Gedurende de Amerikaanse verkiezingscampagne bestond er geen geheime samenwerking tussen president Donald Trump en de Russische president Vladimir Poetin. Het grote nieuws lijkt door een achterdeur alweer vertrokken. Maar voor Democraten en voor een aanzienlijk deel van de Amerikaanse (en Nederlandse) pers kon de conclusie van speciaal aanklager Mueller niet dramatischer.
Het begon allemaal op 22 juli 2016, ruim drie maanden voor de verkiezingen. De klokkenluiders van WikiLeaks publiceerden 19 duizend e-mails uit de top van de Democratische Partij. Het slechte nieuws voor die partij was dat uit de e-mails bleek dat het neutraal geachte bestuur van de partij, kandidaat Bernie Sanders had gesaboteerd ten gunste van de andere kandidaat, Hillary Clinton.
Echt gebeurd en rampzalige pr voor Clinton in haar eindstrijd met Donald Trump.
De e-mails bleken gestolen door Russische hackers. Die hadden ze vervolgens afgeleverd bij WikiLeaks. Alles met het doel Clinton van de overwinning af te houden. Poetin kon zich wel een andere kandidaat wensen.
In alle berichtgeving die volgde over de gehackte e-mails, verloor het saboteren van Bernie Sanders het van het beeld dat de Russen zich mengden in de Amerikaanse verkiezingsstrijd. Een kwalijke zaak, maar niet gespeend van ironie: het land dat zich sinds jaar en dag over de hele wereld bemoeit met andermans regering, raakte in paniek bij het eerste de beste koekje van eigen deeg.
Al snel volgde de suggestie dat er meer zou moeten zijn tussen Trump en Poetin. Zoals zakelijke belangen en zelfs ranzig chantagemateriaal. Dat geloof werd een overtuiging toen Trump de verkiezingen ook daadwerkelijk won en de Russen in hun opzet geslaagd leken.
Niet de Russische hacks, maar de aanhoudende suggestie van een geheime samenwerking resulteerde in mei 2017 in de start van het onderzoek van Robert Mueller. De centrale vraag in dat onderzoek – of Trump en zijn team onder een hoedje gespeeld hebben met de Russen – is nu beantwoord met nee.
Met deze uitkomst blijkt dat de aanleiding voor het onderzoek – namelijk de suggestie dat Trump met de Russen samengewerkt zou hebben om de verkiezingen te winnen – gebaseerd is op bedrog.
De schok van zijn overwinning op 8 november 2016 was voor Democraten en veel journalisten te groot en onverklaarbaar. Het was onmogelijk dat Trump de klus op eigen kracht geklaard had. En de keuze van de Amerikaanse kiezers was evengoed onbetrouwbaar.
Dit ongeloof is de belangrijkste reden dat Democraten en hun politieke vrienden in de pers de rol van de Russen tot ongekende proporties hebben opgeblazen. Dat gebeurde 22 maanden lang. Met anonieme bronnen, commentatoren, analisten, verslaggevers, opiniemakers en televisie-anchors.
Zolang de eindconclusie van Mueller op zich liet wachten kreeg de samenzweringstheorie alle ruimte. Het werd een spannend feuilleton in vele delen. Trump is een magneet voor kijkers en lezers en in die zin lucratief voor de media bovendien.
De Democraten verheugden zich 22 maanden lang op de uitkomst van het Mueller-onderzoek. Die uitkomst zou aanleiding geven voor de afzettingsprocedure, die het land ging verlossen van deze president. Dat gaat nu niet door. Hoewel nieuwe onderzoeken zorgen voor nieuwe hoop.
De journalisten en mediamensen die de grootste hoax uit de geschiedenis op hun naam hebben, zijn nog niet toe aan berouw óf zijn de schaamte al lang voorbij.
Op redacties en aan televisietafels werd niet terug gedeinsd voor vergelijkingen met Watergate, de aanslagen van 11 september 2001 en Pearl Harbour 1941, om het drama en het ‘verraad’ van deze president in historisch perspectief te zetten.
Sinds de CIA massavernietigingswapens verzon om in 2003 Irak binnen te vallen, weet iedereen hoe betrouwbaar de informatie kan zijn waar veiligheidsdiensten mee naar buiten komen. Het weerhield de Amerikaanse tv-zender MSNBC er niet van voormalig CIA-baas John Brennan avond aan avond in te huren om nepnieuws en leugens over Trump en de Russen uit te kramen. Ademloos aangehoord door kijkcijferkanon Rachel Maddow en anderen.
‘CIA-tv’ noemde de Pulitzer Prize-journalist Glenn Greenwald het deze week in zijn terugblik op de afgelopen 22 maanden.
Grote nieuwsmerken zijn een plek geworden waar mensen werken, die onwaarheden voor lief nemen en geloven wat hen uitkomt. In het belang van kijkcijfers en oplages en de diepe wens om deze president te beschadigen en hem weg te krijgen uit het Witte Huis, waar hij nooit terecht had mogen komen.
De relatie tussen Trump en een deel van de pers is al langer slecht. Maar zijn verwijzingen naar een heksenjacht en ‘fake news’ snijden opeens hout als het de onwaarheden en insinuaties betreft, die nodig waren om al die tijd de hoax rond hemzelf en de Russen levend te houden.
De journalistiek heeft burgers en zichzelf de afgelopen 22 maanden een zeer slechte dienst bewezen. De jacht op nieuws over Trump als spion van Poetin is een dieptreurige vertoning geweest.
Bonus bomshell hier.
Deze column werd eerder gepubliceerd op RTLZ.nl.