Zijn stem klinkt alsof je een krant doormidden scheurt. Eigenlijk heet hij Don van Vliet maar muziekliefhebbers kennen de zanger als Captain Beefheart. Dat er van hem en zijn Magic Band ooit twaalf albums zijn verschenen mag gerust een klein wonder heten. Zeker gezien het excentrieke gedrag van Van Vliet en de daaruit ontstane personele strubbelingen. Toch wisten zijn begeleiders zelfs zijn meest vage hints te transformeren tot muzieknoten. Aanwijzingen die vaak niet meer inhielden dan een cryptische woordspeling. Of het geluid van een rollende asbak.
Wanneer Captain Beefheart nog Don Vliet heet, vrienden noemen hem kortweg Vliet, begint hij al op jonge leeftijd met schilderen en het maken van kunst. Op zijn negende wint hij zelfs een beeldhouwcompetitie voor kinderen. Dieren, de natuur en een sterrenwacht met uitkijk over Los Angeles zijn enkele bronnen die hem blijvend zullen inspireren. Vlak na zijn studietijd gaat hij aan de slag in een schoenenwinkel. Ook belt hij aan bij mensen in een poging stofzuigers te verkopen. Een van de vrienden waarmee Van Vliet regelmatig optrekt is buurtgenoot Frank Zappa. Samen luisteren ze uren naar 45-toeren plaatjes van o.a. Muddy Waters.
Captain Beefheart And The Magic Band vieren aanvankelijk slechts lokaal succes wanneer ze in 1964 beginnen met het spelen van blues en nummers van The Rolling Stones. De eerste echte kennismaking met de muziekindustrie leidt tot het opnemen van enkele singles, maar het is het in 1967 verschenen debuutalbum Safe As Milk waar de tijd nooit vat op heeft gekregen. De gitaarriffs van Ry Cooder klinken zo gespierd dat ze een speerpunt vormen voor elementaire rock-‘n-roll en rhythm & blues; recht vooruit, opzwepend en doortastend. Beefhearts interpretatie van Howlin’ Wolf, de blueszanger met een stem als een knarsende cementmolen, is dan al in volle omvang aanwezig.
Don van Vliet alias Captain Beefheart is echter iemand van nukken en naar al snel blijkt paniekaanvallen. Wanneer hij het tijdens een optreden op een openluchtfestival te kwaad krijgt, breekt hem van pure zenuwen het angstzweet uit. Ry Cooder probeert hem nog op zijn gemak te stellen met de opmerking dat het gaat om een geval van hyperventilatie. Eenmaal op het podium blijft Beefheart echter midden in de krijsende uithalen van het nummer Electricity stokstijf staan, kijkt hulpeloos om zich heen, draait zich om en banjert van het podium. Andere bronnen noemen als oorzaak een aanval van hallucinatie door LSD-gebruik. Drummer John French had een vooruitziende blik over dit incident: “vanaf dat moment zouden we altijd een avant-gardeband blijven zonder een cent te verdienen”.
Kort na de zomer van 1968 verhuist het gezelschap naar een oud huis in de wijk Woodland Hills in Los Angeles. Tijdens de repetities aan de Ensenada Drive 4295, die acht maanden in beslag nemen, lopen de spanningen hoog op. Wanneer er niet wordt gespeeld wordt er geruzied. Er is een praatdag, er is een dag om de meningsverschillen bij te leggen, en een dag waarop blikken kunnen doden, weer een praatdag, enz. De bandleider voelt zich niet altijd op zijn gemak tussen de jonge muzikanten. Van de weeromstuit kiest hij de aanval als verdediging door ze stelselmatig te confronteren met autoritaire opmerkingen en beledigingen. Sommigen knijpen er even tussenuit, stelen bij gebrek aan geld eten uit de plaatselijke winkel en keren pas na een paar dagen weer terug.
