Sinds de invoering van de trias politica fungeren de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht als drie onafhankelijke systemen. Dat is een groot goed, maar het is deels een fictie. Door de invoering van het regeerakkoord vormen regering en volksvertegenwoordiging immers een hechtere eenheid dan de grondwet ooit heeft bedoeld. Alleen de rechterlijke macht is binnen de trias politica een eiland gebleven.
Kandidaten voor een functie bij een van de drie machten worden gescreend. Aan rechters worden daarnaast extra hoge eisen gesteld. Minimaal een universitaire studie rechten, een relevante werkervaring in de advocatuur, het bedrijfsleven of bij de overheid. In veel mindere mate gelden er voor kandidaat bewindspersonen eisen van deskundigheid of ervaring. Voor kandidaten voor de volksvertegenwoordiging zijn vooral populariteit en geloofwaardigheid van belang.
Op hun weg naar de macht worden alle kandidaten voor het Binnenhof ook nog door hun politieke partij en door de kiezers tegen het licht gehouden. Transparantie speelt in iedere stap van dit proces een steeds belangrijker rol. Uiteindelijk heeft de kiezer het laatste woord bij de samenstelling van de bewonersgroep van de Tweede Kamer en daarmee van de Regering.
Zowel de politieke als de publieke controle op benoemingen van rechters ontbreekt. Binnenskamers selecteert een interne sollicitatiecommissie kandidaten uit het eigen gesloten gezelschap of uit het beperkte aanbod erbuiten. In de samenleving komt deze vorm van aanvullen, coöptatie geheten, alleen nog voor bij stichtingen die liever geen inkijk in de keuken hebben. Het is een achterhaalde, ondoorzichtige manier van werken die breed wordt verfoeid.
De uiteindelijke voordracht van een nieuwe rechter komt terecht bij de verantwoordelijke minister. Zonder morren zette die altijd zijn handtekening. Zo’n politiek blinde benoeming staat garant voor het onafhankelijk functioneren van de rechtspraak. Dat maakt het voor rechters wel erg eenvoudig onder meer studievriendjes van weleer als collega binnen te halen. Met als gevolg dat er blijvend sprake is van een vrij geïsoleerde kaste van rechters die minder voeling hebben met de veranderende samenleving dan Parlement en Kabinet. De kans is groot dat het eilandbewoners blijven die niet met hun tijd meegaan.
Het heeft er alle schijn van dat de mondige burger vrede heeft met het functioneren van de rechterlijke macht. In verreweg de meeste burgerlijke zaken komt inderdaad zelden onvrede over een beslissing naar buiten. Ook in bestuurlijke zaken klinkt bijna nooit een wanklank over een rechterlijke beslissing. Daarentegen staan de media regelmatig bol van de verontwaardiging over rechterlijke uitspraken in strafzaken. Te vaak komt de rechterlijke macht dan over als naar binnen gekeerd en niet te volgen.
Een voorbeeld van afgegrendeld, oncontroleerbaar gedrag van rechters is het vanwege de subsidie opwaarderen van een zaak voor een enkelvoudige kamer naar een meervoudige kamer. Twee andere voorbeelden van zaken waarbij rechters een onnavolgbare rol speelden zijn de kwestie Legio Lease en de Chipshol Affaire, beide uit begin jaren negentig. Daarnaast is er vaak sprake van breed maatschappelijke onbegrip over talrijke strafrechtelijke vonnissen van de eilandbewoners op de rechtbanken.
Zelfs ondanks alle veranderingen hebben de uitvoerende en de wetgevende macht blijvend te maken met de roep om nog meer inspraak en transparantie. De gekozen minister-president, de gekozen burgemeester en de door de Tweede Kamer benoemde kabinets-(in)formateur zijn blijvende voorbeelden van die roep. Hierbij gaat het niet alleen maar om meer publieke controle, maar ook om een gegarandeerde inspraak van onderaf. De behoefte aan een referendum, in welke vorm dan ook, getuigt zelfs van een toenemend verantwoordelijkheidsbesef van de burger.
Stil blijft het waar het gaat om het bevorderen van transparantie bij de benoeming van rechters. Vanwege de coöptatie worden nieuwe rechters doodleuk gerekruteerd uit die segmenten van de samenleving waartoe alle zittende rechters behoren. Als dan ook de coaching en bijsturing van beginnende rechters plaatsvindt door de zittende magistratuur, dan blijft de rechterlijke macht hangen in versleten opvattingen. Dan wordt de politieke kleur van de ongrijpbare rechterlijke macht steeds weer voor onbepaalde tijd verlengd.
Mij lijkt om te beginnen meer openheid gewenst over de vraag hoe de vork van rechterlijke benoemingen nu vastzit aan de steel van democratisch Nederland. Verder valt te denken aan een systeem waarbij rechterlijke benoemingen evenals politieke aanstellingen op de een of andere manier worden gesanctioneerd. Bijvoorbeeld door de fractievoorzitters van de Eerste Kamer. Dat zou een eerste stap kunnen zijn tegen die vermaledijde coöptatie van rechters.