Op universiteiten wordt de discussie serieus gevoerd, over de vraag of uitgesproken denkers daar wel een podium moeten krijgen. Omdat instellingen hun studenten ook een ‘veilige ruimte’ zouden moeten bieden en voorkomen dat deze jongeren worden geconfronteerd met opvattingen die hen zouden kunnen kwetsen. Vanwege hun geloof, afkomst, of politieke opvattingen. Achtergond van deze discussie is de ‘identiteitspolitiek’, waarbij je etniciteit, religie of afkomst bepalend zouden zijn voor je opvattingen en mensen met een andere achtergrond daar geen mening over zouden mogen hebben.
Ik moest daarbij denken aan de begintijd van de universiteiten, toen docenten moesten strijden om in vrijheid hun ideeën te kunnen onderwijzen. Zoals Siger van Brabant, die zijn studenten in de dertiende eeuw Aristoteles wilde leren, maar dit uiteindelijk met de dood moest bekopen. Omdat deze ideeën niet zouden passen bij de christelijke identiteit van Europa in die tijd.
“Het is het eeuwig licht van Siger,/ Die lessen gevend in de Strostraat,/ Afgunst wekkende waarheden verkondigde.”
Dit schreef de dichter Dante Alighieri, die Siger volop roemde in zijn epos De goddelijke komedie. De filosofie was in deze tijd een ‘dienstmaagd’ van de theologie en diende zich altijd te voegen naar de officiële leer van de kerk. Dat ging echter wringen toen in de dertiende eeuw steeds meer werken van Aristoteles werden herontdekt. Boeken die in Europa al lang waren verdwenen, maar in de islamitische wereld wél waren bewaard en via nieuwe handelswegen in het Westen kwamen. Siger ging deze ‘nieuwe’ filosofie doceren aan de nog jonge universiteit van Parijs. Aristoteles schreef over de logica en de natuur, maar ook over ethiek en politiek, over alle aspecten van het leven. Deze alomvattendheid vergrootte ook het gevaar dat deze filosofie de afgunst zou wekken van de katholieke theologen in Parijs.
Wij zijn allen gelovig, we geloven allemaal in de vooruitgang. Of we nu links zijn of rechts, rijk zijn of arm, optimist of pessimist, we leven uiteindelijk in de overtuiging dat de economie zal groeien, de technologie vooruit zal gaan en onze kennis zal blijven vermeerderen. Het is soms goed om eens naar onszelf te kijken door de bril van het verleden, omdat we dan beter zien wat onze tijd zo typisch maakt.
De overtuiging dat we in de toekomst onszelf en de wereld steeds beter zullen begrijpen is eigenlijk pas van vrij recente datum en komt voort uit wat filosofen in de achttiende eeuw de Verlichting gingen noemen, het idee dat de beschaving zal klimmen tot een steeds hoger niveau. Eeuwenlang hadden mensen een heel ander beeld. Dat gold zeker voor Siger, die met Aristoteles een filosoof leerde kennen uit een ver verleden, maar van een veel hoger niveau. En die zijn tijdgenoten tot voorbeeld zou moeten dienen.
De universiteit van Parijs was één van de eerste in Europa en bedoeld als een vrijplaats voor de opleiding van een geestelijke en politieke elite. Siger wilde onafhankelijk onderzoek doen naar de leer van Aristoteles, maar stuitte daarbij ook op opvattingen over het ontstaan van de aarde en over het leven na de dood die niet te verenigen waren met de christelijke leer. Siger had felle discussies met de theologen in Parijs, over de vraag of dit ‘nieuwe’ denken aan de studenten mocht worden onderwezen. Veel collega’s van hem vreesden dat de studie van Aristoteles zou leiden tot ongeloof en losbandigheid en bederf van de jeugd. Dit was een discussie die veel tact vereiste, maar dat had deze Brabander niet. Siger gold eerder als een heethoofd, die ook niet schroomde om met collega-hoogleraren op de vuist te gaan. In 1277 verbood de bisschop van Parijs een aantal filosofische stellingen en werd Siger door de katholieke kerk in de ban gedaan.
De Lage Landen hadden in deze tijd nog geen universiteit, de eerste werd in 1425 in Leuven gesticht, in 1575 volgde die van Leiden. De universiteit van Parijs was eeuwenlang dé plek waar elitekinderen uit allerlei landen werden opgeleid. Siger had dan ook veel invloed op de ontwikkeling van deze jongeren, die later belangrijke posities zouden gaan bekleden. Hij was een goed christen en wilde zeker niemand kwetsen, maar de Brabander vond ook dat jongeren andere opvattingen moesten leren kennen, al was het maar om die te kunnen weerleggen.
Na de ban werd Parijs voor Siger veel te gevaarlijk en sloeg hij op de vlucht. Dat zijn bedoelingen goed waren blijkt ook uit het feit dat hij niet besloot om onder te duiken, maar naar Rome trok, of beter naar Orvieto, waar de paus toen verbleef en bij wie hij zijn zaak wilde bepleiten. Hoe het gebeurde, dat weet ik niet, maar hier werd Siger al snel door messteken om het leven gebracht.
Na de dood van Siger duurde het maar enkele generaties voordat de filosofie van Aristoteles gemeengoed werd op de universiteiten en ook in onze Lage Landen eeuwenlang de filosofie zou gaan beheersen. De Brabander had zijn offer voor de vrijheid niet voor niets gebracht. Maar ‘het eeuwig licht van Siger’, zoals Dante het noemde, dreigt toch een beetje te verbleken, op het moment dat universiteiten nu discussiëren over het weigeren van omstreden denkers. Het idee dat je vooral moet luisteren naar mensen waar je het mee eens bent is een gevaar voor de academische vrijheid. Deze houding zou ook kunnen leiden tot een generatie die veel minder in staat is om te gaan met andersdenkenden.
De filosoof Buridanus had weer heel andere problemen met zijn studenten, die werden geschaakt en vermoord door de koningin. In deel 3 zal blijken hoe deze rector van de universiteit van Parijs ook zélf alle vernuft nodig had om zich van haar beklemmende liefde te redden.
Ronald van Raak schreef in deze serie eerder over een ketterse filosofie in Stavoren: Het gevaar van denkende Friezen