Sinds de aanslagen van 9/11 in de Verenigde Staten in 2001 voeren de Verenigde Staten een oorlog tegen het terrorisme, met Nederland in de bijwagen. Met als resultaat dat Nederland al 18 jaar oorlog voert in Afghanistan, betrokken raakte bij regime-change operaties in Irak en Libië en meehielp de opstand in Syrië tegen president Assad te financieren. En altijd met Saoedi-Arabië als partner in de strijd – hetzelfde land dat bij ons het salafisme sponsort. Waarom toch?
Feit en fictie lopen in de oorlog tegen het terrorisme door elkaar. We gingen overal ter wereld het islamitische terrorisme van Al Qaida – gesteund door staten of groeperingen als de Taliban – bestrijden. Het Soennitische extremisme was de grote vijand. Al het soennitische extremisme? Wie oplet en verder terugkijkt dan 2001 ziet dat de VS al decennia regelmatig de beste vriend zijn van soennitische extremisten. Nergens is dat duidelijker dan in het strategische partnerschap met Saoedi-Arabië, waar Nederland trouw bij aanhaakt.
In 1974 sloten de Amerikanen onder president Nixon een monsterverbond met de koninklijke familie van Saoedi-Arabië om de economische en monetaire crisis in de VS te kunnen bezweren. Riyad kocht Amerikaanse staatsleningen – treasuries – van de dollars die ze verdienden aan het verkopen van olie aan de VS en andere westerse mogendheden.
De VS garandeerden met hun militaire apparaat machtsbehoud voor de Saoedische koninklijke familie, zoals de Amerikaanse president Franklin Roosevelt en de Saoedisch koning Abdul Aziz daarvoor in 1945 de grondslag legden. De VS en Saoedi-Arabië steunden vanaf 1980 gezamenlijk jihadistische strijders – waaronder Osama bin Laden – in de oorlog tegen de Sovjet-Unie in Afghanistan.
Saoedi-Arabië investeerde van de winst van de oliehandel sinds 1979 naar schatting minstens 100 miljard dollar in het wereldwijd verspreiden van een extreme versie van de islam gebaseerd op de staatsreligie, het Wahabisme. Met resultaat, want moslims wereldwijd én in Nederland staan onder invloed van dit gedachtengoed.
Fundamentalistische internaten, islamitische kledingvoorschriften voor vrouwen, agressie tegen afvalligen en andersgelovigen: het manifesteert zich van de voormalige Nederlandse kolonie Indonesië tot in Amsterdam-West. Geen enkel regime heeft de verspreiding van extremisme en jihadistisch gedachtengoed zo vooruit geholpen als de Saoediërs.
Ook Al Qaida is in Saoedi-Arabië ontstaan, onder de vleugels van de Saoedische koninklijke familie. Volgens de veiligheidsadviseur van de Amerikaans president Carter, Zbigniew Brzezinski, vormde het bewapenen van jihadisten als Osama bin Laden tijdens de Koude Oorlog een acceptabel risico. Machiavelli waarschuwde in de 16e eeuw al dat hulptroepen en huurlingen onbetrouwbaar zijn en je meestal verraden. De CIA noemt dat eufemistisch ‘blowback’.
Toch bleven de VS na 9/11 soennitische extremisten gebruiken – als boots on the ground – om hen onwelgevallige regeringen in Libië en Syrië ten val te brengen. Het optreden van de westerse coalitie heeft steeds minder te maken met de officiële rechtvaardiging – de oorlog tegen Al Qaida – en steeds meer met machtspolitiek. Oud-generaal Wesley Clark citeerde in zijn autobiografie een collega in het Pentagon:
“I guess it’s like we don’t know what to do about terrorists, but we’ve got a good military and we can take down governments.”
Soennitische fundamentalisten zijn voor de VS zowel medestanders als tegenstanders, of ze wisselen als in een spiegelpaleis van gedaante. Journaliste Bette Dam beschreef in Op zoek naar de vijand (2019) hoe in Afghanistan het geweld van de Taliban, andere fundamentalistische groeperingen en de Afghaanse regering naadloos in elkaar overloopt.
