In het recent gepubliceerde adviesrapport van de Commissie van Rijn over de bekostiging van het hoger onderwijs is vastgesteld dat inzicht in de kosten van onderwijs en onderzoek volledig ontbreekt. Zonder deze transparantie zijn volgens deze commissie discussies over kosten en kwaliteit in het hoger onderwijs weinig zinvol.
Een financieel bizarre vaststelling welke alle bestuurders van universiteiten en hogescholen zich persoonlijk mogen aanrekenen. Maar ook alle politici en verantwoordelijke bewindslieden. Als het ontbreken van inzicht in de kosten bij organisaties in het bedrijfsleven was vastgesteld zouden direct koppen rollen. Het massaal ontbreken van inzicht in de kosten en kostenstructuur wordt in het bedrijfsleven als zwaar mismanagement gekwalificeerd. Waar een raad van commissarissen korte metten mee zou maken. In het hoger onderwijs dat met gemeenschapsgeld wordt gefinancierd is dat kennelijk heel gewoon. En kunnen de verantwoordelijke bestuurders gewoon blijven zitten. De ons-kent-ons cultuur van bestuurders met talloze incidenten in het hbo van ernstig tekort schietend intern toezicht, zijn voor deze financieel onthutsende vaststelling verantwoordelijk.
Al heel lang wordt zonder ook maar een flauw idee te hebben hoe het geld besteedt wordt, ons hoger onderwijs met belastinggeld op de been gehouden. Met een voor de kwaliteit van het onderwijs uiterst verwerpelijk systeem. Gebaseerd op de systematiek van des te meer studenten des te meer geld. En op een controlesysteem van kwaliteitsborging waarbij de slager zijn eigen vlees keurt. Een wel heel bizar stelsel om de kwaliteit van het onderwijs te borgen. Logisch dat Nederland het laatste decennium steeds verder wegzakt in de internationale polls over de kwaliteit van het hoger onderwijs.
Over het wetenschappelijk onderwijs kan ik uit eigen ervaring niets zeggen. Over het hbo onderwijs des te meer. Als deeltijd docent met een uitgebreide consultancy praktijk in het bedrijfsleven heb ik een kleine 35 jaar de ontwikkelingen over de kwaliteit van het onderwijs in het hbo goed kunnen volgen. Een uiterst treurig verhaal. Vooral als gelet wordt op de immense hoeveelheid geld dat met dit onderwijs gemoeid is. Jaloersmakend voor CEO’s in het bedrijfsleven.
Ik begon mijn docentschap in de tijd dat de Heao (Hoger Economisch en Administratief Onderwijs) in Nederland nog een begrip was. Waarvan het diploma garant stond voor een prachtige baan. Dat laatste vooral omdat veruit de meeste docenten zelf nog in de praktijk werkzaam waren. En die kwaliteit van kennis en ervaring als competenties meebrachten in de colleges voor hun studenten. De verschraling in de kwaliteit van het onderwijs begon toen de schaalvergroting werd ingevoerd en competente bestuursvoorzitters van mijn onderwijsinstelling, met een aantoonbare achtergrond op directieniveau uit het bedrijfsleven, verdwenen. En plaats maakten voor een politiek georiënteerde bestuurder met enkel een onderwijsachtergrond als leraar geschiedenis. Aangevuld met een uit management oogpunt weinig relevant wethouderschap. Geen competente achtergrond om een steeds groter wordende instelling verantwoord op strategisch en operationeel niveau te kunnen managen en aan te sturen. Wel een opstap naar een uiterst goed betaalde baan. Want de beloning voor onderwijsbestuurders werd al snel als gangbaar beleid mede bepaald door de schaalgrootte van de instelling. En het aantal studenten. Een verleidelijk beloningsmodel voor bestuurders om als topleiding bewust schaalgrootte boven kwaliteit te gaan stellen. Hetgeen dan ook zienderogen steeds meer plaatsvond.
De kwaliteit van het onderwijs daalde in evenredige mate naarmate de instelling harder ging groeien. Als belangrijkste doelstelling stond nadrukkelijk voorop het maximeren van het aantal diploma’s dat in een jaar kon worden uitgegeven. Dat was goed voor de financiën.
En nog meer voor de beloning van de topbestuurder van de instelling. Niets mis met zo’n ambitie in een familiebedrijf waar de eigenaar zelf zijn geld verdient en alle bedrijfsrisico’s loopt. Erg verkeerd als deze beloning bovenmatig is te achten en betaald wordt met gemeenschapsgeld – en elke prikkel ontbreekt om kostenbewust en efficiënt de organisatie aan te moeten sturen.
