Geachte redactie,
Eigenlijk leken ze wel wat op jullie, die eerste socialistische schrijvers. Dat was tegen het midden van de negentiende eeuw. Door tegenstanders werden ze ‘gesjochte jonkers’ genoemd, het waren veelal jonge mensen die zich afzetten tegen de gevestigde media. Dat waren in die tijd chique kranten zoals Het Algemeen Handelsblad (1828) en de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1843) – die veel later zouden opgaan in NRC Handelsblad. Maar daar kwamen deze rode schrijvers niet aan de bak. Zélf een krant uitgeven, dat konden ze niet betalen, mede door de hoge belastingen. Een kapitalistisch besluit bracht echter uitkomst, toen de regering in 1843 de belasting op reclamebiljetten afgeschafte (of drukwerk tot 10 bij 16 centimeter). De jongelui besloten toen om heel kleine krantjes te gaan maken (zogenoemde ‘Lilliputters’). Op deze manier probeerden deze schrijvers te leven van hun pen.
Ik begrijp dat de redactie van TPO de vraag heeft gekregen waarom jullie een ‘socialist’ als ik een podium bieden. Al bijna zes jaar schrijf ik columns voor TPO, omdat ik me niet wil laten opsluiten in een bubbel en graag in discussie ga met andersdenkenden. Nu vroegen jullie of ik zou willen toelichten wat dat socialisme van mij nou eigenlijk is. Veel lezers van deze website denken bij ‘socialisme’ wellicht aan het voormalige Oostblok, of dat je al je geld moet inleveren, maar dat is het allemaal niet. De enige keer dat ik zélf ooit het communistische Oostblok bezocht was toen ik nog scholier was, in Oost-Duitsland (de DDR), waar ik echter binnen een uur werd opgepakt door de militaire politie. En al mijn geld inleveren hoef ik ook niet, wél investeer ik als Kamerlid de helft van mijn vergoedingen in de SP. Daardoor is de partij niet afhankelijk van sponsoring en zijn we onafhankelijk.
Als ideologen willen uitleggen wat ‘socialisme’ is komen ze vaak met taaie verhandelingen. Mijn socialisme is niet zozeer theorie, maar vooral mensenwerk. Dat begon ooit in het café, eerste in de grote steden, waar arbeiders na een harde werkweek hun leed kwamen verdrinken. Hier spraken de bezoekers met elkaar over het werk en over het leven. Ook werden hier de ‘Lilliput-blaadjes’ verspreid en (voor)gelezen, met allerlei sensationele nieuwtjes, maar ook met radicale politieke discussies. Hier werden de eerste initiatieven genomen voor acties en stakingen, om armoede te bestrijden en verbeteringen af te dwingen. Hier ook ontstonden de plannen voor de oprichting van vakverenigingen en de strijd voor algemeen kiesrecht. Maar vooral toch de strijd voor een beter bestaan. Lege huizen werden gekraakt als gezinnen op straat leefden, vrouwen kwamen in opstand als kinderen honger leden.
Die vroege socialisten was het te doen om vrijheid en om zekerheid, zaken die nauw met elkaar verbonden zijn. Je bent niet vrij als je hard moet werken, maar toch in armoede leeft. Er is geen toekomst als jouw kinderen niet naar school kunnen. Of als je ziek bent, maar niet naar een dokter kunt. Vrijheid begint met sociale zekerheid, mede door onze sociale voorzieningen is ons land één van de meest vrije landen in de wereld. Ik heb daar ook zélf de vruchten van mogen plukken, geboren in een buitengewoon ‘eenvoudig’ gezin heb ik kunnen studeren en mezelf kunnen ontwikkelen. Het maakt me boos als ik ‘linkse’ politici hoor pleiten voor ‘meer eigen verantwoordelijkheid’ en ‘minder sociale zekerheid’, omdat ik zie wat voor gevolgen hun vrijzinnige geklets heeft voor mensen van mijn klasse. De flexbanen en studieschulden hebben de vrijheid voor jongeren alleen maar kleiner gemaakt.
In deze serie wil ik graag toelichten wat socialisme voor mij is, maar hier kan ik alvast zeggen dat het niet ‘modieus’ is. Ik hou niet zo van intellectuelen die mensen vertellen wat goed voor ze is, of die vrijzinnigen zich nu ‘rechts’ of ‘links’ noemen. Al dat gezeur over gender en identiteit, mensen hebben wel wat anders aan hun hoofd. Al dat gedram over méér markt en méér Europa, het heeft de afkeer van mensen van de politiek alleen maar groter gemaakt. Mijn socialisme is in ieder geval niet iets wat je kunt uitbesteden, niet aan bestuurders of lobbyisten en niet aan politici of partijen. Mensen zullen zélf hun toekomst in eigen hand moeten nemen, door zichzelf te verenigen en van zich te laten horen. En ook door de macht op te eisen als zij dat nodig achten. Burgers moeten het bestuur altijd kunnen corrigeren. Daarom heb ik ook zélf een wet gemaakt om een bindend referendum in te voeren.
Met vriendelijke groet,
Ronald van Raak