Deze week zien we geen verschuivingen in politieke voorkeur. De cijfers van vandaag zijn afgezet tegen die van vlak voor de Provinciale Verkiezingen van 2015. De grote verschillen zien we dan bij CDA en D66 die in die vier jaar ongeveer gehalveerd zijn. Ten opzichte van vier jaar geleden staan PVV en SP ook op duidelijk verlies.
De 37 Tweede Kamerzetels die deze vier partijen nu lager staan dan vier jaar geleden, worden vooral gewonnen door FVD, GroenLinks en DENK. Maar we zien ook dat Partij voor de Dieren, 50PLUS en ChristenUnie er beter voor staan dan 4 jaar geleden.
De grote vraag van 20 maart lijkt niet te worden of de coalitie de meerderheid in de Eerste Kamer houdt, maar of de coalitie al dan niet twee partijen nodig zal hebben om een meerderheid in de Eerste Kamer te behalen en welke partij of partijen dat dan zullen zijn.
In het onderzoek van vandaag zijn t.a.v. VVD, CDA en D66 vragen gesteld over de mogelijke lijsttrekker bij de volgende Tweede Kamerverkiezingen. (pdf) Met name interessant om de ontwikkeling van deze cijfers te volgens op het moment dat het echt opportuun wordt.
Inmiddels hebben de burgers meer inzicht in de ontwikkeling van hun koopkracht in 2019. We zien dat slechts 16 procent oordeelt dat de koopkracht is gestegen. De verschillen naar politieke voorkeur zijn groot. (Dit is geen objectieve vaststelling van hun koopkrachtontwikkeling, dus het oordeel erover kan ook beïnvloed worden door de politieke voorkeur.)
Kiezers van VVD, CDA en D66 die nu aangeven die partij niet meer te stemmen, zijn beduidend negatiever over de ontwikkeling van hun koopkracht dan de kiezers die deze regeringspartijen sinds 2017 trouw zijn gebleven. Zo meldt 41 procent van de trouwe D66-kiezers dat de koopkracht is gestegen. Van degenen die nu geen D66 meer stemmen is dat 20 procent. Bij de VVD is dat resp. 25 procent en 17 procent, en bij het CDA resp. 19 procent en 11 procent.
Terwijl 73 procent van de huidige VVD-kiezers aangeeft geen zorgen te hebben over de financiële toekomst, is dat onder de VVD-kiezers van 2017, die nu geen VVD zeggen te stemmen, maar 41 procent. Deze groep kiezers stemt nu vooral FVD. Bij CDA-kiezers zijn deze cijfers resp. 44 procent en 27 procent en bij D66-kiezers resp. 63 procent en 57 procent. Het verschil is dus het kleinst bij D66. Daar lijken immateriële zaken een belangrijkere rol te spelen bij het niet meer kiezen voor deze partij.