Er komen Provinciale Statenverkiezingen aan waarbij de coalitie hoogstwaarschijnlijk flink gaat verliezen. Maak je borst dus maar nat voor allerlei voorstellen en proefballonnetjes van politici en opiniemakers om de Eerste Kamer af te schaffen of zodanig te hervormen dat hij niet meer ‘politiek’ van aard is, zodat Rutte III haar beleid vredig voort kan zetten.
De aftrap was afgelopen week voor JOVD-bestuursleden Stijn de Vreede en Lars Benthin, die in de Volkskrant een opiniestuk schreven waarin zij stelden dat de politisering van de Eerste Kamer ‘een gevaar voor de democratie’ is. Ze betoogden dat partijen als Forum voor Democratie en GroenLinks de apolitieke chambre de réflexion misbruiken voor goedkope oppositiespelletjes als zij via hun Eerste Kamerfracties het kabinet dwarsliggen. Een merkwaardige opmerking: ten eerste is de Eerste Kamer sinds haar ontstaan in moderne vorm in 1848 al een uitgesproken politieke institutie. Ten tweede is de politieke functie van de Eerste Kamer op dit moment een logische compensatie is voor de impopulariteit van het kabinet.
De mate van politisering in de Eerste Kamer is niet wezenlijk anders dan vroeger. Het verschil is dat kabinetten vroeger met hun vaak ruime meerderheden niet met oppositiepartijen moesten onderhandelen maar met dissidente senatoren van coalitiepartijen. Tijdens de kabinetten-Lubbers was CDA-senator Ad Kaland bijvoorbeeld regelmatig kritisch op kabinetsbeleid. In 1999 torpedeerde VVD-senator Hans Wiegel de invoering van het correctief referendum. Het verschil tussen toen en nu is dat partijen gemakkelijker druk kunnen uitoefenen op senatoren uit hun eigen gelederen dan op senatoren van andere partijen, waardoor een regering moeilijker punten kan afdwingen. Het gaat echter in beide gevallen om politieke onderhandelingen: het maakt institutioneel niet uit of Hans Wiegel als VVD-senator of Henk Otten als FVD-senator een regeringsvoorstel wegstemt.
De JOVD-bestuursleden pleiten in hun artikel om de Eerste Kamer via ingrijpende hervormingen te depolitiseren. Dit is echter inherent onmogelijk: zolang er verkozen politici met verschillende ideologische opvattingen in zitten heeft de Eerste Kamer per definitie ook een politieke functie. Als de JOVD’ers vinden dat wetten in de Eerste Kamer alleen op legaliteit en toepasbaarheid moeten worden getoetst moeten ze pleiten voor een constitutioneel hof of een bindende adviesfunctie voor de Raad van State. Politieke reflectie op wetten is net zo goed onderdeel van de chambre de réflexion als juridische en praktische reflectie.
Die politieke reflectie is binnenkort hard nodig gezien het (waarschijnlijk) aanstaande verlies van de coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Oppositiepartijen kunnen de Eerste Kamer alleen inzetten tegen regeringsbeleid als de coalitepartijen sterk aan draagvlak verliezen. Bij de formatie van Rutte III is er bewust voor gekozen om een coalitie te sluiten met een flinterdunne meerderheid en ideologisch uiteenlopende partijen. Met de herinnering aan kabinet-Rutte II vers in het geheugen wist de coalitie dondersgoed dat dit kon leiden tot lage tevredenheidscijfers en het verlies van de meerderheid in de Eerste Kamer.
Wanneer de oppositie een meerderheid wint in de Eerste Kamer verkrijgt zij in zekere zin het mandaat van de bevolking om beleidswijzigingen af te dwingen bij de regering. De Eerste Kamer is immers een democratisch instituut waarbij de meerderheid beslist, hoe erudiet en onafhankelijk senatoren ook zijn. Hun achterban verwacht niets anders. De Nederlandse bevolking heroverweegt haar steun aan de coalitiepartijen en de Eerste Kamer reflecteert daarop: dat is ook réflexion. De Eerste Kamer een ‘politiek dramorgaan tegen het kabinet’ noemen omdat ze haar veranderde politieke samenstelling gebruikt om concessies te winnen voor de oppositie is ondemocratisch, omdat het de onafhankelijke positie van de wetgevende macht kleineert. Kritisch zijn op het kabinet is nooit verkeerd voor Kamerleden; tegen voorstellen stemmen ook niet.
De Eerste Kamer heeft nu eenmaal het recht om politieke concessies van het kabinet te eisen, net zo goed als zij het recht heeft om wetten juridisch en praktisch te bekritiseren: senatoren hebben niet voor niets politieke affiliatie. De Eerste Kamer is een oud democratisch instituut dat haar waarde na bijna twee eeuwen ruimschoots bewezen heeft, hoeveel gemor er ook is vanuit regering en coalitiepartijen als ze met dwarsliggende senatoren te maken krijgen. Laten we daar komende tijd eens op reflecteren.