Brief ontvangen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP): “De kans dat ABP de pensioenen volgend jaar moet verlagen is zeer waarschijnlijk.” Geen mooi Nederlands: een kans is groot of klein, niet ‘waarschijnlijk’ – maar een mooie inhoud is het ook niet. Verstuurd door het bestuur dat mijn pensioen sinds 2009 al met vijftien procent heeft verlaagd door niet te compenseren voor de inflatie van de afgelopen tien jaar. Het ABP heeft een bestuur met vertegenwoordigers van overheidswerkgevers, vakbonden en gepensioneerden. Op de website zien we een foto met een bondige uitspraak van elk bestuurslid. Veel bestuursleden spreken over ‘vertrouwen’ en hoe belangrijk dat is voor een pensioenfonds. Maar dat vertrouwen is moeilijk op te brengen voor zulke makke schapen.
Tenminste één mak schaap, Geraldine Leegwater, geeft les op een cursus aan de Erasmus Universiteit voor ‘Certified Pensioenexecutive Vermogensbeheer’ en was hoofd van het pensioenfonds van ABN Amro. Iedereen met zo’n deskundige achtergrond is bekend met de overzichten van de OESO van ‘s werelds grootste pensioenfondsen.
Het gemiddelde rendement wereldwijd van de nationale overheids-pensioenfondsen na aftrek van de inflatie en van de gemaakte kosten was 6,3 procent per jaar. Als het ABP dat gemiddelde zou hanteren was er geen enkele reden tot korten in 2020 en kon het ABP ook alle achterstand bij de vergoeding van de al opgetreden inflatie in een keer herstellen. Maar dat mag niet van De Nederlandsche Bank, die een extreme rekenrente hanteert. Ik kon cijfers over de rekenrente vinden voor overheids-pensioenfondsen in Canada; die werken met twee rekenrentes.
De belangrijkste van die twee Canadese rekenrentes is 5-5,5 procent voor pensioenfondsen die – net als het ABP – pensioenen uitbetalen die zijn gekoppeld aan salarissen. Diezelfde pensioenfondsen in Canada moeten echter een tweede berekening doen met een veel lagere rekenrente, voor een scenario waarin het pensioenfonds morgen wordt opgeheven en alle bezittingen moet liquideren om er annuïteiten mee te kopen.
Het voorbeeld van Canada laat zien wat er fout is met de enkele rekenrente voor het ABP. Als we het ABP zouden moeten liquideren, hebben de gepensioneerden recht op een annuïteit ter hoogte van hun pensioen. De kosten van zo’n annuïteit hangen inderdaad af van de lange rente die in Nederland laag is (maar ook in Canada: 1,45 procent).
Zo’n lage rente is correct om een annuïteit uit te rekenen, maar als het pensioenfonds een going concern is – en Canada zal net als Nederland nog lang leerkrachten en andere overheidswerknemers nodig hebben – dan mag in Canada het pensioenfonds rekenen met een voorzichtig geschat feitelijk rendement op de bezittingen.
Nederlandse pensioenfondsen zouden beter het Canadese model kunnen volgen. Bedrijfspensioenfondsen in krimpende sectoren waar weinig nieuwe deelnemers zich aansluiten zouden moeten werken met een lage rekenrente die past bij de aankoop van annuïteiten wanneer het pensioenfonds inderdaad zou overgaan tot liquidatie.
Pensioenfondsen zoals ABP voor de overheid en het onderwijs en PFZW in de zorgsector houden een continue instroom van nieuwe deelnemers en hoeven dus niet de accountant gerust te stellen met een liquidatiescenario. Zulke pensioenfondsen kunnen veilig werken met een rekenrente die lijkt op het gemiddelde rendement uit het verleden. Bij het ABP was dat ongeveer 7 procent en daarmee zou de lucht direct zijn geklaard.
Rekenrente en pensioenen zijn niet het enige dilemma voor Den Haag. Er is stijgende weerstand tegen de enorme kosten van geforceerd afkoppelen van het aardgas, er is de vraag of atoomenergie toch niet de schoonste vorm van energie is en er is vorige week op straat een advocaat doodgeschoten.
Is het dan niet wijzer om de vredespijp te roken over de pensioenen? In totaal betalen de Nederlandse fondsen per jaar nog geen drie procent van hun bezit uit aan pensioenen. Als vanaf morgen alle premies zouden opdrogen en het belegde vermogen zou stagneren (onrealistische en super-sombere extreme aannames), is er nog voor 30 jaar buffer in de kas om de pensioenen uit te betalen.
We kunnen dus veilig de pensioenpan van het vuur halen en eerst een paar andere dringende problemen aanpakken. Gelukkig zit ook Xander den Uyl in het bestuur van het ABP. Hij is geen financieel deskundige en had acht jaar nodig voor zijn studie economie, maar heeft ruim ervaring in de politiek.
Misschien is Den Uyl het er wel mee eens, dat de pensioenpan van het vuur kan. En zijn collega-bestuurslid Geraldine Leegwater is deskundig genoeg om te vragen of De Nederlandsche Bank nog andere landen kent waar de rekenrente zo extreem wordt gehanteerd, ook voor pensioenfondsen als ABP en PFZW waar geen reden is om te rekenen met een liquidatiescenario.
De Nederlandsche Bank is niet de enige partij in deze discussie. Prof Bernard van Praag waarschuwt al jaren tegen de extreme en internationaal afwijkende opvatting van DNB. Wat vindt het bestuur van het ABP van zijn kritiek? We weten het niet. Hoog tijd voor een eigen geluid van de pensioenfondsen.
P.s. Juist deze week komt er – tien jaar te laat – beweging in de discussie. Dan is de Canadese oplossing met een lage rente voor een liquidatie scenario en een rente van zo’n 5 procent voor fondsen met continuiteit een bruikbaar recept.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.