Na maanden repeteren vindt in de opnamestudio een klein mirakel plaats. Beefheart en zijn mannen hebben de nummers zo goed in hun vingers dat ze binnen zes uur genoeg materiaal voor een dubbel-lp op band zetten. Beefhearts vroegere jeugdvriend Frank Zappa, ingehuurd als producer, kan het niet geloven: “What do you mean it’s done?” “The album’s done, Frank,” antwoordt Beefheart kortweg. Wie Trout Mask Replica de eerste keer draait, hoort een portie kluwen waar de honden geen droog van brood van lusten. Pas na meerdere draaibeurten ontvouwt zich langzaam maar zeker een meesterwerk van caleidoscopische proporties. Deze dubbel-lp uit 1969 bevat blues die uit het lood is geslagen; ritmes die uit balans lopen en, zo lijkt het althans, ondersteboven gespeelde schema’s die in de verte doen denken aan freejazz. De opnamen klinken rauw en rudimentair. Sommige nummers zijn van tevoren vastgelegd op een cassetterecorder en belanden zo in ongewijzigde vorm op de plaat. Een van de gedichten wordt ingesproken via de telefoon. Uit die teksten blijkt meteen het opmerkelijke talent van Beefheart als woordkunstenaar. Even hardop lezen dus:
Lies steam stale Shoes move broom ‘n pale Moon in a dime store sale Sugar and spikes and everything nice And everything nice and crazy That’s what little worlds are made of, lady
De repetitiestress, Frank Zappa’s antiproductie (het niet corrigeren van de slippende tape in China Pig); de bijnamen en uitdossing van de muzikanten; de hoes met de afgehakte vissenkop: tot op de dag van vandaag dragen ze bij aan de mythevorming rond dit album. Trout Mask Replica is een ontmoeting tussen het bestudeerde en het naïeve, het muzikale equivalent van prikkeldraad, het oprekken én overschrijden van muziekgrenzen. Eens in de zoveel tijd moet je deze plaat gewoon beluisteren vanwege de ‘reinigende’ werking die er van uit gaat. Met een beetje geluk kom je mensen tegen die de plaat van haver tot gort kennen en spontaan teksten beginnen voor te dragen: “fast and bulbous”. Waarop een geestverwant antwoordt “that’s right, the Mascara Snake”. Captain Beefheart heeft altijd het copyright op Trout Mask Replica geclaimd, maar de artistieke inbreng van de Magic Bandleden is in de loop der jaren ruimschoots erkend en op waarde geschat. In Amerika wordt het album intussen tot cultureel erfgoed gerekend. De National Recording Registry heeft het werk op de lijst met opnamen gezet die “cultureel, historisch of esthetisch belangrijk zijn en of het leven in de Verenigde Staten weerspiegelen”.
Alsof er niks aan de hand staat nog geen jaar later de opvolger op de rails. Lick My Decals Off, Baby is als geheel eenduidiger, waarbij het timbre van de elkaar aanvullende gitaar en marimba nog het meest opvallen. Gitarist Bill Harkleroad, bijnaam Zoot Horn Rollo, excelleert in het instrumentale One Red Rose That I Mean, terwijl bij Beefheart boosheid doorklinkt in zijn terechtwijzing “what this world needs is a two dollar room and a two dollar broom”. De muziek is wederom enerverend en complex in ritmes die over elkaar buitelen en tegelijkertijd ineen schuiven. Het is bovendien de eerste plaat waarop een van Beefhearts schilderijen de hoes siert. De steevast met Van Vliet ondertekende werken lijken beïnvloed door het Amerikaanse abstract-expressionisme van de schilders Franz Kline en Willem de Kooning.
1972. Gesoigneerd pronkt de meester op de hoes van The Spotlight Kid. Met de openingssong I’m Gonna Booglarize You Baby zoeken Beefhearts bromstem en het geluid van een diep dreunende basgitaar een plekje in je onderbuik. Voor de rest horen we een combinatie van relatief complexe arrangementen over een broeierig bluesfundament. Dé plaat voor Beefheartbeginners is echter Clear Spot dat in hetzelfde jaar verschijnt. Met name dankzij de transparante productie bevat de lp makkelijk te volgen muziek waar het spelplezier van af spat. De keuze om een liedje van JJ Cale te spelen op het album Bluejeans & Moonbeams zegt op dat moment alles over het gevoel van gemoedelijkheid waarin we Beefheart meer dan eens betrappen. Observatory Crest is zo’n voorbeeld van de melancholische bui bij de bandleider. De tekst verwijst naar zijn favoriete hangplek waar hij na het bezoeken van een concert met zijn meisje van het uitzicht over Los Angeles geniet. Zonder een moment zwaar op de hand te worden roepen de songs een gevoel op van herinneringen aan pril geluk dat voorgoed verloren is gegaan. In plaats van zijn raspende vocalen gebruikt Beefheart toepasselijk zijn ‘gewone’ zangstem. Misschien wel bedoeld om een groter publiek aan te spreken. En dat lijkt voor een deel zelfs te lukken. In 1974 mag hij met zijn band zomaar op Pinkpop in Geleen spelen en in augustus van dat jaar is hij te zien in het absurdistische VPRO-programma Van Oekel’s Discohoek. In de bewuste uitzending is er ook een optreden van notabene Anneke Grönloh.
