Maarten Boudry is een positivist. Net zoals Steven Pinker en Hans Rosling schaart hij zich in het rijtje van denkers die op basis van statistieken opperen dat de tijd waarin we leven de beste tijd ooit is om in te leven. Voor een deel klopt dat. De geneeskunde maakte reuzensprongen voorwaarts, steeds meer mensen werden boven de armoedegrens getild dankzij sociale vangnetten, de gemiddelde levensverwachting is gestegen, et cetera. Cijfermatig gezien levert een optelsom van het voorgaande dan ook een positief beeld op van de welvaart en het welzijn in deze heerlijke tijden.
*
Als iets te mooi klinkt om waar te zijn zou een mens als vanzelf argwanend moeten worden. Achter het met goudborduursels omzoomde fluwelen laken van de tot optimisme stemmende statistieken schuilen namelijk mensen. Hoezeer die mensen ook omringd zijn door weelde en overvloed, aan het eind van de dag zitten ze toch maar mooi met hun innerlijke wereld opgescheept. Net daar wringt het schoentje. Wat mensen denken, hoe ze zich voelen, hoe ze hun mentale gesteldheid ervaren, welke hun zieleroerselen zijn: dat alles laat zich niet zomaar statistisch weergeven. Of het moeten statistieken zijn waarin het aantal zelfdodingen, opnames in de psychiatrie en geslikte pillen worden opgeleukt. Met andere woorden, de blinkende medaille van het statistisch optimisme kent een keerzijde.
Laat ons eens kijken naar die keerzijde. Zelf een negativist zijnde hanteer ik het adagium: ‘Hoe meer een medaille glanst, hoe matter zijn keerzijde.’ Om dat te kunnen staven kijk ik naar thema’s die in de reguliere media doorgaans minder aandacht krijgen. Het betreft maatschappelijke realiteiten die de pendant vormen van de maatschappelijke evoluties die de westerse wereld de afgelopen decennia heeft ondergaan. Voorbeelden hiervan zijn talrijk. Van de multiculturele droom die een multiculturele mislukking werd, over de egalitaristische onderwijsdroom die een egalitaristische onderwijsmislukking werd, tot de democratische droom die een democratische mislukking werd: wat begon als een utopisch heldenepos eindigde in een grauwgrijs absurdistisch drama.
Een van die Grote Verhalen die twintigste-eeuwers in hun Groot Verhalenboek neerpenden, was dat van het feminisme. De schitterende hagiografie van de vrijgevochten vrouw – die slavin die zich bevrijdde van de ketenen die de patriarch haar sinds het begin der tijden had omgedaan – ontaardde in een totaal geschifte elegie van de geborgen gemeenschap. Die laatste werd ten grave gedragen door een lijkstoet van vrijgevochten vrouwen. Het juk van weleer vervingen ze door een dankzij het kapitalisme gecreëerd hedonisme-dat-je-in-winkels-kan-kopen. Geleidelijk aan werden mannen slechts ‘assets’, extraatjes, zoals de opties die je bij een nieuwe wagen kan krijgen. Er vond een zekere specialisering plaats wat betreft mannelijkheid, een diversifiëring zeg maar. Je kon plots een ‘vriend’ (‘friend zone’) zijn, maar ook een ‘vriend met voordelen’ (‘friend with benefits’). Of je werd een ONS (‘One Night Stand’), dan wel ‘boyfriend material’. In ieder geval, je kan heden veel worden als man, maar zelden een mens. Martha Nussbaum spreekt in dit verband van ‘objectificatie’: het beschouwen van mensen of dieren als objecten.
Zoals steeds is de slinger compleet doorgeslagen. De strijd om gelijke rechten is ontaard in een grotesk orgie van zin- en doelloze bandeloosheid. Getatoeëerd, gebeft voor het klimaat, gestudeerd, geaborteerd, vaak door ontelbaren gefrequenteerd en tenslotte uitgerangeerd, schuimen heel wat vrouwen het bordeel dat onze samenleving geworden is af. Hetzelfde geldt overigens voor heel wat mannen. Maar omdat die zich niet vrij moesten vechten, concentreer ik mij op het meer feminiene deel van de samenleving.
*
Steeds meer mannen worden gedumpt door hun vrouw. In emancipatorisch jargon zal dit als een grootse overwinning van de onderdrukte vrouw op het duivelse patriarchaat worden uitgelegd. In realiteit betekent het de teloorgang van wat een samenleving doet draaien. Talloze schrijnende verhalen, die door positivistische statistici als irrelevant worden beschouwd, zijn hiervan een gevolg. Nu en dan echter besteden bepaalde media aandacht aan deze verhalen.
