Opinie

Syp Wynia – De zorgopstand legt een poldercrisis bloot

24-08-2019 14:51

Minister Bruno Bruins (VVD, Zorg) tekende een wet, waarin zorgvakbonden en zorgwerkgevers een nieuw beroep vastlegden: de regieverpleegkundigen. Gewone verpleegkundigen moeten zich opnieuw scholen om het werk te doen dat ze al doen. De minister en de polderaars waren totaal verbijsterd, toen er een opstand uitbrak. Maar zowel hun wet als de opstand zeggen veel over het Nederland van 2019. De zorgopstand legt een poldercrisis bloot. En werkende vrouwen worden nog altijd minder serieus genomen.

De foto van 5 juni van dit jaar zegt veel. In het midden de VVD-minister van Zorg, met om zich heen alles wat je zoal in de polder aan vergaderaars hebt: de werkgevers, de vakbonden, de beroepsvereniging. Het is de wereld van de bestuurders die – als ze al uit het werkterrein komen – er prat op gaan ‘niet praktiserend’ te zijn.

‘De zorg is van de vergaderaars’

Vergelijk het met de ‘zorgakkoorden’ die diverse ministers de afgelopen jaren sloten met allerlei instanties uit de gezondheidszorg. Meestal staan de foto’s dan vol met politici, oud-politici en andere lobbycraten. Er staat zelden iemand tussen die een hand aan het bed is. De zorg is van de vergaderaars.

Zo kon het gebeuren dat de zorgvergaderaars samen een wet maakten waarin een nieuw beroep werd geschapen (‘regieverpleegkundige’) dat voorbehouden is aan jongelui die na 2012 een HBO-opleiding verpleging hebben gedaan. Alle anderen moeten of opnieuw examen doen, of zelfs opnieuw of alsnog die HBO-opleiding doen, zij het in verkorte versie (maar nog altijd een paar jaar).

Voor een buitenstaander is het al een gekke wet, al was het maar omdat de personeelstekorten in de zorg (en vooral van verpleegkundigen) gigantisch zijn – en groeiend bovendien. En dan zou je een substantieel deel van de meest ervaren verpleegkundigen uit het werk halen en opnieuw naar school sturen?

Nu dreigen bovendien duizenden van die ervaren verpleegkundigen de zorg op te geven, omdat ze door de wet van Bruno Bruins worden gediskwalificeerd. Als ze niet opnieuw examen doen of weer naar school gaan, raken ze verpleegkundige bevoegdheden kwijt die voorbehouden worden aan de nieuwe, vaak onervaren ‘regieverpleegkundige’.

‘De kloof tussen hoger en minder hoog opgeleiden die heden ten dage door heel Nederland loopt – die loopt als het ware dwars door de verpleegkundige beroepsgroep’

Geen wonder dat de werkvloer in opstand kwam. Bruins heeft zijn wet, BIG-2 geheten, inmiddels voorlopig in de koelkast gezet en in de persoon van D66’er en voormalige werkgeversvoorzitter Alexander Rinnooy Kan een ‘verkenner’ op pad gestuurd. En de vakbonden verbijten zich, want die hebben de wet zelf op het bordje van Bruins gelegd en hebben nu een boze achterban. Er is een serie sus-vergaderingen belegd.

Het heeft er alle schijn van, dat de HBO-instellingen die opleiden tot HBO-verpleegkundigen een belangrijke drijvende kracht zijn achter het uitvinden van de ‘regieverpleegkundige’, samen met sommige  verpleegkundigen die deze opleiding hebben gedaan. De kloof tussen hoger en minder hoog opgeleiden die heden ten dage door heel Nederland loopt – die loopt als het ware dwars door de verpleegkundige beroepsgroep. En de HBO-kant en hun lobbyïsten willen geen misverstand laten bestaan over de vraag aan welke kant zij claimen te staan, ook al is de praktische kloof in het dagelijks werk heel wat minder duidelijk.

Wat ook een rol speelt, is dat er in die wereld – en op het ministerie van Volksgezondheid – een ware hype rondgaat. Die hype heet ‘Value Based Healthcare’ (VBHC) en is gebaseerd op een boek (uit 2006) van de Amerikaanse Harvard-professor Michael Porter.

‘De voorlopige uitkomst is een wet die voorlopig de koelkast is ingegaan.’