Na het verdwijnen van de Heao als opleiding werd al snel over de gehele breedte van de opleidingen geen prioriteit meer gegeven aan een relevante praktijkachtergrond van nieuwe docenten. Die moesten vooral goedkoop en fulltime inzetbaar zijn. Zonder acht te slaan op voor de kwaliteit van het hbo zo noodzakelijk aanwezige praktijkervaring. Dat laatste om de aansluiting met de toekomstige beroepspraktijk van studenten niet te missen en verzekerd te zijn dat de “state of the art” van specifieke beroepsopleidingen nog wel overgebracht werd. Dus werden vooral nieuwe docenten aangetrokken die zelf nog maar kort tevoren zelf als studenten in de collegebanken zaten en plotsklaps aan de andere kant van de collegebanken stonden. Om zonder enige praktijkervaring, studenten voor te bereiden op hun toekomstige beroepspraktijk. Enkel vanuit de literatuur. En met de stof die ze op de universiteit hadden geleerd. En dat vaak decennia lang.
Hoe treurig is dat?
Maar in de loop der jaren veranderde er meer. De studenten veranderden ook. Want de dalende kwaliteit van hun vooropleiding werd vervolgens in het hbo ook zichtbaarder. Dus veel energie moest eerst gestoken worden in het wegwerken van achterstanden en tekortkomingen vanuit de vooropleiding alvorens met de echte opleiding kon worden begonnen. Gelijktijdig zag je gaandeweg de kwaliteit van het gegeven hoger beroepsonderwijs steeds meer wegzakken. En de invloed van moderne hulpmiddelen op die verslechtering van de kwaliteit toenemen. Zo erg dat het zelfstandig kunnen denken en handelen en de zelfredzaamheid van studenten volledig ondergeschikt werd gemaakt aan het zo snel mogelijk kunnen behalen van een einddiploma. Zoals duidelijk geïllustreerd kan worden aan Blackboard; een intranet platform waarin de student online letterlijk alles tot zijn beschikking heeft om zich voor te kunnen bereiden op examens en tentamens. Met verplicht door de docent aan te leveren proeftentamens en uitwerkingen. Prima! Dat vergroot de transparantie van het onderwijsproces.
Maar dat platform heeft bij een verkeerd gebruik ervan ook ernstige nadelen. Waarvan de gevolgen voor de beroepspraktijk en de studenten volledig worden onderschat. Zoals de verplichting om als docent gedetailleerd tot op bijna micro niveau een overzicht te geven van de te examineren stof en de wijze van vraagstelling. Zodat het af te nemen tentamen vooraf zo transparant is dat je wel haast een brevet van onvermogen als student afgeeft, als je na raadpleging van dit platform voor een tentamen of examen, nog weet te zakken. En als dat ondanks dat structureel voorkauwen van de tentamenstof en gestelde tentamenvragen onverhoopt toch gebeurde was er nog niets aan de hand. Je kunt als student bijna onbeperkt herkansen. Een vrij toegankelijke loterij voor hbo studenten met gegarandeerde winstkansen als je Blackboard goed bestudeert en tentamens voldoende vaak herkanst. Het doel heiligt immers de middelen; zoveel mogelijk diploma’s afgeven als instelling.
Iedereen blij. De student want die heeft zijn diploma, de instelling want die ontvangt meer geld, en de docent die verzekerd is van werk – omdat de instelling een hoge kans van slagen biedt en daardoor goed in alle keuzegidsen vermeld staat. Logisch want geënquêteerde studenten die zo gemakkelijk aan een diploma worden geholpen zul je niet snel horen klagen. Een objectieve meting over de onderwijskwaliteit vormen deze gemakkelijk te manipuleren enquêtes nu eenmaal niet. De vraag rijst dan snel; hoe betrouwbaar voor de kwaliteit van het onderwijs is dit hbo brede opleidingsmodel? Zeer betrouwbaar als je de accreditatie verslagen mag geloven die ten behoeve van de NVAO (Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie) zijn gemaakt.
Logisch want accreditatie is een apart spel dat gespeeld moet worden door de topleiding van de instelling met de accreditatie autoriteit. Dat begint met een strak georganiseerde proef accreditatie waarin medewerkers worden getraind om de juiste antwoorden te geven als de accreditatie commissie zelf op bezoek komt en interviews houdt. Dat laatste aan de hand van eerder gezonden zelf-evaluatie rapportages van de instelling. Gebaseerd op het systeem; de slager keurt zijn eigen vlees. En het bewust afdekken van veel window dressing in de processen die de kwaliteit van het onderwijs moeten borgen. Ik was ooit zelf een docent die getraind is op het geven van juiste antwoorden toen een opleiding waar ik werkzaam was opnieuw geaccrediteerd werd. Dat ging goed. De accreditatie werd binnengehaald en de felicitaties van de bestuurder van de instelling werden met gejuich ontvangen. Formeel was de opleiding gekwalificeerd als goed. Materieel inhoudelijk viel er objectief heel veel op aan te merken. Dat wisten de docenten en studenten zelf ook wel.
