Opinie

Paul Hekkens – Ik zou willen dat seks minder om macht gaat

11-12-2019 23:27

Laatst zag ik een kater die het wou doen met een poes. De poes beet fel van zich af, waardoor het niet tot gemeenschap kwam. Na de schermutselingen bleven poes en kater op enkele meters van elkaar ontspannen naar elkaar kijken. Toen pas vertrok de poes. Ik acht niet uitgesloten dat het bij een volgend treffen tussen die twee wél tot geslachtsgemeenschap komt. De weerstand die de poes biedt is in dat geval geen definitief ‘nee’, maar slechts een voorlopig ‘nee’; geen ‘nooit en te nimmer’, maar een ‘nu niet’. Wat me ook opviel was dat de poes er niet zoveel niet zoveel aan kon doen dat bij haar die weerstand opspeelt. Dat gebeurt instinctief. Bestaat bij katten geslachtsgemeenschap zonder enige weerstand van de kant van de poes eigenlijk wel? En hoe is dit dan bij mensen?

Als kind keek ik bij voorkeur naar cowboyfilms. Naast vechten en schieten was er meestal ook een romance met de eerste kus als hoogtepunt. Dan was het meestal zo dat de vrouw eerst nog enige weerstand bood, maar dat die weerstand al snel omsloeg in een omarming. Ze drukt de cowboy naar zich toe.

Onlangs bezocht ik een debat georganiseerd door Studium Generale Maastricht University waar een vijftal vrouwen van rond de dertig met elkaar in debat gingen over #MeToo. Er waren hooguit dertig bezoekers, veelal buitenlandse studenten. Het liep dus bepaald geen storm. Langdurig stond het panel stil bij de situatie aan universiteiten, waar het personeel heel informeel met elkaar omgaat, maar waar tegelijkertijd heel hiërarchische verhoudingen bestaan. Waar privé begint en beroep eindigt, is ook niet altijd duidelijk. Tegelijkertijd beschikt de een over de wetenschappelijke carrière van de ander. Deze troebele situatie biedt ruimte voor seksueel getinte ongepastheden. Toch wil geen van de klaarblijkelijk zeer geëmancipeerde panelleden een definitief einde aan deze fuzzy toestand maken. Blijkbaar zien ze de universiteit ondanks alles ook als een geschikt platform voor relatievorming. De jonge, aantrekkelijke, (hopelijk) ongetrouwde, mannelijke professor fungeert daarbij als heilige graal.

Mij doet het denken aan de doktersromans van enkele decennia geleden, die altijd handelden over hoe het wat wordt tussen een verpleegster en een (mannelijke) dokter. Verschil is dat in doktersromans de professionele grens tussen dokter en verpleegster onoverbrugbaar is: een verpleegster wordt nooit een dokter. Maar dat hoefde toentertijd ook niet, omdat enig verschil in maatschappelijke status tussen man en vrouw juist gewenst was. Dat werd juist als sexy ervaren. Ook nu nog zoeken hoogopgeleide vrouwen vaak een partner van minimaal hun eigen, maar liever van een hoger niveau. Nu echter ervaren vrouwen het als sexy als het verschil in maatschappelijke positie wél overbrugd wordt. Wellicht eindigt de gedroomde romance aan de universiteit tegenwoordig ermee dat een vrouwelijke promovenda niet alleen trouwt met een professor, maar ook zelf opklimt tot professor.

“Alles in de wereld gaat om seks behalve seks. Seks gaat om macht.”

Dat zegt Oscar Wilde. Tot op zekere hoogte is de macht die mannelijke professoren hebben over vrouwelijke promovendi te vergelijken met de macht die iemand als Harvey Weinstein heeft over jonge actrices die een glanscarrière in de filmindustrie nastreven. Belangrijk verschil is wellicht dat seksueel gedrag wel tot de beroepsvaardigheden van een filmactrice, maar niet tot die van een promovenda behoort.

