Het was mooier geweest als het Klimaatakkoord de berekeningen glansrijk had doorstaan. Maar de toekomst laat zich nou eenmaal niet ontwerpen. Ook niet aan klimaattafels vol maatschappelijke eendracht en een heilig doel.
Er zijn wensen en plannen en er is de werkelijkheid. Wie iets wil zeggen over de werkelijkheid in 2030 of in 2050 ontkomt niet aan het ongewisse. Die reality check is de grootste winst van de noeste doorrekening van het Klimaatakkoord.
Het is verkiezingstijd en dus zal het vooral gaan over een andere verdeling van de kosten – burgers wat minder, bedrijven wat meer – en over extra stappen om de klimaatdoelen van Parijs te halen.
Sta uzelf enige achterdocht toe bij politici die pleiten voor een ‘eerlijker’ verdeling van de lasten. Dat klinkt mooi, maar och, de werkelijkheid. De CO2-belasting gaat de industrie doorrekenen aan zijn afnemers en die afnemers brengen het op hun beurt in rekening bij u.
Daarnaast zullen aanpassingen aan uw huis en vervoer meer gaan kosten dan wat er nu geroepen wordt. De overheid zet met regels, subsidies en boetes een grote vraag naar verduurzaming in de markt. En waar consumenten tot aankopen gedwongen worden kunnen prijzen alleen nog maar omhoog.
Over het halen van de klimaatdoelen is het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) pessimistisch en onzeker. Het is namelijk moeilijk te voorspellen hoe de prikkels precies gaan uitpakken. Het ‘kwartje van Kok‘ en andere accijnsverhogingen hebben nooit voor minder auto’s gezorgd. Onzekerheid troef bij het PBL of de maatregelen ons gedrag wel in de gewenste richting duwen.
Het effect van veel maatregelen is zo onvoorspelbaar, dat het klimaatakkoord te weinig houvast biedt om de CO2-doelstellingen voor 2030 te halen. Laat staan dat er met zekerheid al iets te zeggen valt over de doelen voor 2050.
Het zal leiden tot een roep om extra maatregelen. Maar die extra maatregelen bieden niet méér zekerheid over het gedrag van burgers en bedrijven. En dus brengen ook extra maatregelen de CO2-doelen niet dichterbij.
Maar de grootste onzekerheid betreft de duurzame energie zelf. Naast zon- en windenergie leunt het Klimaatakkoord zwaar op het bijstoken met biomassa. De voorraad biomassa is niet oneindig en volgens het PBL zal er vanaf 2030 al schaarste ontstaan.
Ook zon- en windenergie bieden geen houvast voor de reductie van broeikasgassen. De gewenste capaciteit aan windmolens en zonnepanelen is wel te berekenen, maar over het aantal dagen zon en wind gaan wij niet.
Zon- en windenergie zijn in ons deel van de wereld onbetrouwbaar. Duitsland is nog altijd voor meer dan de helft van z’n energieconsumptie aangewezen op het stoken van fossiele brandstoffen. Vuil, maar vooralsnog onmisbaar. Ook als er weinig zon en weinig wind is.
Ondanks de enorme investeringen in duurzame energie is de uitstoot van CO2 is in Duitsland al jaren zo goed als onveranderd.
Dus wat is de doorgerekende werkelijkheid voor het Nederlandse Klimaatakkoord? Dat het met de huidige maatregelen waarschijnlijk niet gaat lukken. En met de extra stappen evenmin.
Er is één oplossing aan de klimaattafels taboe verklaard. De oplossing die in Zweden en Frankrijk al veertig jaar de meeste energie levert zonder CO2. De doorrekening van de klimaatplannen geven alle aanleiding, om met elkaar het echte gesprek aan te gaan over de bijdrage van kernenergie aan een toekomst zonder broeikasgassen.
Deze column werd eerder gepubliceerd op RTLZ.nl.