Tot 2012 was het veiligheidsbestel in Nederland nog overzichtelijk en solide georganiseerd. Vanaf het Kabinet Rutte II (2012-2017) ging het mis. Onder leiding van VVD crimefighters Ivo Opstelten en Fred Teeven werden het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de nationale politie uit de grond gestampt. Inmiddels zeven jaar later blijkt dat deze op machtswellust gebaseerde politiek veel ellende heeft veroorzaakt en Nederland onveiliger heeft gemaakt.
Politie- en crisisbeheersingstaken zijn overgeheveld van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Er ontstond een nieuw en log departement waarbinnen culturen en inzichten botsten, langs elkaar heen werd gewerkt en bewindslieden om uiteenlopende redenen het veld moesten ruimen.
De bonnetjesaffaire, het gesjoemel met misdaadcijfers, misstanden binnen psychiatrische klinieken en penitentiaire instellingen, het beïnvloeden van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het strafrechtelijk vervolgen van klokkenluiders staan nog vers in het geheugen. En wat te denken van de onnodige naamswijziging van het departement in Justitie en Veiligheid, dat de belastingbetaler meer dan 2 miljoen euro kostte?
De focus van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, waar de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) merkwaardigerwijs dan weer niet onder ressorteert, richt zich slechts op drie dossiers: de reorganisatie van de nationale politie, het terrorisme en de cybersecurity. Alle andere vormen van crisisbeheersing zoals bijvoorbeeld de aardbevingsproblematiek, de kredietcrisis en de vluchtelingencrisis zijn onderbelicht gebleven en de regie op de 25 veiligheidsregio’s is inhoudsloos geworden.
De fraaie initiatieven tot 2012, ontplooid door het Ministerie van BZK, zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid in snel tempo verkwanseld. Het opheffen van het professionele expertisecentrum voor risico- en crisiscommunicatie, het ontmantelen van de landelijke operationele crisisstaf, de slinkende aandacht voor publiek-private samenwerking in crisisbeheersing en het afschaffen van het magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing (vakblad voor professionals) zijn hiervan slechts enkele voorbeelden.
Ook de totstandkoming van de nationale politie (kosten circa 1 miljard euro) leverde teleurstellingen op. Er zijn 200 politieposten gesloten en de afstand tot de burger is groter dan ooit. De politie is volledig gedesintegreerd van de veiligheidsregio’s en overige hulpdiensten. De korpsleiding is nu een marionet van de politiek en het lokale gezag (burgemeester) heeft geen enkele zeggenschap meer over de Hermandad.
Politiek welgevallige onderwerpen als de diversiteit binnen de organisatie en de cao-onderhandelingen domineren de agenda. Er is weinig aandacht voor de werkdruk van het personeel, de aanpak van de georganiseerde criminaliteit laat te wensen over en misdaadcijfers worden te rooskleurig weergegeven. Tel daarbij op de toenemende bureaucratie, het hoge ziekteverzuim en de afname van de publieke waardering. Dan is duidelijk dat de politieorganisatie in al haar voegen kraakt.
We kunnen concluderen dat sinds 2012 onder aanvoering van Rutte ernstige weeffouten zijn geslopen in ons veiligheidsbestel. Tal van eerdere publicaties hebben dat reeds aangetoond. Kamerleden kijken machteloos of ziende blind toe. Bestuurders en topambtenaren moeten zich realiseren dat veiligheid geen speelbal mag zijn in het politieke krachtenveld. Persoonlijke of partijpolitieke belangen mogen nooit prevaleren boven het maatschappelijk belang.
Recent is aangekondigd dat de commissie Muller de nationale veiligheid en in het bijzonder de effecten van de Wet veiligheidsregio’s gaat evalueren. De opdracht en samenstelling van de commissie voorspelt andermaal een onderzoek van ‘pappen en nathouden’. Een onderzoek dat nota bene anderhalf jaar in beslag gaat nemen. Er is leiderschap en moed voor nodig om de vinger deze keer op de zere plek te leggen. Je kunt deze commissie alleen maar veel wijsheid toewensen.