd, de ander in 2017. Maar pas in de zomer van 2018, toen een aanslag in Parijs was verijdeld, werden twee Iraanse ‘diplomaten; in alle stilte weggestuurd. En nu, in januari 2019 (!) en drie maanden na de sancties die Frankrijk inzette, claimt Stef Blok dat “mede op voordracht van Nederland” de EU maatregelen neemt tegen Iran en rept diezelfde minister over “schending van de Nederlandse soevereiniteit.” Het is duidelijk dat deze (overigens zeer zwakke) EU-maatregelen tegen het Iraanse regime op Frans-Deens initiatief zijn gestart en de liquidaties in Nederland ook daarin zijn meegenomen.
Maar terwijl de Iraanse terreur in de jaren 90 achter de schermen kon worden opgelost tussen de regeringen en de media een ander verhaal kregen voorgeschoteld kan dat vandaag de dag niet meer. De publieke opinie wordt nu voor een aanzienlijk gedeelte, en zonder staatsregie, ook op social media gevormd. In dat kader isn het goed bekend te zijn met de dreigende revolutie in Iran en het toenemende activisme van oppositieleden in het buitenland, dus ook hier in Europa. De situatie in Iran is namelijk explosief: aan de ene kant staat de economie op de rand van instorten, aan de andere kant is de roep om omverwerping van het regime luider dan ooit, zowel bij de gewone man als bij de oppositie in het binnen- en buitenland. Als gevolg hiervan is het activisme van oppositiegroeperingen in Europa en Amerika verhevigd en zal het Iraanse regime ongetwijfeld proberen om meer oppositieleden te liquideren door aanslagen te plegen.
Europese burgers, erfgenamen van het liberalisme, hebben de plicht hun regeringen onder druk te zetten om de Iraanse oppositie optimaal te beschermen en zich keihard op te stellen tegen het Iraanse regime. Dat betekent in de eerste plaats dat de oppositie in de EU, en vooral hier in Nederland, optimaal moet worden beschermd. Dat houdt niet alleen in dat de activiteiten van de Iraanse inlichtingendiensten en de Iraanse ambassade extreem goed in de gaten moet worden gehouden, maar ook dat prominente opponenten (met of zonder hun medeweten) worden beschermd. De twee door Iran gepleegde liquidaties in Nederland zijn een falen van de overheid om burgers te beschermen.
Ook moet het Nederlandse signaal naar het regime in Teheran niet zijn dat ‘we gewoon zaken kunnen blijven doen’, maar dat de regering juist een uiterst kritische houding moet aannemen en andere EU-landen hoort aan te sporen om door politieke en economische druk het Iraanse regime te dwingen voor eens en altijd te stoppen met liquidaties. Daarmee bescherm je niet alleen mensenlevens maar ook soevereiniteit.
Tot slot moet de Nederlandse overheid stoppen met de hypocrisie. Laat ofwel al krokodillentranen vanwege ‘soevereiniteitsschending’ en ‘aanslagen op Nederlandse burgers; achterwege en drijf gewoon handel met welk smerig regime waar dan ook ter wereld, of zorg ervoor dat er consequenties volgen op het liquideren van opponenten in Nederland.