Geld om dit alles in stand te houden is nooit een probleem geweest. Hoger onderwijs heeft een perfecte mantra welke tot nu toe nog altijd heeft gewerkt. Bij bestuurders, docenten, ouders, studenten en de politiek. Geef ons meer geld dan lossen we alle gesignaleerde problemen op. En die valkuil is door de commissie van Rijn nu eindelijk blootgelegd. Dat werd ook wel tijd. Die commissie signaleert thans over de bekostiging forse problemen in het hoger onderwijs. En ontdekt ook dat de mantra niet meer werkt. Voornoemde adviescommissie beveelt dan ook terecht nadrukkelijk aan dat er eerst transparantie in de kosten moet komen. Alvorens er lukraak weer meer geld door de overheid beschikbaar wordt gesteld.
In het hbo heb ik met mijn kennis en ervaring in het herstructureren van organisaties in het bedrijfsleven bij mijn eigen onderwijsinstelling veel mismanagement gezien op het gebied van efficiency. Op alle niveaus in de organisatie. Vooral veroorzaakt door veelal incompetente managers en een weinig efficiency-gevoelige aansturingscultuur aan de top. Op geld hoefde immers niet gelet te worden. Dat kwam vanzelf de organisatie binnen met het hiervoor omschreven door de overheid gehanteerde financieringssysteem. De vaststelling van het ontbreken van inzicht en transparantie in de kosten verbaasd mij dan ook niet. Wel dat het eerst nu wordt ontdekt door een externe commissie. En dit niet eerder door de hbo-sector zelf is aangekaart. Bij het ontbreken van inzicht worden overbodige kostenposten gemakkelijk over het hoofd gezien. En een economische prikkel om als topleiding scherp op efficiency te sturen ontbreekt in dit model volledig. De bovenmatige beloning van de bestuursvoorzitter is immers goudgerand en volstrekt onafhankelijk van het verantwoord efficiënt omgaan met gemeenschapsgeld. Zolang de tent maar niet failliet gaat. Resultaatgerichte beloningen zijn economisch taboe in het redelijk gesloten bolwerk van hbo bestuurders en de vaak tekortschietende interne toezichthouders die het goed betaalde bijbaantje van toezicht houden als een leuke upgrading zien van hun CV. En niet meer dan dat.
Met het saneren van overbodige kosten kan direct veel winst behaald worden. Zoals het direct afschaffen van het geldverslindend intensief klassikaal onderwijs in het hbo. Dat niet meer van deze tijd is. En enkel om werkgelegenheidsaspecten van docenten nog steeds stevig wordt omarmd. Als de sector grootschalig inzet op docenten die ook werkzaam zijn in de toekomstige beroepspraktijk van hun studenten zal dat de kwaliteit van het onderwijs substantieel doen toenemen. En de afstand tussen de opleidingen en de praktijk verkleinen. Nu moeten docenten met die competenties met een zoeklicht gevonden worden. Het hbo is ze liever kwijt dan rijk omdat ze eisen stellen aan hun beschikbaarheid voor het onderwijs. Begrijpelijk als de topleiding zelf vaak relevante ervaring in bedrijfsleven mist. En een hoger onderwijsinstelling aanstuurt als een soort ambtelijke organisatie.
Ik durf de stelling aan dat als de juiste efficiency verbeteringen in de instelling worden doorgevoerd waar ik zelf als docent werkzaam ben geweest, volgens de systematiek welke ook bij dit soort onderzoeken in het bedrijfsleven wordt toegepast, dat een aanzienlijke overall verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteit van de onderliggende processen gerealiseerd zal worden. Ook bij een voorzienbare krimp van de instelling. Zonder ook maar een cent meer gemeenschapsgeld.
Deze conclusie staat haaks op het recente opiniestuk in Trouw van enkele bestuursvoorzitters van hbo instellingen. Waaronder de bestuurder van mijn voormalige hbo instelling, Henk Pijlman. Als D66 politicus komt die niet verder dan het ventileren van de hiervoor genoemde inmiddels compleet achterhaalde mantra; alleen meer geld helpt problemen oplossen.
Hoogste tijd om door efficiency het hoger onderwijs beter aan te sturen. Dat bespaart heel veel belastinggeld dat beter aan de problemen in het basisonderwijs kan worden besteed. Daar gaat de mantra aantoonbaar nog wel voor op.