Het schokkendste aan de moord op de 42-jarige Nevith Condés Jaramillo was niet dat zijn lichaam op een heuveltje buiten Tejuplico, een kilometer of honderd ten westen van Mexico-Stad, op 24 augustus vol steekwonden werd gevonden. Het was niet schokkend dat we, ruim een week later, nog steeds geen idee hebben waaróm de oprichter van website El Observatorio del Sur om het leven werd gebracht.
Het schokkendste was dat de moord nauwelijks nog voor schokgolven in de Mexicaanse maatschappij heeft gezorgd. Vermoorde journalisten zijn normaal geworden, een onderdeel van het dagelijks leven in Mexico.
Nevith Condés Jaramillo is alweer de elfde journalist die dit jaar in Mexico is vermoord. Daarmee is 2019 niet alleen nu al het dodelijkste jaar in de geschiedenis van het land voor de pers, maar is Mexico per 1 september verreweg het gewelddadigste land in de wereld voor journalisten. Volgens cijfers van het Committee to Protect Journalists (CPJ), de in New York gevestigde persvrijheidsorganisatie die ik in Mexico vertegenwoordig, is Mexico verantwoordelijk voor niet minder dan een derde van alle wereldwijd vermoorde verslaggevers (31 in totaal tot nu toe).
Onder de slachtoffers zijn ook nationaal en internationaal bekende journalisten. Javier Valdez Cárdenas, doodgeschoten op 15 mei 2017 in Sinaloa, was de oprichter van tijdschrift Ríodoce en geliefd en gerespecteerd onder binnen- en buitenlandse collega’s om zijn moedige verslagen van de drugsoorlog in het brongebied van het Sinaloa Kartel van drugsbaron Joaquín ‘El Chapo’ Guzmán. Ook ik kende hem goed; regelmatig sprak ik hem en vroeg ik hem om advies, nadat ik in 2009 in Mexico neerstreek als freelance journalist. Regina Martínez, gewurgd in Veracruz in 2012, en Miroslava Breach, doodgeschoten in Chihuahua in 2017, waren gerespecteerde regionale correspondenten voor respectievelijk tijdschrift Proceso en dagblad La Jornada.
Niet alleen het aantal moorden is dramatisch. Mexico heeft ook het hoogste aantal vermiste journalisten ter wereld (14) en staat op de Global Impunity Index, een lijst die CPJ ieder jaar publiceert om de straffeloosheid in dodelijk geweld tegen de pers te meten, op een catastrofale zevende plaats, onder landen in oorlog als Jemen, Afghanistan, Irak en Somalië. Slechts drie moorden op journalisten hebben sinds het begin van deze eeuw tot een vonnis geleid, terwijl meer dan 95 procent van alle misdaden tegen de pers onbestraft blijft.
Het geweld tegen de pers in Mexico komt ook niet uit de lucht vallen, maar is een situatie die al meer dan tien jaar langzaam maar zeker escaleert en kan niet los worden gezien van de Mexicaanse drugsoorlog, die officieus begon in 2006. Dat jaar besloot de toenmalige president Felipe Calderón het leger in te zetten tegen de georganiseerde misdaad in het land. Duizenden militairen en zwaarbewapende federale politieagenten streken neer op deelstaten als Michoacán, Guerrero, Veracruz, Tamaulipas en Chihuahua, waar ze het opnamen tegen al even zwaarbewapende drugsbendes.
Het gevolg was een ongekende geweldsexplosie, die sindsdien naar schatting aan meer dan 300.000 mensen het leven heeft gekost. De Mexicaanse drugskartels, zoals de bendes in de volksmond worden genoemd, waren al decennialang met elkaar in conflict, maar de inzet van het leger dreef geweld dat tot dan toe goeddeels beperkt bleef tot de onderwereld naar de straat.
Steden als Ciudad Juárez, Nuevo Laredo en Acapulco werden plotsklaps oorlogszones. Sicarios (huurmoordenaars) denderden in terreinwagens door de straten van steden en dorpjes, gingen elkaar te lijf in massale schietpartijen en ontvoerden, martelden en vermoordden duizenden in een sfeer van volledige straffeloosheid. Beelden van aan bruggen gehangen lijken en onthoofde lichamen gingen en gaan de wereld over.
