De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) verkeert al sinds haar ontstaan in een identiteitscrisis. De laatste tijd kiest de kerk steeds vaker voor een activistische vlucht naar voren.
Toen in januari van dit jaar de discussie rond de Nashville-verklaring losbarstte, waren vertegenwoordigers van de kerken er als de kippen bij om de verklaring te veroordelen, of zich er tenminste van te distantiëren. Van honderden kerktorens wapperden regenboogvlaggen en op Facebook ging een oproep rond om die zondag in zoveel mogelijk kerken een lied over ‘veelkleurige liefde’ te laten zingen. Binnen enkele dagen liet de kerk zich meeslepen in een mediahype. Een vergelijkbare dynamiek was merkbaar rond de mogelijke uitzetting van het Armeense gezin Tamrazyan. Vertegenwoordigers van de Protestantse kerk associeerden zich opzichtig met deze actie. Op het eerste gezicht niets mis mee. Maar de gedrevenheid waarmee juist deze actie werd uitgekozen om het maatschappelijk engagement van de kerk met afgewezen asielzoekers te tonen, gaf me toch te denken.
Enige tijd daarvoor kwam ik regelmatig in het uitzetcentrum bij de luchthaven in Rotterdam. Daar werkte ook een predikant in dienst van de PKN. Emotioneel zeer belastend werk. Elke week een kerkdienst met mensen waarvan je niet wist of ze er de week daarna nog zouden zijn. Ik ging er van uit dat de kerkleiding wel erg geïnteresseerd zou zijn in dat werk. Als je begaan bent met asielzoekers, en in het bijzonder met christelijke asielzoekers die wekelijks werden uitgezet naar landen als Pakistan en Afghanistan, was dit toch de plek waar je moest zijn.
Tot mijn verbazing was dat niet het geval. De kerk belde nooit om te informeren naar het welzijn van deze predikant of van de christenen die daar op uitzetting wachtten. Naarmate de aandacht voor het Armeense gezin groter werd en de actie langer duurde, groeide ook het contrast met de desinteresse voor het uitzetcentrum en de situatie van christenen in de islamitische wereld. Christenvervolging is in de PKN, net als in de samenleving, een rechts thema geworden. Het is mooi dat er aandacht was voor het Armeense gezin, maar er zijn ergere zaken dan mensen die teruggestuurd worden naar een veilig en christelijk land als Armenië.
Het afgelopen weekend bereikte het protestantse progressivisme een voorlopig hoogtepunt. Met een zelden vertoonde geloofsijver maakte de PKN bekend zich aan te sluiten bij de klimaatmars van 10 maart. Opnieuw: op het eerste gezicht een goed doel. Maar wie zich serieus verdiept in de ideologische achtergronden van de klimaatlobby, moet op zijn minst concluderen dat een kerk hier nooit onverdeeld in mee kan gaan. Ik ben geen expert op dit gebied, maar wie overweegt klimaatscepticus te worden kan ik van harte het boek De staat van het klimaat van Marcel Crok aanbevelen. Naar mijn inschatting een grondig, genuanceerd en vooral relativerende studie.
Een onderwerp dat Crok niet bespreekt, maar wat juist de kerken ter harte zou moeten gaan, is de levensbeschouwelijke achtergrond van de hedendaagse klimaatbeweging. Daar zitten onmiskenbaar antichristelijke en anti-humanistische elementen in. Met name de Amerikaanse klimaatwetenschapper Tim Ball benadrukt hoezeer de klimaatbeweging voortkomt uit het denken van Thomas Malthus. Volgens Malthus was de menselijke soort de grootste bedreiging voor het voortbestaan van de planeet. Dit denken loopt via de Club van Rome, die voortdurend het schrikbeeld opriep van de catastrofale gevolgen van overbevolking, door in het hedendaagse klimaatdenken.
Dit verklaart ook waarom bijvoorbeeld het stimuleren van geboortebeperking en abortus hoog op de agenda staan van de linkse milieubeweging. Een sprekend voorbeeld hiervan is John Holdren. In de jaren 70 behoorde hij tot de radicale neo-malthusianen van de Club van Rome. In het boek Ecoscience uit 1977 pleitte hij bijvoorbeeld voor gedwongen sterilisatie en abortus. In 2009 werd hij de belangrijkste adviseur over milieuzaken van president Obama en was hij nauw betrokken bij het IPCC-klimaatpanel. De hedendaagse klimaatbeweging is doortrokken van dergelijk radicalisme en de kerk zou er goed aan doen hiervan de nodige afstand te bewaren. Het tegenovergestelde gebeurt. De kerk geeft letterlijk haar zegen aan de klimaatmars en trekt het hele register van liturgie, gebed en gemeentezang open om de klimaatreligie bij te vallen.
Een heel ander probleem is dat het doemdenken over het klimaat politiek functioneert als een ‘shock doctrine’. Het geeft overheden carte blanche om zeer diep in te grijpen in de economie, de samenleving en in de manier waarop mensen hun leven vorm willen geven. Je hoeft echt geen conservatief te zijn om te zien dat burgerlijke vrijheden onder druk staan, als een overheid het tot haar taak gaat rekenen om de planeet van de ondergang te redden. Opnieuw: wat doen de kerken? Zien zij het grotere verband en bieden zij een genuanceerde visie op deze ontwikkelingen? Nee. De kerk gaat kritiekloos mee in een zeer dubieus maatschappelijk en politiek programma. En voor zover het nog niet duidelijk was dat de klimaatbeweging een quasi-religie is die inspeelt op ondergangsgevoelens, doet ze er nog een schepje bovenop. De kerk verspreidde speciaal voor de klimaatmars een lied:
Kyrieleis, heb medelijden,
de schepping roept, de aarde smeekt –
dit is toch niet het eind der tijden,
nu hebzucht wereldwijd zich wreekt?
Met dergelijke rijmelarij wordt christelijk denken over het einde der tijden, kritiekloos vermengd met seculier klimaatactivisme. Het resultaat is politieke correctheid ‘on steroids’.
Uit onderzoeken blijkt keer op keer dat de kerken laag scoren op betrouwbaarheid. Ze doen het nog minder dan de politiek en de journalistiek. Zou dat misschien te maken kunnen hebben met dit soort modieus activisme en selectief engagement?
Lees meer van Henk-Jan Prosman.
Dit artikel is gratis te lezen voor iedereen. Met een TPO+-abonnement leest u ook de door Henk-Jan Prosman exclusief voor TPO+ geschreven artikelen (en artikelen van vele andere auteurs).