Op 20 maart nemen we een hypotheek op de toekomst. De uitslagen van de provinciale verkiezingen bepalen niet alleen of de huidige regering van Mark Rutte kan blijven doorregeren, maar ook welke coalities in de toekomst mogelijk zullen zijn. De nieuwe statenleden die we nu kiezen stemmen op 27 mei voor een nieuwe senaat en die blijft zitten tot 2023. Al die jaren is elke nieuwe regering afhankelijk van de steun van deze Eerste Kamer. In 2021 staan de volgende verkiezingen voor de Tweede Kamer gepland – als dit kabinet valt zijn die verkiezingen al eerder. Maar de senaat die nu wordt gekozen zal er dan nog zitten.
Het is allemaal de schuld van de Belgen. In 1830 scheidden die zich af van Nederland en lieten ons achter met een Koning en met een Eerste Kamer. Nadat Napoleon in 1815 (Slag bij Waterloo) was verslagen wilden vooral de Engelsen en de Pruisen een stevige buffer tegen Frankrijk en dwongen zij ons en de Belgen samen te gaan in een nieuw Koninkrijk. De Franstalige adel in België wilde zich echter niet de les laten lezen door die Hollandse handelaren en eiste een aparte Kamer voor de adel. Vijftien jaar later scheidden de Belgen zich alweer van ons af, maar Koning Willem I hield de Eerste Kamer graag in stand.
De leden van de Eerste Kamer werden destijds door de Koning benoemd, de leden van de Tweede Kamer werden gekozen door de leden van de Provinciale Staten. In 1848 kregen we door toedoen van de liberaal Thorbecke een nieuwe Grondwet en werd de Tweede Kamer voortaan rechtstreeks gekozen door de bevolking. Voor Thorbecke was dit een goede gelegenheid om de Eerste Kamer op te heffen, na het vertrek van de Belgen was die toch overbodig geworden. Het was echter de Koning (Willem II), daarin gesteund door de conservatieve elite in ons land, die de Eerste Kamer wilde behouden. Wat dan ook gebeurde.
De conservatieven probeerden hun eigen macht in het parlement te versterken, maar de liberalen deden precies hetzelfde. Het kiesrecht van Thorbecke gold alleen voor mannen boven de 23 jaar die een bepaald inkomen hadden (waarover zij belasting betaalden). Na de liberale Grondwet van Thorbecke mocht in ons land minder dan tien procent van de mensen stemmen. De strijd voor het algemeen kiesrecht moest nog beginnen en zou vooral worden gevoerd door de socialisten, onder leiding van Domela Nieuwenhuis. De politiek zou alleen naar de mensen luisteren als die in staat zouden zijn om hun stem te laten horen.
Dit jaar is het honderd jaar geleden dat in ons land iedereen een stem kreeg, maar bij de verkiezingen volgende week zal lang niet iedereen van dat stemrecht gebruik gaan maken. De kans is zelfs groot dat niet eens de helft van de mensen zal gaan stemmen. Ik snap dat ook wel, omdat deze verkiezingen het gevolg zijn van een onbegrijpelijk verleden. Nederland heeft helemaal geen Eerste Kamer nodig, maar we zijn er nooit in geslaagd om die af te schaffen. De mensen kunnen de Eerste Kamerleden ook helemaal niet kiezen, dat gebeurt door de Provinciale Staten. De Eerste Kamer had al in 1848 moeten worden afgeschaft.
Toch hebben we nog steeds een Eerste Kamer en die heeft ook heel veel macht, omdat een regering niet kan regeren zonder steun in de senaat. Daarom zijn deze verkiezingen wel degelijk een ‘referendum over Rutte’, zoals Lilian Marijnissen zegt. Maar deze verkiezingen bepalen niet alleen de toekomst van Rutte. Deze verkiezingen gaan niet alleen over deze regering, maar ook over de volgende, omdat de nieuwe verhoudingen in de Eerste Kamer ook van invloed zijn op de mogelijke coalities in de toekomst. Als u 20 maart thuis blijft laat u anderen niet alleen de Eerste Kamer, maar ook de toekomstige regering bepalen.