Vrijwel dagelijks berichten media kritisch over de politie. De aanpak van de georganiseerde criminaliteit laat te wensen over (pdf). Zedenmisdrijven blijven op de plank liggen en misdaadcijfers worden veel te rooskleurig weergegeven. Tel daarbij op de toenemende werkdruk, de mollen binnen de organisatie, het sluiten van lokale politieposten en de toenemende agressie jegens het politiepersoneel. Dan is het niet verwonderlijk dat het politiepersoneel weinig vertrouwen meer heeft in de korps- en politieke leiding en dat de afstand tot de burger steeds groter wordt. Politiemensen voelen zich niet meer geruggesteund in hun taakuitoefening binnen een samenleving die steeds risicovoller wordt.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Twee hoofdredenen liggen hieraan ten grondslag. In de eerste plaats de keuze voor een Nationale Politie. Een reorganisatie zonder logica, die niet past binnen het veiligheidsbestel en waarvan de effecten nu pijnlijk zichtbaar worden. In 2012 besloot toenmalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten dat de 26 regionale politiekorpsen moesten worden omgevormd tot een Nationale Politieorganisatie. De reorganisatie (kosten ca. € 1 miljard) is ingezet zonder draagvlak, maar vanuit een politiek en juridisch machtsspel. De burgemeesters waren tegen, het politiepersoneel was argwanend en de politiebonden stonden ook niet te juichen. De korpsleiding is een marionet geworden van de minister van Justitie en Veiligheid. Politiek welgevallige onderwerpen als de diversiteit binnen de organisatie en de voortgang van de reorganisatie domineren de agenda. De roep uit de politieorganisatie om meer opsporingscapaciteit en een strenger straffenregime vindt geen gehoor in Den Haag. Politiemensen hebben veelal het gevoel dat al hun inspanningen om criminelen achter de tralies te krijgen tevergeefs zijn geweest.
Een tweede aspect is de sterk toenemende bureaucratisering binnen de politieorganisatie. De korps- en eenheidsleiding hollen van vergadering naar vergadering en focussen zich meer op politiek beladen dossiers dan dat er aandacht is voor het personeel op de werkvloer. Leidinggevenden zijn ‘spreadsheetmanagers’ geworden die voortdurend bezig zijn met het produceren van cijfers naar aanleiding van Kamer- en journalistieke vragen. Door de reorganisatie is bovendien de afstand van de leiding tot de werkvloer te groot geworden, waardoor een (communicatie)kloof is ontstaan. Politiemensen zijn erg loyaal, maar we zien het nu misgaan. De politieorganisatie kraakt in haar voegen. Er ontstaat een gezagscrisis en dat brengt de veiligheid van de burgers in gevaar.
De Nationale Politie is een feit. Dat draai je niet zo maar terug. Wel is er binnen de organisatie een sterke behoefte aan charismatische en gezaghebbende leiders die stáán voor de belangen van hun personeel. Superieuren die niet slechts bezig zijn met ‘Haagse dossiers’, maar vol passie hun vak uitoefenen, mee de straat op gaan in moeilijke situaties, hun agenten nog bij naam kennen, zorgen voor voldoende goed opgeleid personeel en de moed hebben een kritisch geluid af te geven richting de politiek. Het professionalisme moet het winnen van de bureaucratie. Dat zal het vertrouwen op de werkvloer kunnen herstellen. Politici en topambtenaren moeten zich realiseren dat politie geen speelbal mag zijn in het politieke krachtenveld. Het zou enorm kunnen helpen wanneer ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid en Tweede Kamerleden regelmatig eens een weekje met agenten meelopen. De awareness en het urgentiebesef voor een robuuste en slagvaardige politieorganisatie zal daarmee aanzienlijk toenemen. Met heimwee denken we terug aan ‘oudgedienden’ Eric Nordholt, Joop van Riessen en Klaas Wilting, inspirerende voorbeelden aan wie veel dienders zich nog steeds spiegelen. “Toen was zeggen waar het op staat nog heel gewoon!”