De woninghuren waren in juli gemiddeld 2,5 procent hoger dan in dezelfde maand een jaar eerder. Dat constateert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van nieuwe cijfers.
De huren van sociale huurwoningen bij woningcorporaties stegen met 2 procent en van sociale huurwoningen bij de overige verhuurders met 3,3 procent. Ook de huren van de vrijesectorwoningen gingen met 3,3 procent omhoog. De gemiddelde huurstijging was wat hoger dan in juli 2018, toen er een prijsgroei van 2,3 procent in de boeken werd gezet.
Het statistiekbureau noemt de sterkere stijging van de consumentenprijzen vorig jaar als een belangrijke oorzaak voor de hogere huurstijging. Voor gereguleerde huurwoningen is de maximale huurverhoging namelijk de stijging van de consumentenprijzen in het voorgaande jaar plus een inkomensafhankelijke toeslag.
Daar komt bij dat voor woningcorporaties de extra regel geldt dat de totale huurinkomsten in een kalenderjaar gelimiteerd mogen stijgen. Voor dit jaar is de maximale toename vastgezet op 2,6 procent. Het CBS merkt op dat de huren bij het wisselen van bewoners dit jaar minder hard stegen dan in 2018. De gemiddelde verhoging bij wisseling van huurders was dit jaar 8,2 procent. Vorig jaar was dit nog 9,6 procent. Verhuurders zijn niet gebonden aan de maximale huurverhoging als een nieuwe huurder in de woning trekt.
Amsterdam kent overigens al jaren de hoogste huurstijging van het land, dit jaar van 3,4 procent. Rotterdam zit hier vlak onder met 3,2 procent. In Den Haag en Utrecht gingen de huren iets minder hard omhoog met respectievelijk 2,5 procent en 2,4 procent. De relatief hoge huurstijging in Amsterdam en Rotterdam draagt er ook aan bij dat Noord- en Zuid-Holland de provincies zijn met de sterkste huurstijgingen, aldus het statistiekbureau. Drenthe heeft al jaren de laagste huurstijging van Nederland.
Anp