Opinie

Sid Lukkassen – De Notre Dame is een scharnierpunt voor West-Europa

21-04-2019 21:30

De Notre Dame overleefde de Franse Revolutie evenals twee wereldoorlogen, maar ging dan nu in april 2019 in vlammen op. Dit is een turning point voor West-Europa. In eerste opzicht klinkt dit hyperbolisch en overdreven – ik zal verduidelijken wat ik bedoel. Ik doel op de scheppende levensdrift van een cultuur, de levensfelheid, het bezielende genie. En dat deze creativiteit in elke levensfase van een beschaving op een eigen wijze tot uiting komt. Als een cultuur enkel nog dat kan bewenen wat verloren is gegaan, maar niet meer in staat is om iets van gelijke waarde, kracht en uitstraling terug te scheppen, dan is het klaar.

De Franse auteur Michel Houellebecq schrijft in Serotonine (2019): “Het derde millennium was net begonnen en dat was voor het voorheen joods-christelijk genoemde Westen misschien wel één millennium te veel – op dezelfde manier als er bij boksers van het ‘ene gevecht te veel’ wordt gesproken.” Als dit zo is, dan zal er voor de Notre Dame niets van gelijke pracht en inspirerende aanzuigingskracht in de plaats kunnen komen – dan drijft West-Europa in spirituele en identitaire zin op een stuk cultureel kapitaal dat uit een eerdere creatieve periode is overgeërfd en nu wordt opgeleefd. Wat ik bedoel te zeggen is dat niet de vernietiging van de Notre Dame het wezenlijke probleem is, maar de onvervangbaarheid ervan. Ons onvermogen om er iets van gelijke waarde voor terug te zetten – sommigen pleiten zelfs al voor de bouw van een moskee op die plek.

Het leven in West-Europa is dynamisch en nu doel ik op het hele pakket – economische flexibiliteit, bestaansonzekerheid, seksuele vrijheden en relationele instabiliteit – maar onze culturele wortels liggen voor een belangrijk deel nog altijd in de Middeleeuwen, een tijd die ten teken stond van gestadigheid en onverzettelijkheid: juist hier was de Notre Dame een ankerpunt. God is licht, dacht de middeleeuwse theoloog en diens architect veruitwendigde dit idee in steen. Maar wat is die hele moderne dynamiek nu waard, als wij niet (meer) in staat zijn om met al onze technologie een leven te scheppen van waarlijke schoonheid?

De middeleeuwer leefde in een lemen hut maar begreep de waarde van sacraliteit, van vervoering: hij bouwde schrijnen met majestueuze standbeelden en ramen van schitterend glas-in-lood. Hij onttrok zich aan zijn modderige ondergrond en schiep een plaats die hem in contact stelde met het transcendente. Wij moderne mensen beschikken over techniek die honderd keer geavanceerder is dan wat de middeleeuwer had, en tóch kiezen wij ervoor om te leven in een wereld van plastic en beton. Waarom? Het is volslagen debiel. En dan de luchtkwaliteit in veel grote steden. Een warme droge lucht, die te lang binnenskamers is gehouden bij de slecht geventileerde gebouwen van de bureaucratie – een lucht die geurt naar machineolie en zweet. Dat is de wasem van Brussel. Waarom omringen we ons met lelijke gebouwen en onfrisse lucht – is het masochisme?

Het afbranden van de Notre Dame is óók een turning point omdat we precies hierin het verschil kunnen afbakenen tussen het oude conservatisme en het nieuwe realisme. Meer nog dan in discussies over moslims, de seksuele revolutie of wat dan ook. Nee, de Notre Dame. Want de conservatief is vaak geneigd te denken in termen van ‘zijn tot behoren’. Er heeft ooit iets moois gestaan – er was een bruisende geest die dat mooie heeft voortgebracht. En zijn ontzag en respect voor de meesters in het verleden, ontnemen hem het zelfvertrouwen om te denken dat hij, in deze tijd, iets van gelijke waarde zou kunnen creëren.

Het is ook verleidelijk om zo te denken precies omdat wij worden omringd door lelijke klinische massaproducties. Vele conservatieven zijn onderbewust verleid om te denken dat leven in lelijkheid een onvermijdelijk gevolg is van de technische vooruitgang: juist hierom zijn zij reactionair gaan verlangen naar een terugkeer van de Middeleeuwen. Zo triomfeert het neoliberalisme over de ziel van het conservatisme. Mogelijk wordt het sfeerbeeld nog sterk gedomineerd door grauwe betonnen blokkendozen die zijn neergezet in de tweede helft van de vorige eeuw, en wordt de architectuur langzaam wat beter – in dat geval moeten de verbeteringen worden bespoedigd.

