Universiteiten in Nederland maken een funeste culturele ontwikkeling door. Deze ontwikkeling noemen we de verengelsing van het Nederlandse onderwijs. De tweetaligheid neemt vorm aan in het onderwijs zelf, tussen medewerkers binnen de faculteiten en zaait zich inmiddels uit tot in de studentenmedezeggenschapsraden, op zowel centraal als facultair niveau. Die raden, die ooit opgericht waren in de geest van 68’ om onderwijsinstituties meer democratisch te maken, ondergaan nu een omslag die af doet aan de kwaliteit van dat kleine stukje democratie. Doordat steeds meer Engelstalige studenten meedoen aan de verkiezingen voor de studentenraden wordt de voertaal automatisch Engels. Wederzijdse aanpassing is uitgesloten en zelden de norm. Nederlandse studenten zijn gastvrij en passen zich snel aan een internationale omgeving aan. Dat aanpassingsvermogen toont daadkracht, maar hoe zit het met de teloorgang van de Nederlandse taal en cultuur binnen het onderwijs?
In een manifest tot behoud van het Nederlands meldt het Amsterdam Centre for Ancient Studies and Archaeology (ACASA) het volgende:
“Al een aantal jaren zien we dat Nederlandse universiteiten het gebruik van Engels in het onderwijs stimuleren. Deze trend komt enerzijds voort uit de correcte constatering dat in een globaliserende academie de beheersing van het Engels onontbeerlijk is geworden, anderzijds spelen financiële factoren een rol: door Engelstalig onderwijs aan te bieden hoopt men buitenlandse studenten aan te trekken.”
Discussie over het Engels als onderwijstaal wordt niet alleen in de politiek en binnen adviesorganen zoals de KNAW en Onderwijsraad gevoerd, maar ook binnen de academische gemeenschapen zelf. De meningen zijn sterk verdeeld en vaak heeft men in de praktijk geen idee wat ‘bilingual’ of ‘tweetalig’ onderwijs inhoudt.
Neem nou Amsterdam. Het eerste nadrukkelijke verzet tegen verengelsing van het academisch onderwijs vanuit UvA en VU toonde zich in de vorm van het manifest tot behoud van het Nederlands van enkele docenten van ACASA. Eind maart dit jaar riepen 183 hoogleraren, schrijvers en andere prominenten de Tweede Kamer op de teloorgang van het Nederlands in het hoger onderwijs tegen te gaan en een halt toe te roepen aan de verengelsing van zowel universiteiten als hogescholen. Inmiddels weten we dat de studie Neerlandistiek aan de VU is afgeschaft vanwege lage aantallen aanmeldingen. De UvA kent ook een daling in aanmeldingscijfers, maar voorlopig is geen sprake van afschaffing.
In theorie is verengelsing alleen noodzakelijk ter bevordering van de kwaliteit van het onderwijs. De praktijk kent deze noodzaak niet en laat zich meeslepen door de Engelstalige dominantie; met nadruk leggen op het belang van de Nederlandse taal en cultuur win je het niet. De globalisering en internationalisering doen hun werk, met teloorgang van Nederlandse taal en cultuur als gevolg. Er zijn verschillende factoren die een rol spelen en als oorzaak geduid kunnen worden voor deze omslag naar een andere, oftewel een vreemde taal.
Zouden wetenschappelijke instituten nu kwantiteit boven kwaliteit stellen? Dat lijkt er steeds meer op. Een stap naar verengelsing van een masterprogramma wordt geleid door financiële prikkels. Daarom is internationalisering in het onderwijs een impuls om buitenlandse studenten aan te trekken, mede door het feit dat universiteiten gefinancierd worden naar rato van het aantal diploma’s dat wordt behaald. Hierdoor ontstaan perverse prikkels voor het hoger onderwijs om zoveel mogelijk studenten te werven. Wil je als opleiding meer geld? Verengels dan het studieprogramma, promoot de studie in het buitenland voor zowel EU studenten als studenten die buiten de EU wonen – en zie ze als een kudde schapen binnenstromen.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen en hoe houden hogescholen en universiteiten dit vol? Een frequent aangedragen argument is ‘diversiteit’ waardoor internationalisering geen halt wordt toegeroepen. Een tweede argument luidt: ‘Door beter samen te werken op mondiaal niveau kunnen ook onze studenten vaker voor hun studie naar het buitenland. Binnen een globaliserende wereld is dit cruciaal’.