De Taliban waren eind 2001 onder voorwaarden bereid tot een overgave, maar de Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld gaf simpelweg orders aan de Afghaanse president Hamid Karzai om door te vechten. Rumsfeld vertelde aan Amerikaanse verslaggevers: “Er gebeurt in Afghanistan niets wat indruist tegen onze belangen.” Tegen Wesley Clark was Rumsfeld nog duidelijker: “Nobody tells us where and when to bomb.”
Het westerse bondgenootschap blijft praktisch getrouwd met de koninklijke familie van Saoedi-Arabië. De Saoediërs bestellen in de VS en andere westerse landen voor honderden miljarden aan wapens. De Saoediërs bezitten bovendien een flink deel van de Amerikaanse treasuries (staatsobligaties). En Riyad is niet bang te dreigen met het dumpen van hun dollarreserves, bijvoorbeeld als politici in Washington de verantwoordelijkheid van prominente Saoediërs rond 9/11 willen laten onderzoeken.
Ook in Nederland spreken we vanwege de vele handelscontracten liever niet over de oorlogsmisdaden in de door Saoedi-Arabië gevoerde oorlog tegen sjiitische rebellen in Jemen. Hans de Boer van werkgeversverband VNO-NCW omschreef op 15 september in het televisieprogramma WNL op Zondag de handelsrelaties met Saoedi-Arabië als ‘een vorm van in contact blijven met mensen’. Alsof het hier om een antropologisch experiment gaat.
In werkelijkheid is Saoedi-Arabië een innige partner, zowel voor Shell als voor de Nederlandse koninklijke familie. Objectief beschouwd is Saoedi-Arabië niet veel beter dan terreurgroepering Islamitische Staat – maar dan met diplomatieke erkenning, een VN-zetel en lidmaatschap van VN mensenrechtencommissies. Washington is momenteel geobsedeerd met het gevaar van het Sjiitische Iran en zit meer dan ooit in het kamp-Riyad. Wil Nederland zich hier bij blijven aansluiten?
In Nederland gaan politiek en media gewillig mee in de Amerikaanse kijk op de internationale politiek. Washington levert kant-en-klare scripts aan met good guys en met bad guys als Saddam Hoessein, Khadaffi en Assad. In buurlanden als België en Duitsland is men minder snel overtuigd door de Amerikaanse verkoopverhalen.
GroenLinks is bij Amerikaanse interventieplannen volgzamer aan Washington dan de conservatief-nationalistische CSU in Duitsland. Het tekent de verwevenheid in Den Haag met zowel de militaire strategie als de inlichtingenwereld van Washington.
Nederland werkt daarbij regelmatig het eigen belang tegen. Na de destabilisatie van Syrië kwam de ‘blowback’ vooral in Europa terecht. Vanuit West-Europese landen vertrokken ISIS-gangers, terugkerende ISIS-ers pleegden aanslagen, onbeheersbare vluchtelingenstromen zetten de politieke verhoudingen in heel Europa op scherp.
Nederlandse politici zijn regelmatig ‘geschokt’ door uitingen van salafisme in de Haagse Schilderswijk of in Amsterdam-West. Vaak zijn die uitingen gefinancierd vanuit Saoedi-Arabië. Maar daar durven we onze ‘contacten’ in Riyad niet op aan te spreken.
Alternatieven voor het bestaande buitenlandse beleid onderzoeken politieke partijen in Nederland zelden. Niet meer meedoen in Afghanistan – waar het netto-effect van onze militaire inzet nul is – blijft voor regeringspartijen vrijwel onbestaanbaar. In 2014 kwam volgens het CBS nog maar 15 procent van de olie-import in Nederland uit Saoedi-Arabië, destijds minder dan uit Rusland. Maar in Den Haag blijft Saoedi-Arabië een voorkeursbehandeling krijgen, terwijl men dat bij olie- en gasleverancier Vladimir Poetin bepaald niet doet.
Nederland is in de oorlog tegen het terrorisme de weg in de woestijn kwijtgeraakt. Den Haag gedraagt zich tegenover de VS te vaak als een vazal. We vechten in onherbergzame gebieden als Afghanistan tegen imaginaire vijanden en zelfgecreëerde schurken. We maken onszelf wijs dat we veiligheid en democratie brengen naar tribale islamitische samenlevingen – ten koste van Nederlandse militairen, waarvan een aantal later getraumatiseerde veteranen zullen zijn. Welk Nederlandse belang dient dit nog?
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.