Voor de Mexicaanse journalisten is het werken in een context van dergelijk extreem geweld steeds moeilijker. Meer nog dan de gemiddelde burger is de pers anno 2019 een legitiem doelwit van de georganiseerde misdaad. Vooral in kleinere gemeenschappen, op het platteland en in steden waar de Mexicaanse staat niet de capaciteit of de wil heeft de georganiseerde misdaad een strobreed in de weg te leggen wordt de pers gezien als een directe bedreiging voor hun belangen.
Het zijn echter niet alleen de criminele bendes die de pers bedreigen. Sterker nog, volgens persvrijheidsorganisatie Article 19 wordt meer dan de helft van alle misdrijven tegen journalisten in Mexico gepleegd door de autoriteiten, en dan vooral politieagenten en politici op lokaal niveau.
Dat mag niet verrassen in een land waar criminele bendes zó alom aanwezig zijn. Volgens onderzoeker Edgardo Buscaglia van Columbia University in New York is de overgrote meerderheid van de Mexicaanse gemeenten in mindere of meerdere mate geïnfiltreerd door bendes. Soms zorgen bendes ervoor dat hun eigen kandidaten burgemeester of politiecommandant komen, of dwingen ze lokale en deelstaatpolitici met ze mee te werken door middel van de keuze ‘plata o plomo‘, ‘zilver of lood’: we kopen je om of we leggen je om.
Journalisten in Mexico komen daardoor in een onmogelijke situatie terecht. Als ze hun werk doen leggen ze onherroepelijk de corruptie en de criminele structuren in hun gemeenschappen bloot, waardoor doodsbedreigingen, aanslagen, martelingen of verdwijningen een onderdeel van het dagelijks leven worden. Aankloppen kunnen ze bij niemand: wie wordt bedreigd door de politie kan moeilijk aangifte doen bij diezelfde autoriteiten.
Corrupte autoriteiten en georganiseerde misdaad willen de pers echter niet alleen het zwijgen opleggen; ze willen de media ook voor hun eigen doeleinden gebruiken.
Onlangs sprak ik met een journalist uit de stad Reynosa, aan de grens met Texas in de noordelijke deelstaat Tamaulipas. Hij vertelde me dat hij, enkele dagen daarvoor, in de vroege ochtend op de redactie van zijn dagblad werd gebeld door een man die zich voorstelde als een lid van Los Zetas, een van ‘s-lands meest gevreesde en gewelddadigste bendes.
“Over een uur dumpen we een lichaam niet ver van de redactie,” vertelde de man hem. “Jij gaat er naartoe en je maakt foto’s. Ik wil er morgen een nieuwsbericht over in de krant zien.”
Een half uur later ging de telefoon opnieuw. Het was een lid van het Golf Kartel, de aartsrivaal van Los Zetas. “We hebben gehoord dat er straks een lichaam bij jou in de buurt wordt gedumpt,” zei hij. “Je mag onder geen beding hierover schrijven. Ik wil er niets over in de krant zien.”
Wie de instructies van de georganiseerde misdaad weigert wordt vermoord. Het is een regel die alle journalisten in Reynoso kennen en proberen na te leven. Voor de journalist was het dus een keuze tussen sterven of sterven. In het voorjaar van 2010 belden Los Zetas de redactie van de lokale krant El Mañana. Ze noemden de namen van drie verslaggevers van het dagblad.
“Of jullie komen naar ons of wij komen jullie halen,” beet Los Zetas de krant toe. De journalisten hadden geen keuze. Ze besloten vrijwillig zich over te leveren aan de bende. Er is nooit meer iets van ze vernomen.
De journalist uit Reynosa die ik zelf sprak is uiteindelijk gevlucht. Hij wil anoniem blijven, uit angst voor zijn familie.
Deelstaten als Tamaulipas zijn door het extreme geweld tegen de pers verworden tot wat we binnen onze organisatie ‘stiltezones’ noemen: regio’s waar reguliere journalistiek simpelweg niet meer mogelijk is. Om te voorkomen dat hun verslaggevers worden vermoord en redacties met granaten, molotovcocktails of machinegeweren worden aangevallen, proberen media zich zo goed en zo kwaad als het gaat aan de regels die ze worden opgelegd te houden.