Is flirten überberhaupt nog wel mogelijk in het #MeToo-tijdperk? Dat vragen vooral criticasters van de #MeToo, mannen én vrouwen, zich af. Het antwoord van ‘mediadoctor’ Linda Duits is: natuurlijk mag er nog geflirt worden. Waar de grens tussen flirten en seksuele opdringerigheid ligt, weet ze echter niet aan te geven. Wél is voor haar duidelijk dat het om een grens tussen duidelijk onderscheiden categorieën gaat. Het is blijkbaar het een óf het ander: flirten óf seksuele opdringerigheid. Mijn voorbeelden van kater en poes, en van cowboy en geliefde laten echter zien dat het niet om elkaar uitsluitende maar juist om elkaar overlappende categorieën gaat. Natuurlijk kennen vrouwen ook een duidelijk ‘nee’ in de betekenis van: ‘sorry, geen interesse’. Maar als er wél sprake is van enige mate van seksuele aantrekking, dan gaat het niet om ‘ja’ óf ‘nee’, maar ‘ja’ én ‘nee’. Bij seksuele aantrekking, blijft in eerste instantie weerstand bestaan. De vraag in die fase is niet of ‘nee’ altijd ‘nee’ blijft, maar of ‘nee’ al dan niet omslaat in ‘ja’. Vaak wint ‘nee’ het van ‘ja’, maar soms ook wint ‘ja’ het van ‘nee’. Let wel: zowel ‘ja’ als ‘nee’ liggen bij de vrouw. Ook in de filmscene van de eerste kus is het uiteindelijk de vrouw die haar ‘ja’ geeft door de cowboy tegen zich aan te drukken. Komt dat ‘ja’ er niet, en zet de cowboy toch door, dan is zijn gedrag ongepast, dan is hij niet de filmheld.

Het wordt tot de ondoorgrondelijkheden van de vrouw gerekend dat ze zelf niet kan zeggen hoe, waarom en wanneer haar ‘nee’ een ‘ja’ wordt. Dat beslist ze ook niet: dat overkomt haar. Juist het feit dat het ‘ja’ vrouwen overkomt, maakt dat ze moeilijk verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen seksuele gedrag. Carice van Houten verwoordt  die moeilijkheid heel treffend, naar aanleiding van de vraag of het personage dat ze speelt in de film Instinct – een ervaren psychologe die zich inlaat met een seksueel delinquent – een sterke vrouw betreft:

“Goeie vraag! Ik denk dat het antwoord een beetje ingewikkeld is, omdat het allemaal een beetje naast elkaar kan bestaan.  (…) Ik ken veel vrouwen die ik heel sterk vind, maar die ook in situaties terechtkomen waarvan je denkt: hè, hoe kan dat nou?”

Mijn verklaring voor de moeilijkheid van vrouwen om verantwoordelijkheid voor hun seksuele gedrag te nemen, is dat met een keuze tussen ‘ja’ en ‘nee’ niet alleen het object van verlangen, maar ook het subject dat verlangt, verandert. Dat betekent dat ‘ja’ en ‘nee’ niet alleen consequenties heeft voor de door de vrouw gewenste uitkomst van een flirt, maar dat ook het ‘ik’ dat ‘ja’ zegt, anders is dan het ‘ik’ dat ‘nee’ zegt. Een niet onbelangrijke bijkomstigheid daarbij is dat het ‘ik’ dat ‘ja’ zegt, en het ‘ik dat ‘nee’ zegt elkaar amper begrijpen.

En als het dan voor een vrouw moeilijk is verantwoordelijkheid te nemen voor haar seksuele gedrag, dan is het een al te gemakkelijke uitweg om de ander, meestal een man,  daarvoor verantwoordelijk te stellen. Dan hoeft ook niet uitgelegd worden hoe het zover gekomen is. Dan is beschuldigen genoeg. Dát is de #MeToo-oplossing. Die oplossing komt op mij nogal onvolwassen over. Of kan ik beter zeggen dat die oplossing van vingerwijzen mij niet geëmancipeerd genoeg is? Hoe dan ook, wat ik hoop is dat de aankomende generatie jonge vrouwen leert zélf verantwoordelijk te nemen voor hun éigen seksuele gedrag, en dat die beschuldigende #MeToo-vinger overbodig wordt. Tegelijkertijd hoop ik dat die toegenomen verantwoordelijkheid leidt tot een verhoogd machtsbewustzijn, in die zin dat vrouwen minder machtsontvankelijk zijn. Ik zou willen dat seks minder om macht gaat.