Of dat wat is, die VBHC, laten we nu maar even in het midden, maar vast staat dat het een echte hype is, met een echte goeroe (Porter) en dat het vooral in Nederland een groot ding is – veel minder in andere Europese landen – en vooral een oplossing voor een typisch Amerikaans probleem is (massale overbehandeling, met gigantische kosten tot gevolg).

Hoe dan ook, die VBHC gaat rond, zorgverzekeraars raken er aan verslaafd, sommige instellingen ook, het ministerie en de Tweede Kamer eveneens. Handige jongens en meisjes en andere consultants zien er handel in (de vergelijking met het klimaatbeleid dringt zich op) en er ontstaat een wolk van elkaar napraten, onder weg naar een als onafwendbaar voorgestelde ‘transitie’ (de vergelijking met zowel het klimaatbeleid als het onderwijsbeleid dringt zich hier op).

‘Tienduizenden verpleegkundigen voelen zich opzij gezet en tekort gedaan door bonden en verenigingen die geacht worden hun belangen te dienen’

De zorgvergaderaars hebben de afgelopen jaren gaandeweg de lobby van het HBO bediend, daarbij mede leunend op de VBHC-hype. Er zijn lobbyisten die zo’n beetje suggereren dat ‘VHBC’ vereist dat je ‘regieverpleegkundigen’ als wettelijk beschermd beroep introduceert. Enfin, de voorlopige uitkomst is een wet die voorlopig de koelkast is ingegaan.

De vakbonden en de beroepsvereniging van verpleegkundigen en verzorgenden V&VN staan nu natuurlijk geweldig te kijk. Tienduizenden verpleegkundigen voelen zich opzij gezet en tekort gedaan door bonden en verenigingen die geacht worden hun belangen te dienen.

‘Eerder kwamen de basisschooldocenten ook al in opstand vanwege hun achterblijvende salaris’

In plaats daarvan hebben deze bonden hun oren laten hangen naar een specifieke belangengroep: HBO-instellingen die hun opleidingen verplicht willen stellen voor alle verpleegkundigen en naar HBO-verpleegkundigen die vinden dat er meer recht gedaan moet worden aan hun opleidingsniveau (al staat vaak niet vast dat dat praktisch gezien veel verschil maakt, ook omdat andere verpleegkundigen vaak bijgeschoold zijn).

Dat maakt een crisis in de polder zichtbaar. Eerder kwamen de basisschooldocenten ook al in opstand vanwege hun achterblijvende salaris. Wat bleek? Hun extra geld was in de voorgaande jaren door de werkgevers – de scholen – aan van alles en nog wat uitgegeven (of opgepot), maar niet naar het personeel gegaan. Toen de economische crisis voorbij was en de personeelstekorten toenamen voelden basisschooldocenten zich sterk genoeg om zich via Facebook te organiseren en alsnog loonsverhogingen binnen te halen.

‘Nu blijkt dat substantiële delen van de werkende bevolking niet of slecht worden vertegenwoordigd in de polder’

Net als bij de basisschooldocenten lijken bij de verpleegkundigen de bonden zich te hebben losgezongen van hun achterban. Nu de personeelstekorten steeds groter worden voelen beide beroepsgroepen zich sterk genoeg om via sociale media in opstand te komen: niet alleen tegen de overheid, maar ook tegen hun werkgevers – en tegen hun eigen vakbonden van vergaderaars zonder contact met de werkvloer.

Nu blijkt dat substantiële delen van de werkende bevolking niet of slecht worden vertegenwoordigd in de polder. En sociale media worden als nieuw, parallel kanaal gebruikt om alsnog voor de belangen op te komen die door de polderaars worden verwaarloosd. Facebook en Twitter als instrument voor de onmondigen – wie had dat gedacht?

Een volgende overeenkomst tussen de basisschooldocenten en de verpleegkundigen is het hoge – en groeiende – feminiene gehalte van de beroepsgroep. Vrouwen – vooral de gehuwde – deden tot enkele decennia geleden nauwelijks betaald werk in Nederland, dat werd ook in brede kring als onwenselijk gezien of zelfs wettelijk  verboden.