In hoeverre kloppen deze aannames? Het diversiteitsargument is maar gedeeltelijk valide. Ja, ons onderwijs wordt ‘divers,’ maar diversiteit behoeft geen tal van studenten uit het buitenland wanneer we genoeg gemeenschappen in Nederland hebben die divers zijn qua achtergrond – en in die zin eigenlijk ook internationaal. Een gemeenschap die we om verschillende redenen graag mee willen laten doen in de maatschappij. Bovendien groeit het aantal eerste generatie studenten – studenten die ouders hebben die niet hoogopgeleid zijn – die juist bijdragen aan het bevorderen van diversiteit in sociale klasse. Dit geldt zowel voor studenten met een migratieachtergrond als studenten (voor zover bekend) zonder migratieachtergrond in Nederland.
Wordt het onderwijs straks niet een plek voor welvarende elites? Wel als het zo doorgaat. Terwijl het leenstelsel sinds 2015 is ingevoerd en het onderwijs mede daardoor minder aantrekkelijk is voor studenten met een minder welgestelde achtergrond, marcheren internationale studenten door onze academische instituties. Zij kunnen het zich immers financieel veroorloven om drie of vier jaar in het buitenland te studeren, en voor studenten die van buiten de EU komen (denk aan China) is een studie in Nederland prijziger. Maar de vraag blijft: wat zijn die inkomsten waard wanneer je op den duur stukjes van je eigen verworvenheden moet inleveren?
Het tweede argument is eveneens niet valide. Nederlandse studenten gaan weliswaar graag voor een paar maanden naar het buitenland om te studeren maar zelden voor een hele bachelor. Het gaat nu juist om de driejarige bachelorprogramma’s die verengelsing doen verhevigen. Andersom trekt het aantrekkelijke onderwijsklimaat in Nederland veel studenten uit het buitenland voor drie jaar of soms langer. Nederland biedt kwalitatief goed onderwijs en is in verhouding tot andere vergelijkende landen niet duur. Voor EU studenten geldt dat zij evenveel collegegeld betalen als Nederlandse studenten. Het resterende bedrag betaalt de overheid, en die wordt betaald door de belastingbetaler. Doorgaans is in dit argument de redelijkheid ver te zoeken.
Des te meer reden om te zeggen: stop de verengelsing van het Nederlands onderwijs. Voer actief beleid om nadruk te leggen op behoud van de Nederlandse taal en cultuur binnen het hoger onderwijs. Doe dit ook vooral binnen het primair- en voortgezet onderwijs. En doe dit om de volgende redenen: omdat het belangrijk is de toegankelijkheid van Nederlandse studenten in het studieprogramma van hun keuze gegarandeerd te waarborgen. Dit is belangrijk voor studenten met verschillende achtergronden, hetzij als gevolg van migratie of een gebrek aan academische achtergrond van huis, oftewel: eerste generatie studenten.
En omdat internationalisering en het aantrekken van internationale studenten niet moet gebeuren ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. De afgelopen jaren hebben we gezien hoe zowel universiteiten als hogescholen studieprogramma’s in het Engels aanbieden om internationale studenten aan te trekken. Zonder een adequate voorbereiding. Zonder voorbereide docenten. Dit is vooral te wijten aan de hebzucht gestimuleerd door financiële prikkels. Deze cultivering van korte termijn handelen als gevolg van financiële behoeften moet worden beëindigd.
Op dit moment werken veel universiteiten aan het opzetten van strengere eisen, maar nog meer nadruk hierop kan geen kwaad. Beperk daarom de aantal internationale studenten. En belast de Nederlandse belastingbetaler niet onevenredig met een bachelorprogramma dat door niet-Nederlandse EU-student wordt gevolgd.