De zaak Anne Faber heeft in de afgelopen weken opnieuw – en zeer terecht – veel stof doen opwaaien en aanleiding gegeven tot talloze opinieartikelen. Wat opvalt zijn de onmacht en de onderbuikgevoelens. Rechters, psychiaters, opiniemakers en in feite de hele maatschappij, zitten gevangen in een paradigma dat kort samengevat luidt: ‘Zware zedendelinquenten verdienen een tweede kans’. ‘Humaniteit’ en ‘de rechten van de mens’ spelen hierbij een sturende rol.
Dit betekent in de praktijk dat elke dader een tweede kans moet krijgen, dus ook de zware zedendelinquent. Niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling en iedereen is onschuldig tot het tegendeel wordt bewezen, inclusief de zware zedendelinquent. Daarnaast krijgt elke dader in Nederland de kans om door psychiatrische behandeling weer ‘verantwoord’ terug te keren in de maatschappij. Alhoewel verdachten van een zwaar zedenmisdrijf vaak door hun advocaat worden geadviseerd om niet mee te werken aan psychiatrisch onderzoek omdat een opgelegde TBS-maatregel in de tijd ongelimiteerd kan zijn, terwijl een celstraf relatief kort is.
Het huidige paradigma dat zware zedendelinquenten een tweede kans verdienen blijft in het debat telkens impliciet en wordt derhalve niet ter discussie gesteld. Zijn de regels van de rechtsstaat in beton gegoten waardoor een paradigm shift niet tot de mogelijkheden behoort?
Wij menen dat het zinvol en zelfs noodzakelijk is om de beginselen van de rechtsstaat van tijd tot tijd te evalueren en vervolgens vast te stellen of aanpassingen nodig zijn.
Als het gaat om zware zedendelicten is het aanpassen van de regels binnen het bestaande denkraam onvoldoende. We zijn er bijvoorbeeld niet met ruimere bevoegdheden voor rechters om TBS op te leggen, ook als de dader dat niet wil. Volgens emeritus hoogleraar forensische psychiatrie Hjalmar van Marle verlaagt TBS de recidivekans bij deze zedendelinquenten weliswaar van 16% naar 4% maar bij deze populatie is er bijna altijd sprake van een uiterst complexe psychiatrische stoornis die lastig kan zijn om correct te diagnosticeren en niet of nauwelijks te behandelen is. Het grootste probleem is verder dat de uitkomsten van behandeling moeilijk te bepalen zijn omdat er geen bloedwaarden of betrouwbare scans voorhanden zijn die aantonen dat de dader weer veilig de maatschappij in kan. De veiligheid van de samenleving is dus afhankelijk van vragenlijsten, observaties en subjectieve inschattingen van gedrag door feilbare experts.
Het expliciete gevolg van het bestaande impliciete paradigma waarbij het welzijn van de dader ook een significante rol speelt is dat we als maatschappij moeten accepteren dat er eens in de zoveel jaar een slachtoffer valt zoals Anne Faber. Hoe bewust kiezen we als maatschappij voor deze situatie?
De massale steun voor de eerdere petitie van Lydia de Jong lijkt een nieuw paradigma te rechtvaardigen waarbij de bescherming van kinderen en van volwassenen zoals Anne Faber absolute prioriteit is. Dit nieuwe paradigma zou logischerwijs moeten luiden: ‘Zware zedendelinquenten verdienen geen tweede kans’. Hiervoor is een nieuwe categorie van het strafsysteem nodig: one strike and you are out, waarbij alle gebruikelijke rechtstatelijke beginselen voor deze categorie niet meer van toepassing zijn en burgerrechten vervallen.
Concreet betekent dit levenslange gevangenisstraf voor de dader, waarbij alleen het gepleegde misdrijf bepalend is voor deze straf en de omstandigheden er niet meer toe doen. Kiezen we voor maximale bescherming van kinderen en kwetsbare meerderjarigen tegen defecte medeburgers die schade berokkenen of accepteren we met elkaar het risico dat er om de zoveel jaar een Anne Faber wordt opgeofferd?
Anders gezegd: van summa ius, summa iniuria (het hoogste recht is het hoogste onrecht) naar lex dura sed lex (de wet is hard, maar het is de wet).