Essay

Debat over cultuur-marxisme kent zijn eigen dialectiek: van ontkenning naar duiding

10-05-2019 16:04

In debatcentrum De Balie werd dezer dagen nieuw leven geblazen in het vraagstuk rond het cultuur-marxisme. Aanleiding was een vertaling van een werk van Antonio Gramsci door Arthur Weststeijn, Alle mensen zijn intellectuelen. Notities uit de gevangenis. Sinds de eerdere verschijning van de bundel Cultuur-marxisme, er waart een spook door Europa is de storm eigenlijk al aan de gang. Voor en tegenstanders rond het begrip cultuurmarxisme buitelen over elkaar heen. De twee smaken zijn: ‘Er bestaat geen cultuur-marxisme’ of: ‘We vallen onder een cultuur-marxistische dwingelandij’. Met de nieuwe vertaling van werk van Gramsci lijkt nu enige beweging in de discussie te komen, maar we zijn er nog niet.

‘Oude dialectische waarde bourgeoisie-versus proletariaat wordt vervangen door ‘het Westen’ versus onderdrukten’

Het marxisme bestond bij de gratie van dialectiek; voor en tegen, winnaars en verliezers, daders en slachtoffers. Het proces van de geschiedenis moest dagelijks gevoed worden met de vernietiging van tegenstanders om het toekomstige paradijs dichter bij te brengen. Wie de werken van de historicus Richard Pipes heeft gelezen kan niet anders concluderen dan dat de communistische voorman Lenin zo te werk ging. De rapporten van eindeloze pogroms en massamoorden belandden steevast op zijn bureau. Daar werden ze door hem simpelweg van het stempel ‘voor het archief’ voorzien en terzijde geschoven. De revolutie, daar ging het om, en geen offer was te zwaar.

Deze dialectiek, alles of niets, kenmerkt ook de discussie over het cultuurmarxisme tot nu toe. Enerzijds is er, sinds Frits Bolkestein in de jaren negentig het communisme-debat opende, een groeiende aandrang om rekenschap af te leggen over het initiële kwaad van het communisme, anderzijds is er een verbeten groep die dergelijke kritiek niet alleen ontkent, maar ook de boodschappers daarvan wegzet als rechtse gekkies en erger. Beiden doen vaak geen recht aan de zaak.

Met de nieuwe vertaling van Gramsci lijkt hierin een intellectuele kentering te komen. De vertaling voegt op zijn minst een waarde toe aan de actualiteit en het gewicht dat Gramsci had binnen de linkse beweging. Het was Gramsci die in de jaren ’20 vorige eeuw erkende dat het marxisme zich niet alleen op de economie moest richten, maar dat de boodschap van het historisch materialisme (de weg van de geschiedenis naar het arbeidersparadijs) zich ook via de culturele dialectiek moest verspreiden. Ik zeg er expres ‘dialectiek’ bij, want dat was de motor van het marxisme. De dialectiek zetten de zaak op scherp, zorgde voor wat de marxisten noemden de ‘Erkenntnisstheorie’, waarbij men het intellectuele deel van het volk won voor de zaak, waarna de ‘Aufbau’ van start kon gaan totdat de maatschappij voor het ideaal gewonnen werd via de hegemonie-gedachte (beheersing van de ‘common opinion’).

Interessant is te lezen hoe Weststeijn in elk geval met twee fabeltjes afrekent in zijn onderbouwing van het nut van  de nieuwe uitgave: Gramsci was wel degelijk een toonaangevend marxist en het cultuurmarxisme was wel degelijk een wapen in de strijd voor het historisch materialisme. Ontkenning van deze feiten stonden het debat over het gewicht, plaats en actualiteit van het cultuur-marxisme tot nu toe ernstig in de weg.

Maar Weststeijn geeft ook zuurstof aan de argumenten tegen het cultuur-marxisme. Hij stelt dat de mechaniek weliswaar werd ingezet, maar uiteindelijk niet tot een marxistische overtuiging voerde maar tot een hegemonie van het  progressief liberaal denken. Ook hier heeft Weststeijn zeker een punt. Hiermee maakt hij het debat ‘weer van ons’, in plaats van een door de geschiedenis achterhaald ideologisch concept. Het was lastig tot nu toe het debat genuanceerd te voeren, vanwege de eigen dialectiek van de discussie: ‘Het bestaat of het bestaat niet’. Veel reëler is de stelling dat het cultuur-marxisme een typisch product van het westers denken is, het dualisme is in feite zo oud als de weg naar Rome, kent zijn varianten in het christendom en jodendom. De dialectiek is daar ook een afspiegeling van, de discussie goed en kwaad was in de lange middeleeuwen zo’n prangende vraag dat het geen licht verdroeg.