Dat huisvrouwenmodel en het daarop volgende parttime model is een rem op de professionalisering van de beroepen waarin vooral vrouwen werkzaam zijn. Hun inkomen wordt vaak gezien ‘voor erbij’ – ook door de betrokkenen zelf. Het is geen denkraam waarin op het vinkentouw wordt gezeten terwijl er in praatkantoren aan een ‘regieverpleegkundige’ wordt gesleuteld of de cao’s worden vastgesteld. Zo bezien mag de opstand van zowel de basisschooldocenten als die van de verpleegkundigen een hoogst interessante fase in het emancipatieproces van de vrouw in Nederland heten.

‘Wel tekent zich af dat de verpleegkundige beroepsgroep geen centrale rol lijkt te hebben in de leiding van de zorginstellingen’

De werkgevers – zoals de ziekenhuizen – hebben zich de nieuwe ‘regieverpleegkundige’ op zijn minst laten aanleunen. Hun rol is verder niet erg duidelijk. Wel tekent zich af dat de verpleegkundige beroepsgroep geen centrale rol lijkt te hebben in de leiding van de zorginstellingen. En oudere verpleegkundigen – die speciaal worden benadeeld door de wet van Bruno Bruins – al helemaal niet.

Vroeger was er in Nederland nog wel eens een verpleegkundig directeur, maar die dagen zijn – anders dan in andere landen – in Nederland voorbij. Er zijn drie keer zoveel verpleegkundigen dan artsen, maar ziekenhuizen worden gerund door artsen en door managers. Antennes voor verpleging ontbreken in de top.

In de crisisjaren dat de kabinetten-Rutte bezuinigden op de zorg maakten ziekenhuizen zich weinig zorgen over het personeelsaanbod. Nu trekken die werkgevers wel aan nieuw personeel (opgeleid door de HBO-instellingen) – en hebben daar ook geld voor gekregen van de minister – maar ze steken nog steeds weinig werk in het behoud van bestaand personeel, jong of oud. Dat constateerde ook Doekle Terpstra, de voormalige vakbondsvoorzitter die op onderzoek was uitgestuurd.

Dan hebben de Rutte-kabinetten ook de pensioenleeftijd snel verhoogd, zonder zich noemenswaard te bekommeren om bijvoorbeeld verpleegkundigen, die het boven de zestig meestal al niet uithielden. Mijn indruk: de ziekenhuizen hebben geen of nauwelijks beleid om die oudere verpleegkundigen aan het werk te houden, rekenen er op dat die – als vanouds – voor eigen rekening er mee ophouden of in de arbeidsongeschiktheid belanden.

‘Bruno Bruins gedraagt zich als een klassieke polderminister’

De ziekenhuizen verwaarlozen de oudere werknemer, terwijl ze die broodnodig hebben, ook als ervaren krachten die onervaren HBO-verpleegkundigen moeten begeleiden. Tegen zo’n liefdeloos decor is het niet zo vreemd dat ziekenhuisdirecties ook een systeem omarmen dat de werksfeer in de toch al overbezette verpleging (verder) verslechtert.

Bruno Bruins lijkt totaal verrast te zijn door het verzet tegen zijn BIG-2-wet. Hij gedraagt zich als een klassieke polderminister, die het beleid overlaat aan de betrokkenen, werkgevers en werknemers vooral. Als die samen iets willen, dan stempelt de minister die wens tot wet en is het verder klaar.

Maar zo werkt het dus niet, niet meer. Hooguit een vijfde van de Nederlandse werknemers is lid van een vakbond. En, zoals pijnlijk blijkt: die vakbonden blijken slecht te zijn in belangenbehartiging. Die bonden zijn kantoorbewoners geworden, hebben zich losgezongen, zijn halve ambtenaren geworden. Het poldermodel werkt niet, of in ieder geval niet meer.

Of Bruno Bruins een goede minister is voor die nieuwe werkelijkheid, laat zich bezien. Hij doet verongelijkt, zegt dat ‘ie dacht goed te doen door de wensen van de polderaars te bezegelen maar bleek net als zij het contact met de werkelijkheid verloren.

Bruins ontkent op de tv ook, wat wel keihard in zijn wet staat, namelijk dat verpleegkundigen door zijn wet professionele bevoegdheden kwijtraken. De benoeming van Alexander Rinnooy Kan als ‘verkenner’ om uit de impasse te komen is ook niet sterk. Rinnooy Kan heeft met reden het imago van een regent en de benoeming van zo’n lid van het besturende establishment getuigt niet van veel invoeling in deze gevoelige materie.

Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week