De ontdekking van de hemel, een boek uit 1992 van Harry Mulisch, bevat een dialoog tussen de componist Richard Wagner en de filosoof Friedrich Nietzsche. Wagner voelt zich depressief omdat de Fransen in hun eigen land koninklijke musea hebben leeggeplunderd. Nietzsche zegt: trek het je niet aan – wie niet de kracht heeft om iets nieuws te scheppen, is het niet waardig om zijn oude relikwieën te bewaren. Dit is natuurlijk gechargeerd maar het punt staat als een huis: cultuur moet leven en zich voegen naar nieuwe vormen om te overleven, anders is het ten dode opgeschreven. Veel conservatieven betreuren het dat klassieke muziek enigszins een niche ding is geworden, maar ondertussen leeft het genre verder in bijvoorbeeld de composities van Jeremy Soule voor videogames als Total Annihilation en Supreme Commander.

De Boog van Constantijn heb ik eerder behandeld en ís en blijft een perfect voorbeeld. Het culturele verval van het Romeinse Rijk is eraan af te lezen omdat brokstukken van oudere monumenten werden hergebruikt – kennelijk was er in de tijd van Constantijn niet meer zulk kwalitatief hoogstaand vakmanschap voorhanden. Toch is de Notre Dame wellicht beter te vergelijken is met de heropbouw van kasteel Hohenzollern, dat ik toevallig drie weken geleden beschreef. Deze middeleeuwse vesting werd in de negentiende eeuw herbouwd met industriële productietechniek.

De kwestie besprak ik recentelijk met een conservatieve Fransman. Toegegeven – het was diezelfde persoon die liever ziet dat Europa zich tot de islam bekeert dan verandert in één groot cultuurmarxistisch San Francisco – maar dat parkeer ik even. Zijn punt was dat een pure consumptiesamenleving geen migranten aan zich kan binden. Dat vereist tradities en monumenten met een sacrale betekenis: hij noemde de kathedralen en kastelen als ankerpunten van de Europese identiteit. Ik antwoordde dat veel van het Franse culturele erfgoed intussen is opgekocht door Chinese miljardairs. Langzaam maar zeker worden wij Europeanen voorbereid op een rol als suppoost in ons eigen museum. Economisch blijven we vooral relevant in de toeristische sector.

Dat vooruitzicht is al met al te defaitistisch. De oerfransen trokken de gewelven van de Notre Dame met hun blote handen uit de ruwe klei – waarom zouden de huidige Fransen niet vanuit een nieuwe levensfelheid iets gelijkwaardigs kunnen terugbouwen? Toen Johan Cruijff stierf zei mijn oom: “Dit stemt ons volk droefmoedig want er komt niets voor terug.” Dat bleek onwaar! Inmiddels zijn er onder meer Max Verstappen, Rico Verhoeven, Dafne Schippers en Sanne Wevers. Hét bewijs dat elke generatie zichzelf kan verversen en heruitvinden mits de wilskracht daartoe sterk genoeg is.

Maak dit keerpunt daarom tot begin van een nieuwe levensfelheid! Laten wij ons culturele erfgoed niet zien als een historische bron is die is uitgeput of afgesloten – maar beleef de cultuur als levenspraktijk waarin hogere en lagere vormen van levensvreugde door elkaar stromen. Laten wij niet langer de kunst afscheiden van het zingenot, het natuurgenot van de lichaamsoefening, het verhevene van het natuurlijke – laten wij deze facetten van onze beschaving doorleven als één organisch geheel.

Ik wil schoonheid – geen technocratische lelijkheid meer. Roep ik de Notre Dame in herinnering op, dan beeld ik me in hoe een licht zomerbriesje speelt met de pluimen van de tarwevelden die zich eens in de omgeving uitstrekten. Ik zie voor me hoe het bouwwerk monumentaal oprijst naast de bruisende en boreale wateren – statig en sereen. Geestelijken turen door de vensters en zien hoe fijne stofdeeltjes wispelturig heen en weer deinen in de schuine stralen van de ondergaande zon. Met aan de voet van het geheel jongedames met goudblond gevlecht haar, die hun tengere lijven op het einde van een lange werkdag warmen in de gloed van roze en oranje tinten aan de avondhemel.

Het is het beste om zowel de historie in ere te houden als om zélf te creëren in het heden. Het is eigen aan onze decadente tijd dat beide dimensies niet in harmonie zijn. Er is geen gegronde reden waarom de esthetische kunsten zich de huidige postmoderne lelijkheidcultus laten welgevallen; ik zie niet in waarom de scheppende kracht van onze cultuur vandaag uitgeput zou zijn – waarom we niet verder komen dan grijze betonconstructies en vergulde drollen. Wij kunnen zoveel, maar hebben onze Europese eigenwaarde verloren – de trots is weg: de scheppende kracht wordt niet gevoed door appreciatie voor onze geschiedenis. Daarom moet er anders worden gekeken naar wat een monument is. Niet een protocol van de staat moet dat bepalen, maar de waardering die de cultuurvorm geniet in de samenleving. Anders ontstaat er een onderscheid tussen ‘cultuur van de natie’ en ‘cultuur van de staat’: dat devalueert de betekenis van wat het is om een monument te zijn.

Steun mij via BackMe, en help me mijn creatieve werk door te zetten ondanks de beroepsverboden van de academische/wetenschappelijke/media/politieke elite!