Zo zijn daar Johan, Danny en Sjaak en zo’n 10000 andere buitengeschopte manskerels die zelfs geen aanspraak maken op daklozenopvang, nadat ze op straat zijn beland na thuis buiten gegooid te zijn door hun eega. Zo is daar Hans, die samen met zo’n duizenden andere manskerels zowat zijn hele maandinkomen in de vorm van alimentatie dient over te maken aan zijn ex-vrouw. Zo zijn daar de niet te tellen kinderen die een goed deel van hun jeugd doorbrengen onder het bevrijdende gesternte van een vechtscheiding. Zo zijn daar de alleenstaande moeders die van foute man naar foute man hoppen als een soort van chronische ‘performance art’ die een emanatie is van de wegwerpmaatschappij waarin we leven. En al die heilzame verworvenheden danken we aan de bevrijding van het geknechte individu dat als vrouw ter aarde kwam.
*
Van volhouden en doorzetten, van ‘in goede en kwade dagen’, van ‘in ziekte en gezondheid’ en van al die andere zogenaamd oubollige onnozelheden moeten bevrijde mensen niets weten. Nochtans vormt de basis van een hechte band het samen doorleven van moeilijke momenten. Dat is minder eenvoudig dan het najagen van persoonlijk genot, dat wel. Je moet er dingen voor laten, je moet er pijn voor doorstaan. Het betekent ook dat je je op zaterdagavond niet zomaar samen met een man die jou aan de (lounge)bar net heeft opgepikt kan overgeven aan de vleselijke geneugten, op de achterbank van zijn nieuwe BMW 5-serie. Kortom: je moet offers brengen. Maar offers, dat is iets voor Azteken en topsporters. Van hun ketenen ontdane mensen-met-een-mening doen daar niet aan.
*
De meer begaafde dames die zich ad infinitum willen bevrijden worden, na een resem mannen te hebben versleten ‘hoogsensitieve life-coach’, of ze richten online cursussen ‘creatief schrijven’ in. De kapitalistische markt verwelkomt dit soort initiatieven. Het draagt allemaal bij aan de eeuwig draaiende cirkel van vraag en aanbod. Naast foto’s met hun ‘kids’, die ze als ‘single mom’ toch maar mooi tot hoogsensitieve transgenders grootbrengen, post deze categorie bevrijde vrouwen om de haverklap foto’s op sociale media. Wat een beetje de in snelle-beelden-aan-elkaar-geklitte versie van Edvard Munchs ‘De schreeuw’ is. Alleen besefte Munch dat de mens gevangen zit in de existentiële pijn die hij in een beeld trachtte te vatten. Daar waar de bevrijde dames die staat van verlichting en inzicht nimmer lijken te bereiken, tenzij dan in de terminale fase van hun baarmoederhalskanker aan het eind van hun leven.
De verstandelijk niet zo rijkelijk bedeelde dames in permanente staat van bevrijding doen het anders. Die ‘leven maar één keer’ en tatoeëren ‘YOLO’ net boven hun bilspleet. Om vervolgens aanspraak te mogen maken op de terugbetaling van de behandeling voor chlamydia en een laserbehandeling om die dekselse ‘tramp stamp’ boven hun ‘roll-in roll-out’-zone hun niet bestaande toekomst niet te laten hypothekeren.
*
Uit de echt scheiden is dankzij de Grote Strijd der Vrouwenrechters kinderlijk eenvoudig geworden. Een papiertje, meer heb je niet nodig om een gezin aan flarden te helpen. Qua argument volstaat het ‘op is op’ te declameren om je man, je kinderen en de rest van je entourage voorgoed van je te vervreemden. Het resultaat van al deze bij elkaar opgetelde ‘op is op’-scheidingen is een maatschappij waarvan de kern – de kern is de familie, het gezin, de band tussen bloedverwanten – volledig is uitgehold. De kleine drama’s die deze Grote Bevrijding achter zich aan sleept, vormen meer dan het geheel van de optelsom ervan. Een afbrokkelende wereld laat zich nu eenmaal niet gemakkelijk in statistieken gieten.
Als planeten die permanent buiten het Goudlokjegebied zijn terecht gekomen, orbiteren de bevrijde individuen die zich feministen noemen rondom een zwart gat. Dat laatste beschouwen ze in al hun blindheid als een zon, doch eenmaal ze hun zo begeerde zon naderen ondervinden ze het niet te stuiten aanzuigeffect van die donkere massa die hen in geen tijd zal verzwelgen.