Het is bekend dat menselijk leven in de oudheid van weinig waarde werd geacht. Zo liet men ongewenste en zwakke baby’s vaak gewoon creperen. Maar al in de Romeinse tijd waren het de christenen die zich ontfermden over geboren en ongeboren kinderen. Men zegt daarom weleens dat kinderen een uitvinding van het christendom zijn, omdat christenen eeuwenlang rebelleerden tegen de antieke kijk op de allerjongsten als non-personen.
Dankzij die ingrijpende culturele omslag hebben geboren kinderen het nu stukken beter in de westerse wereld. Maar ongeboren kinderen moeten het momenteel voornamelijk hebben van christelijke inspanningen als het gaat om hun bescherming tegen een onnatuurlijke dood in de baarmoeder. Toch zijn er ook ongelovige pro-lifers, waaruit blijkt dat de scheiding tussen beide kampen niet louter religieus hoeft te zijn.
In de huidige mensenrechtenstrijd rondom abortus worden voorbeelden van ongelovigen met een pro-life visie maar zelden aangehaald, terwijl hun aantal lijkt te stijgen. De organisatie Secular Pro-Life vertelt op haar website dat er alleen al in de Verenigde Staten tussen de 6 en 8,7 miljoen ongelovige pro-lifers wonen. Dat is 15 tot 18 procent van alle ongelovigen.
Desondanks schetst de media doorgaans een beeld van pro-lifers als fanatici die in het verleden leven, wars van enige wetenschap of een morele afweging die filosofen kan prikkelen. Volgens die stemmen zijn christenen pro-life, omdat hun pastor dat zegt of vanwege ouderwetse tradities. Dit kan te wijten zijn aan onwetendheid, maar het is soms onderdeel van een strategie. Want in de huidige samenleving wordt de traditionele christen gemakkelijk weggezet als niet-relevante gesprekspartner.
Christa Compas, directrice van het Humanistisch Verbond, zei ooit in Trouw dat het pro-lifers gaat om het “doorduwen van een specifieke, religieuze ideologie” en dat ze het embryo vanaf de bevruchting beschermwaardig achten vanuit een religieuze moraal.
Daarmee maakt ze handig gebruik van een drogredenering, door de identiteit van de boodschapper aan te vallen in plaats van de boodschap. Impliciet stelt Compas dat de beschermwaardigheid van een embryo onmogelijk met wetenschappelijke of wijsgerige inzichten kan worden verdedigd, terwijl ze vanuit haar functie moet weten dat die argumenten er wel degelijk zijn.
Zelfs binnen humanistische gelederen zijn pro-lifers te vinden. Sterker nog, de op haar website veelgeprezen atheïst en humanist Christopher Hitchens had een uitgesproken pro-life visie als het gaat om abortus. Toen het onderwerp tijdens een debat ter sprake kwam, zei hij:
“Als humanist geloof ik dat het concept ‘ongeboren kind’ echt is. Ik denk dat het concept wordt onderstreept door alle recente bevindingen in het veld van embryologie, door de vroege levensvatbaarheid van een deugdelijk verwekt mens, zonder kritieke misvormingen. […] En daarmee zeg ik dat het niet de verantwoordelijkheid van de vrouw alleen kan zijn om hierover te beslissen. Het is een sociaal, ethisch en moreel vraagstuk. En ik zeg dit als iemand die geen enkel geloof koestert in het bovennatuurlijke.”
Het is daarom niet vreemd dat er humanisten zijn die zich organiseren onder een pro-life vlag, zoals de Canadese Pro-life Humanists. Het bestaan van deze visie zou de oprechte pro-choicer best mogen bewegen tot het herzien van bepaalde uitspraken. Maar helaas gaat het in onze samenleving steeds vaker om het framen van ideologische tegenstanders, in dit geval als religieuze fanatici en vrouwenhaters. Dat dit vrijwel altijd onterecht is, bleek uit meerdere reportages die het afgelopen jaar (vaak onbedoeld) aantoonden dat er voor de deur van abortuscentra geen sprake is van intimidatie en agressie door pro-life demonstranten.
Ook langs een liberale meetlat is een pro-life visie mogelijk. Dat bewees Charlotte Lockefeer, medewerkster van het wetenschappelijk instituut van de VVD, toen ze in 2016 een controversieel stuk over abortus schreef in het tijdschrift Liberaal Reveil. Volgens Lockefeer zijn de doorgaans sociaal-economische redenen voor abortussen onverenigbaar met liberale principes.
Denk ook aan Don Marquis, de Amerikaanse emeritus hoogleraar in de filosofie. Zijn essay ‘Why Abortion is Immoral’ doet niet onder voor filosofische verhandelingen die pleiten voor een recht op abortus. Sterker nog, ethici moeten van goeden huize komen om zijn betoog te voorzien van enigszins waardige repliek. En zo zijn er meer denkers die teksten schreven vol met wetenschappelijke en filosofische argumenten tegen abortus. Het is jammer dat die standpunten zelden gehoord mogen worden, juist omdat deze nu eens niet terzijde kunnen worden geschoven met het label ‘geloofsextremisme’.
Wanneer de pro-choicer voorbij de populaire karikatuur van de pro-lifer kijkt, wacht hem een regenboog van onaangeraakte argumenten voor de bescherming van het ongeboren leven. Het is belangrijk dat meer abortusvoorstanders zo’n punt bereiken, want voor beide kanten geldt dat het abortusdebat is gebaat bij de meest zuivere analyse van elkaars stellige overtuiging.
De centrale vraag binnen het abortusdebat, die steevast wordt overgeslagen, blijft: wat ís het ongeboren leven? De meeste standpunten aan beide kanten worden volledig ingekleurd door het antwoord op die vraag. Ik heb veel wereldbeelden moeten opvouwen als Egyptisch katoen, om mijn gesprekspartner terug te brengen bij dit fundamentele verschil van inzicht, waarbij alles valt of staat.
De pro-life beweging is ervan overtuigd dat ook wetenschap en logica aan hun kant staan. Vervolgens biedt geloof, als het goed is, de drijfkracht om met genegenheid en hulp in gesprek te gaan met vrouwen, zowel voor als na een abortus. Om te snappen waarom zij denken liefdevol te zijn, terwijl ze beweren dat er in abortuscentra mensenlevens worden beëindigd, moet er begrepen worden hoe waardevol ieder leven is binnen het christelijk geloof.
Voor veel pro-choicers is er geen abortusdilemma. Er is immers maar één mens in het spel, of in ieder geval één mens met rechten. Pro-life ziet dat anders: ongewenste zwangerschap is een botsing tussen twee rechten van gelijken.