De meeste politici en kiezers hebben geen ervaring met het modelleren van complexe fenomenen. Zij hebben vrijwel zeker geen werkelijk inzicht in de (subjectieve) keuzemomenten in deze activiteit. Hetzelfde probleem speelt bij de vraag op welke wijze je de dimensies van een fenomeen nu eigenlijk het best kan meten. En of de aangewende methoden voldoende accuraat en betrouwbaar zijn. Bij het voorgaande komt vervolgens nog dat de meeste politici en kiezers door hun kennisleemten moeilijk kunnen differentiëren tussen natuurwetenschappelijke claims en puur activisme. Ze beseffen daardoor onvoldoende dat het praten over zogenaamde ‘feiten’ neerkomt op het praten over de uitkomsten van modellen (dus inclusief hun aannames, onzekerheden en schattingen).
Parallel aan de onwetendheid bij het publiek bestaat er ook nog eens onwetendheid bij de natuurwetenschappers zelf. Want ook zij snappen nog steeds bar weinig van de meeste aandrijvers van het klimaat. Daarom beroepen vorengenoemde politici en kiezers zich ten onrechte op een communis opinio (en nog meer ten onrechte op allerlei opiniepeilingen onder het volk) omdat zo’n communis opinio onder de natuurkundigen en klimaatwetenschappers bij de huidige stand van zaken helemaal niet kan bestaan.
(Nog geen twee weken na het uitkomen van de klimaatbrochure van de KNAW vroeg een breed samengestelde groep wetenschappers en klimaatonderzoekers om terugtrekking daarvan!)
Waar men in ieder geval zeker voor moet oppassen zijn de groupthink uitkomsten van het IPCC, een VN-panel dat volgens insiders zeer geleerde klimaatsceptici systematisch buiten de deur houdt en zichzelf zo berooft van de methodologisch noodzakelijke contra-informatie. Waarom, trouwens, hoor je zo weinig over de opinies van betrouwbare, niet alarmistische instituten als bijvoorbeeld het Centraal Planbureau, de Universiteit Groningen en het Max Planck instituut?
En dan is er nog iets. In een discussie tussen Jetten en Baudet (in de Tweede Kamer, eerste week van februari) verweet eerstgenoemde Baudet dat hij geen onderscheid maakt tussen investeringen en kosten. Dat onderscheid heeft uiteraard alleen maar zin als je verwacht dat je investeringen wat opleveren. Maar als de beroering over het klimaat duidt op een non-event, of op te verwaarlozen opbrengsten, dan is er geen sprake van investeringen maar van onnodig gemaakte kosten. Dit laatste zal sowieso de uitkomst zijn wanneer ooit de temperatuur van de aarde weer zal gaan dalen (de temperatuur ervan gaat immers op en neer). Want in dat geval redden we het bij lange na niet met zon- en windenergie.
Helaas zal Nederland, als de klimaatwet doorgaat, dan niet meer over onze huidige energie-infrastructuur beschikken. Wat dat betreft zou men beter 1000 miljard euro’s kunnen steken in de verdere ontwikkeling van kernenergie, dit keer op basis van thorium (geen afval) in plaats van uranium (wel afval). In dat geval zouden we het gekissebis over het klimaat kunnen laten voor wat het is: een nog onvoldoende uitgekristalliseerd wetenschappelijk debat.
Enfin, wat er ook zij van dit alles, de klimaatdiscussie wordt teveel beheerst door irrationele emoties en te weinig kennis. En zelfs de wél beschikbare kennis is ontoereikend om er een ‘wereldschokkend beleid’ op te baseren, temeer als landen als Rusland, China, Amerika, India en heel Afrika er niet aan meedoen. Opvallend is in ieder geval dat Duitsland op het punt staat akkoord te gaan met het aanleggen van een gaspijp vanuit Rusland. En even opvallend, en mogelijk zorgwekkend, is dat China momenteel voorligt in de ontwikkeling van kernenergie op basis van thorium.