We leven in een tijd waarin de wereld constant herschapen wordt. Als goden-zonder-plan vernieuwen we, innoveren we, ondernemen we. In de veronderstelling een wereld te creëren die degene waarin onze voorouders leefden overtroeft op zowel materieel als welzijnsvlak, vernieuwen, innoveren en ondernemen we echter minder dan dat we ons vergalopperen. Want in het geloof in een vooruitgang die de mensheid naar een nieuwe dageraad zal leiden zit vervat dat de natuur bedwingbaar is, dat we die even naar onze hand zullen zetten. Maar de natuur – en met natuur bedoel ik niet enkel de fauna en flora, maar evenzeer de condition humaine – laat zich niet bedwingen. De natuur is een anarchist. Ze laat ons gaarkoken in ons eigen vet, op het moment waarop we denken à point te zijn. Altijd is ze ons een stap voor. Of anders gezegd: altijd trachten we haar bij te benen, wat even succesvol zal blijken als trachten te ontsnappen aan je schaduw.
Zo losgeslagen van de wereld is de mens van vandaag dat hij er in zijn grootheidswaan van overtuigd is geraakt het universum de maat te kunnen nemen. Je ziet en voelt hoe zelfingenomenheid zich als een demon meester heeft gemaakt van velen. Jury’s vol opgeblazen ego’s sieren televisieprogramma’s, politici die aan zelfoverschatitis lijden claimen de temperatuur en luchtvochtigheid in de strato-, tropo- en mesosfeer te kunnen veranderen middels wetsvoorstellen en zelfverklaarde ondernemers-die-een-uitdaging-niet-uit-de-weg-gaan beloven dankzij hun ‘passie’ en het scheppen van onbestaande behoeften de mensheid naar een hoger niveau te tillen. Maar in dit alles is er maar één iets wat naar een hoger niveau wordt getild en dat is het ego van de prediker.
*
Elke tijd zijn geest. Het Victoriaans tijdperk kneedde haar burgers tot kleinburgerlijkheid. Het post-1969 tijdperk instrueerde haar vormelingen om zichzelf te ontplooien en zo kritische burgers te worden. En ons huidig tijdperk verwacht dat haar burgers het meritocratisch summum waar al zolang van wordt gedroomd bewaarheid laten worden. Dit laatste uit zich in de overdaad aan opgeblazen ego’s die ons tijdvak vormgeven. Diezelfde ego’s beschouwen de mensen en de dingen als elevatorpitch-discipelen.
‘Elevatorpitch‘ is een term uit de ondernemingswereld. Mensen die een bepaald product op de markt willen brengen worden geacht kapitaal te genereren. Daarvoor moeten ze hun product aanprijzen bij potentiële investeerders. Dat doen ze best zo bondig en duidelijk mogelijk. Idealiter verwordt het aanprijzen van het product tot een live-reclamespot die niet langer duurt dan het nemen van een lift van de benedenverdieping in een flatgebouw naar de bovenste verdieping: een elevatorpitch of liftkoker dus.
*
Net dát is wat we zien gebeuren in zowat alle maatschappelijke domeinen. Mensen ontdoen zich massaal van hun mens-zijn en ruilen elke authenticiteit in tegen een sequentiële opeenvolging van ego-publiciteit. De foto’s op Instagram, de kiekjes op Facebook, de sloganeske ‘wijsheden’ die ze op hun lichaam laten tatoeëren, de kortstondige momenten van glorie in talentenjachten: onze tijd ademt vergankelijkheid, maar predikt onsterfelijkheid.
De vanitas die mensen diep in hun binnenste ervaren uit zich wanneer ze alleen zijn. Ons tijdvak verdraagt geen alleen-zijn. Want eenmaal de spotlichten, die als een verslaving zijn, gedoofd en de dagelijkse zelfpromostunts erop zitten, komt de zwarte zon vanachter de wolken kijken. Die bezwaart het gemoed van de aandachtsverslaafde en werpt hem terug op zichzelf, verplicht hem na te denken over de zin van zijn leven. Woelend brengt de gevangene van de promocultuur zijn nacht door, enkel en alleen geflankeerd door zichzelf.
Zulks is onverdraaglijk voor iemand wiens hele bestaan wordt vormgegeven door de feedback die hij krijgt van derden. Nachten worden bijgevolg in de mate van het mogelijke opgevuld met iets wat op een leven zou moeten lijken. Uitgaan is een ideale manier om de ondraaglijke leegheid van jezelf uit te wissen. En dus floreren nachtclubs en andere keten waar mensen hun hele existentie kunnen vergeten. Maar soms moet ook een promomens slapen en zijn demonen onder ogen komen.
Gelukkig is daar dan de morgenstond. Die kondigt een nieuwe dag aan, vol exposure en zelfprofilering. Nieuwe momenten van schittering en blingbling kunnen dan worden ge-‘shared’ met het populace. Van de wieg tot het graf worden mensen geprimed om een chronische publiciteitsstunt te leven. ‘Geef de wereld het beste van jezelf’, zoals de Hogeschool in Gent zichzelf aanprijst, vat het allemaal samen. Een leven ten dienste van…tja, waarvan? Van snelle kicks, of van kortstondige roem? En wat is dat ‘beste van jezelf’, behoudens de ijdele veronderstelling dat eenieder van ons hét verschil zal maken?
*
Ontbeend van alles wat met natuur te maken zou kunnen hebben dienen de mensen en de dingen zich te voegen naar de volmaakt platoniaanse ideeën der superego’s. Als robotten moeten de mensen en de dingen in zakformaat en ‘to the point’ kunnen weergeven welk product ze zullen verkopen. En dat product, dat zijn zijzelf.
Een beetje zoals de mensen aan het begin van de twintigste eeuw in een gelukzalige onwetendheid verkeerden en slaapwandelend naar de massagraven aan de Somme, de Marne en het strand van Normandië strompelden, slaapwandelen mensen vandaag naar hun in het verschiet liggend massagraf. Als een bedje ligt dat gespreid. En net zoals toen en altijd verkeert de mensheid in de waan dat dat bed ditmaal verdwenen is. Want nu is vroeger niet, nu zijn de mensen slimmer.