Voor de Mexicaanse samenleving en democratie is het wegvallen van een vrije pers catastrofaal. Op de meest recente Corruption Perceptions Index van Transparency International, een internationale anti-corruptiewaakhond, staat het land op een abominabele 138e plaats. Tientallen oud-gouverneurs en federale ministers worden momenteel verdacht van corruptie en banden met de georganiseerde misdaad. Zonder een goed functionerende journalistiek weten de Mexicanen niet welke politici ze wel of niet kunnen vertrouwen. De democratie wordt er dodelijk door verwondt.
Opeenvolgende federale regeringen hebben slechts halfhartige pogingen ondernomen om iets aan deze dramatische situatie te doen. In 2010 werd een speciaal openbaar ministerie opgezet om misdaden tegen de vrijheid van meningsuiting te onderzoeken en te vervolgen, de FEADLE. In 2012 volgde het zogenaamde Mechanisme ter Bescherming van Mensenrechtenverdedigers en Journalisten. Hoewel het belangrijke stappen in de goede richting waren, hebben de regeringen van de presidenten Felipe Calderón (2006-2012), Enrique Peña Nieto (2012-2018) en nu Andrés Manuel López Obrador (sinds 1 december 2018) nooit voldoende in die instituties geïnvesteerd om de pers te kunnen beschermen.
Slechts veertien (!) onderzoeken door de FEADLE hebben sinds 2010 tot een vonnis geleid, maar daar zat geen enkele moordzaak tussen. Het Mechanisme heeft intussen weliswaar meer dan 900 bedreigde journalisten en activisten voorzien van beveiligingsmaatregelen als alarmknoppen en lijfwachten, maar kampt volgens een eerder deze maand door de Verenigde Naties gepubliceerd rapport met voortdurend geldgebrek en onvoldoende training van de slechts 36 man personeel die het heeft. Tenminste vier journalisten die op papier hadden moeten worden beschermd door de staat zijn de afgelopen drie jaar vermoord. Bovendien blijkt de Mexicaanse federale regering de afgelopen jaren actief journalisten en activisten te hebben bespioneerd.
De huidige president Andrés Manuel López Obrador kwam aan de macht met de belofte een einde aan het geweld tegen de pers te maken. Tot nu toe heeft zijn regering hopeloos gefaald. Niet alleen dreigt 2019 het dodelijkste jaar uit de geschiedenis van de Mexicaanse pers te worden, ook heeft de regering-López Obrador weinig interesse in het versterken van de rechtsstaat. In plaats van instanties als de FEADLE en het Mechanisme te versterken en uit te breiden wordt er op ze bezuinigd. En de president zelf lijkt meer geïnteresseerd in het uitvechten van verbale oorlogen met kritische journalisten dan het geweld een serieus onderdeel te maken van zijn beleid.
“Wat de Mexicaanse staat doe, is een simulatie. Ze is niet echt geïnteresseerd in het beschermen van ons,” vertelde Gildo Garza, de hoofdredacteur van dagblad Cambio Press me. Hij vluchtte twee jaar geleden uit Ciudad Victoria, de hoofdstad van Tamaulipas, naar Mexico-Stad, nadat hij de laatste jaren drie keer door Los Zetas was ontvoerd en gemarteld. “We hebben de keuze tussen blijven en sterven of vluchten en wegkwijnen.”
Is er licht aan het einde van de tunnel? Vooralsnog niet. Het geweld verergert, de staat is zwak en ongeïnteresseerd en journalisten als Gildo Garza worden steeds wanhopiger in hun wachten op een oplossing.
Toch gloort er een beetje licht aan de horizon, want de Mexicaanse journalistiek is verre van uitgeschakeld. Onderzoeksjournalisten als Héctor de Mauleón, Marcela Turati, Alejandra Xanic von Bertrab, Nayeli Roldán en Manu Ureste hebben de afgelopen jaren, mede dankzij internationale steun, grote corruptieschandalen blootgelegd. Gepokte en gemazelde fotografen en verslaggevers als Bernandino Hernández, Patricia Mayorga en Luz del Carmen Sosa blijven in deelstaten als Chihuahua en Guerrero met gevaar voor eigen leven het nieuws brengen uit de gewelddadigste zones in Mexico.
Zolang zij blijven knokken voor de Mexicaanse pers is er hoop. Het is aan de Mexicaanse staat hun werk eer aan te doen.