In de bejaardenhuizen zouden ze ‘goede oude wijn’ moeten schenken. Alcohol is immers goed voor de verbranding en voorkomt overdadige eetlust bij ouderen. Je kunt wel zien dat Jacob Moleschott een Brabander was. De filosoof uit Den Bosch schreef een Leer der voedingsmiddelen voor het volk (1850). Daarin pleitte hij onder meer voor ‘roggebrood met vleesch’ voor de armen, maar bedacht hij ook speciale diëten voor kunstenaars en voor filosofen. Moleschott was de eerste filosoof die aandacht vroeg voor de ‘stoffelijke behoeften’ van de bevolking. Niet een morele vermaning, maar een goed gevulde maag was nodig voor de ontwikkeling van mensen. Arbeiders waren niet per definitie minder, zoals in die tijd vaak werd gedacht. Door goede voeding en goed onderwijs zou iedereen een volwaardige burger kunnen worden. Dit gold ook voor vrouwen. Moleschott was één van de eerste pleitbezorgers van het algemeen kiesrecht en in het bijzonder van stemrecht voor vrouwen.
Moleschott was ook de eerste Nederlandse socialist die gekozen werd in een parlement. Dat was niet in de Tweede Kamer, zelfs niet in de Eerste Kamer, maar in de Italiaanse senaat. Dat gebeurde in 1876, voor de ‘antigodsdienstige’ partij. De weg van Den Bosch naar Rome was lang, ook in filosofische zin. Een tocht die begon in de jaren veertig, toen Nederland werd geteisterd door een aantal rampzalige misoogsten. Dat leidde tot veel honger en ellende bij de armere bevolking, die in groten getale verpauperde. Mensen trokken naar de steden, waar ziekten welig tierden. Moleschott besloot zich aan de universiteit Utrecht in te zetten voor deze sociale problemen, maar stuitte hier op het morele conservatisme van Van Heusde, die zoals we zagen weinig aandacht had voor de materiële omstandigheden van de mensen. Moleschott besloot naar Heidelberg te gaan, waar hij kennis maakte met de materialistische filosofie, in het bijzonder die van de atheïst Ludwig Feuerbach.
De kerk leerde in deze tijd dat het lichaam vooral een tijdelijke woning is voor de ziel, die na de dood naar de hemel gaat – of naar de hel. Moleschott had een afkeer van dit soort moralisme en vroeg aandacht voor de materiële omstandigheden waarin vooral arme mensen moesten leven. ‘Zonder fosfor geen gedachten’, zo luidde de uitdrukking die hem overal in Europa tot een bekendheid maakte. Feuerbach stelde dat God een verbeelding was van de mensen en meende dat de ziel niet hoger moest worden aangeslagen dan het lichaam. Ook Moleschott meende dat het ‘geestelijke’ en het ‘stoffelijke’ direct met elkaar verbonden waren, zoals hij van zijn grote filosofische voorbeeld Spinoza had geleerd. Sociale verandering begon met goede voeding. Jacob Moleschott was een socialist die niet zozeer geloofde in een revolutie, zoals Karl Marx die predikte, maar wel dat ieder mens zichzelf zou kunnen ontwikkelen als daarvoor de juiste materiële voorwaarden aanwezig waren.
In Heidelberg ging Moleschott college geven in zijn ‘materialistische’ filosofie, maar werd hij al snel ontslagen, omdat hij studenten zou besmetten met ‘immorele’ gedachten. De Brabander trok daarna verder naar het zuiden en werd hoogleraar in Turijn, waar hij een beroemde rede uitsprak over De eenheid des levens (1861). Heel de mens is volgens hem onderdeel van de kringloop van het leven en ook het denken is daarom gebonden aan de wetten van de natuur. Dit ‘materialisme’ paste slecht bij het heersende beeld van de mens, waarin afkomst, sekse en klasse buitengewoon belangrijk waren voor de mogelijkheden die mensen werden toegedicht. Omdat voor Moleschott elk mens een onderdeel is van dezelfde natuurlijke kringloop, zou ieder mens ook gelijkwaardig zijn. Onder vergelijkbare omstandigheden en met gelijke kansen zou iedereen hetzelfde moeten kunnen bereiken. Dit gold volgens Moleschott niet alleen voor de mannen, maar zeker ook voor de vrouwen.
In de Italiaanse politiek was Moleschott een uitgesproken radicaal, maar hij was in de senaat ook een geliefde spreker. In één van zijn redevoeringen pleitte hij voor het eerst voor stemrecht voor de vrouwen, tijdens een debat over de lokale politiek. Hij deed dat in een typisch negentiende-eeuwse stijl, maar dat maakt zijn verhaal voor die tijd niet minder revolutionair: ‘Mijne Heeren, aan de vrouwen vertrouwen wij de opvoeding toe onzer kinderen, het bestuur van het huis, het bewaren van onze eer, de aanwakkering van onze gedachte en onzen moed; van haar verwachten wij den besten raad; aan haar hebben wij de zachtste vertroostingen te danken, van haar ontvangen wij de zoetste, de duurzaamste en de standvastigste belooning voor onze moeiten – en zullen wij haar dan toevoegen aan de poort van het gemeentehuis: “Gij kunt hier noch met eene gedachte, noch met eene stem binnentreden; gij zijt niet verstandig, niet beschaafd, niet voorziening genoeg daarvoor?”’
Moleschott had Nederland verlaten, maar toch was zijn filosofie van grote invloed op de sociale beweging in ons land. Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de leider van de socialisten, probeerde diens materialistische leer uit te leggen voor een breder publiek (in Het monisme of de eenheidsleer, 1905). Moleschott legde ook een basis voor het latere idee van de verzorgingsstaat, die garant zou moeten staan voor de basale noden van de mensen. Het idee van de natuurlijke gelijkwaardigheid van alle mensen was bovendien van belang voor de emancipatie van de vrouw. In ons land zou het nog tot 1919 duren voordat het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd (in Italië zelfs tot 1945), maar Moleschott heeft wel bijgedragen aan een geestelijk klimaat waarin deze emancipatie kon plaatsvinden. Terwijl Moleschott in Rome een lans brak voor een materialistische filosofie, werd in Groningen juist de psychologie ontdekt als een basis voor emancipatie. Door het werk van de filosoof en psycholoog Gerard Heymans.
Ronald van Raak schreef eerder over een ketterse filosofie in Stavoren, de strijd voor de academische vrijheid, de onmogelijkheid van redelijke keuzes, over een devote paus uit de polder, de schaamteloze filosofie van Erasmus, de wereldwetten van Hugo de Groot, de naakte toeschouwer van Descartes, de volhardende filosofie van Spinoza, de polderfilosofie van Isaac Newton en Nederland als land van het gezond verstand, het polderliberalisme van Thorbecke en Multatuli tegen Nederlandse middelmatigheid.