Dit is een gratis en voor iedereen leesbaar artikel, maar als u een abonnement op TPO+ neemt kunt u nóg meer briljante artikelen van Hans van Willigenburg lezen, en nog heel veel meer moois. Dus neem nu een abonnement op TPO+!
Eén van de beproefde mechanismen bij het creëren van een vijandbeeld, misschien zelfs fundamenteel onmisbaar daarbij, is dat je zelf pretendeert ‘van smetten vrij’ te zijn. Ofwel, aan alle eigenschappen van de vijand en de nare gevolgen daarvan beweer jijzelf part noch deel te hebben. ‘De hel, dat zijn de anderen,’ om de Franse filosoof Jean-Paul Sartre te citeren. In de Buitenhof-aflevering van gisteren deed schrijver Joost de Vries (1983) naar aanleiding van zijn pamflet Echte pretentie erg zijn best ‘het populisme’ of ‘de populisten’ aan te wijzen als een te determineren horde saboteurs en sfeerbedervers die de verlichte, westerse samenleving bezig zijn te vergiftigen.
Het medicijn dat hij met échte pretentie tegen deze vergiftiging voorschreef was dat we met z’n allen iets gaan doen – meer denken, meer voelen, meer discussiëren en vooral veel meer boeken lezen – dat een bepaalde bevolkingsgroep, zeg maar de cultuurdragers in de hoofdstad, al onder de knie heeft. Dus hoe raar en beledigend is het eigenlijk, zo redeneerde De Vries, dat deze cultuurdragers (waaronder hijzelf), die eigenlijk een voorbeeld voor iedereen behoren te zijn, steeds zo denigrerend door mainstream politici worden bejegend. Cultuur, zo suggereerde De Vries, brengt je waardevolle kennis en doet je geestelijk naderen tot ‘wat het betekent om mens te zijn’. Nu zal ik de laatste zijn om luchtig te doen over de noodzaak van onderwijs, cultuur en gretige nieuwsgierigheid, maar hier was iemand bezig de kijkers te laten geloven dat je om een volledig, ontwikkeld mens te zijn, of te worden, eerst langs Joost de Vries en zijn boeken schrijvende vrienden en vriendinnen langs moet, of beter nog: hun boeken, geschriften en andere cultuurproducten tot je moet nemen. Pas dan kun je pas werkelijk weten ‘wat het betekent om mens te zijn’, ahum.
Het was alsof Joost de Vries een culturele ANWB aanbeval waar je de juiste vragen leerde te stellen en vervolgens de juiste antwoorden – uit één van zijn eigen boeken of die van zijn vrienden en kennissen – erbij kreeg geserveerd. (Wat u zegt, meneer De Vries, behoorlijk pretentieus). Vergiste ik me nou of keken we inderdaad naar een figuur die in de vermomming van een Ruimdenkende Intellectueel probeerde de kwijnende vraag naar voorspelbare, linksdraaiende boeken en opinies uit de grachtengordel een halt toe te roepen? Dat De Vries bij het horen van de naam Thierry Baudet – een politicus nota bene die wel eens een boek leest, welaan, zelfs boeken schrijft! – meteen een geheel andere toon aansloeg en meende dat deze politicus zijn academische kennis en de namen van grote denkers op een verkeerde manier inzette, wees er niet op dat de culturele ANWB van Joost de Vries een ruimhartig toelatingsbeleid hanteerde. Kortom, het had er alle schijn van dat de eenheidsworst waar de ‘populisten’ ons land en volk in probeerden te veranderen (volgens De Vries, dan) prima kon wedijveren met de eenheidsworst van correcte kunstwerken die hijzelf onder het mom van noodzakelijke denkstof, culturele ontwikkeling en diversiteit aan ons wilde slijten.
Interviewer Jort Kelder – die dit interview meesterlijk opbouwde – opperde aan het slot dat een beetje kerel annex kunstenaar de hoon van politici juist verwelkomt en superieur van zich af laat glijden, maar De Vries, met zijn koffer vol echte pretenties, gaf toe dat hij ermee zat. En keek erbij alsof hij halverwege de dertig eigenlijk al wel een sokkeltje en een standbeeld verdiende, in plaats van sneren uit Het Binnenhof, waarvoor de witte wijn kennelijk geen verzachting bood.
Hoewel ik de roep om meer respect en aandacht voor cultuur van harte ondersteun en zeker niet elke euro richting kunst, zoals Wilders, als verspilling beschouw, ben ik vooral reuze blij dat ik ook buiten de grachtengordel kan ontdekken ‘wat het betekent om mens te zijn’ en dat lieden als Joost de Vries en consorten, die dagelijks rond cirkelen op luttele vierkante kilometers van de hoofdstad en de literaire jury’s bevolken, luidkeels huilebalken over het verdwijnen van hun monopolie op wat wel en niet de moeite van het lezen en bekijken waard is.
Wanneer ik het raadsel van het leven ergens op aarde zou moeten lokaliseren, zou ik door de Amsterdamse binnenstad als eerste een kruis zetten. Als ergens het aantal antwoorden (hoe wij moeten denken) het aantal vragen overtreft en de eenheidsworst als kool blijft groeien, is het daar wel.
De hel, dat ben je deels zelf, Joost.