‘Het cultuur-marxisme heeft in Nederland uiteindelijk vooral een progressief-liberaal D66-achtig klimaat geschapen’

Wat we wel moeten stellen is dat het marxisme, en vooral ook het leninisme en trotskisme, deze leer dermate verfijnd heeft dat we hier over de absolute politieke pervertering van deze gedachte kunnen spreken, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. De Oekraïense boeren en de koelakken in Rusland waren de letterlijk brandstof van de verbrandingsmotor van de communistische dialectiek, met de holodomor en tientallen miljoenen doden tot gevolg. Ook China volgde die weg net als Cambodja. Dat Gramsci deze motor ook mobiliseerde in de cultuur past geheel in dit perfide schema. Dat neemt niet weg dat anderen zich ook van deze tactiek bedienden en bedienen, maar eerlijk is eerlijk, nergens werd dit zo geraffineerd-geperverteerd gedaan als in het communisme en ook vandaag de dag spant een land als Noord-Korea wat dat betreft nog altijd de kroon.

Weststeijns stelling is dan ook bovenal een ‘Nederlandse blik’ op onze eigen lokale situatie. Door erop te wijzen dat het cultuur-marxisme in Nederland uiteindelijk vooral een progressief-liberaal D66-achtig klimaat schiep doet aan de historische feiten niets af. Daarbij zou het ook verkeerd en gevaarlijk zijn te denken dat het cultuur-marxisme in deze ‘liberale’ fase zou blijven steken.

De communisten van destijds hadden de menselijke psychologie goed begrepen. Gramsci schreef eindeloos over de hegemonie-gedachte, die in feite de grootste ‘mindfuck‘ aller tijde was. De marxisten  beseften dat als de ‘Erkenntnisstheorie’ uiteindelijk was ingedaald het werk voor de communisten gedaan was. Het historisch proces zou het uit zichzelf over nemen, hetgeen de marxisten aanduidden als het proces van de ‘Selbstbewegung‘. De gedachten vraten zich door het bouwwerk van maatschappij, hingen als het ware ín de lucht’ en daalden niet territoriaal gehinderd  in modernistische ideeën van vandaag de dag in, waartoe al in de jaren ’20 en later door het Komintern een voorschot op genomen was.

‘Cultuur-marxisme is by nature een splijtzwam in de samenleving want dialectiek is een voorwaarde’

De processen van vrijheid, bevrijding, solidariteit, eenheid, gezamenlijkheid, eendracht, vooruitstrevendheid, het waren allemaal politieke buzzwoorden die ‘gekaapt’ werden. Lenin schreef al in 1917 zijn epistel over vrijheid, hetgeen sindsdien het meest misbruikte begrip in de geschiedenis is geworden. De ‘vrijheid’ van Lenin was immers het begin van een Sovjetstaat, waarbij het individu zich geheel moest buigen naar de communistische leer.

Op dit moment zien we een verschuiving binnen de ‘Selbstbewegung’ van het cultuur-marxisme. De oude dialectische waarden, bourgeoisie-versus proletariaat, wordt hierbij vervangen door ‘het Westen’ versus de onderdrukten. Gevaarlijk hierbij is dat in toenemend mate de progressief-liberale elite (om in termen van Weststeijn te blijven) zich hierbij bedient van etniciteiten; klimaatvluchtelingen, migranten, slavernijslachtoffers die hun pijlen richten op de ‘blanke boze man’. Kortom het cultuurmarxisme is een dynamisch proces. Het is te vergelijken met semtex: moeilijk vindbaar, zonder geur, flexibel, maar uitermate explosief. Het is by nature een splijtzwam in de samenleving, want dialectiek is een voorwaarde.

Het is jammer dat de mensen die wijzen op het gevaar van het cultuur-marxisme worden weggezet als radicalen want daarmee wordt het proces van de dialectiek automatisch gevoed. Anderzijds is het belangrijker voor de criticasters van het cultuur-marxisme meer stil te staan bij het proces dan alleen de beschuldigende vinger te heffen. Het debat rond Gramsci en Weststeijn is daarom ook nog niet gevoerd, al heb ik groeiende hoop op enige oprecht licht op deze ingewikkelde historische kwestie.