In het archief van Frank Zappa ligt intussen een opname te wachten om te worden uitgegeven. Door een langslepende rechtenkwestie met zijn toenmalige manager zal het nog tientallen jaren duren eer het zover komt. Shiny Beast uit 1978 is een noodgreep, een soort remake van deze opnamen, aangevuld met nieuwe nummers. Na diverse rechtszaken besluiten de erfgenamen van de in 1993 overleden Zappa het vergeten album alsnog uit te brengen. In 2012 verschijnt dan eindelijk de enige officiële versie van het in 1976 opgenomen Bat Chain Puller. In beperkte oplage en uitsluitend op cd. Evenals op voorgaande ‘moeilijkere’ platen heeft de autodidact Beefheart veel aan zijn muzikanten te danken. Met veel geduld worden zijn gedachtekronkels in muziek omgezet. Het geluid van een rollende asbak, een gefloten basthema en, als basis voor een heen en weer schuivend drumritme in het nummer Bat Chain Puller, de ruitenwissers van Beefhearts Volvo.
Over de volledige voorkant van Doc At The Radar Station een schilderij van de man die zich steeds meer toelegt op het maken van beeldende kunst. Om de plaat ook in ons land onder de aandacht te brengen speelt The Magic Band in 1980 in Paradiso. Beefheart heeft er duidelijk zin in. Sarcastisch en sissend meldt hij dat veel van de gespeelde nummers verkrijgbaar zijn via “Virgin Records and tapes”. Het optreden wordt trouwens overschaduwd doordat hij zich meermaals stoort aan de verbale provocaties van een bezoeker.
Nog geen twee jaar later is het contrast schrijnend om niet zeggen pijnlijk. Stetson in zijn linkerhand, een wasknijper olijk in het zwarte shirt, de oogopslag weemoedig. Anton Corbijns beroemde portret van Captain Beefheart in de Mojavewoestijn staat afgedrukt op de hoes van Ice Cream For Crow. Corbijn: “In die tijd droeg hij een hoed, als een soort act. Het was een ingeving van me om hem te vragen zijn hoed af te nemen. Ik weet nog dat ik teleurgesteld was omdat mijn foto heel klein geplaatst was. ‘Maar Anton’, zei hij, ‘hij zit over mijn schilderij heen.’ Toen realiseerde ik me dat hij er echt ruimte voor gemaakt had.” Een plaat waarover het achteraf makkelijk praten is. Hoes, muziek en teksten kondigen min of meer een zwanenzang aan. De Magic Band, bezetting nummer zoveel, is niettemin geweldig op dreef. Men draait als vanouds om de beat ter ondersteuning van Beefhearts woordkunst (The Past Sure Is Tense). Het slotnummer Skeleton Makes Good is een van Beefhearts meest bizarre creaties. Alvorens de laatste noten wegsterven lijkt het alsof het hele nummer in stukjes uiteen valt.
Na 1982 blijkt de muzikant Captain Beefheart definitief ingeruild voor de schilder Don van Vliet: “I got too good at the horn and it got to the point where I thought I’d blow my head right off. So I started a second life.” Dat tweede leven speelt zich af in het Californische kustplaatsje Trinidad waar het lekker rustig is en amper vijfhonderd mensen wonen. Van Vliet leidt er met zijn vrouw Jan een teruggetrokken bestaan, schildert veel en ontvangt hooguit bezoek van andere kunstenaars. A.R. Penck en Frank Wollny komen langs, evenals David Lynch.
In de permanente collectie van het museum Ludwig Forum in het Duitse Aken bevindt zich het schilderij Dry Morning Wind That Jingle Like Fish Bones. Typische titel. Waar kijken we naar? Naar droge ochtendwind die klappert als visgraat natuurlijk. Een werk dat licht geeft, alsof iemand er met een felle lamp op schijnt. Vooral het plak okergeel wenkt het netvlies. Ernaar staren is jezelf tot de orde roepen. Het gaat bijna vanzelf. Dit doek doet iets. Het is aanspreekbaar, toont zich ontvankelijk, zeker in vergelijking met sommige van Van Vliets andere werken waar de verf alle kanten op veegt. Bovenaan ontdek je een mensdier, afgebeeld als een grottekening uit de prehistorie, daaronder trekken de weinige kleuren en rare vormen de aandacht, net als het vele wit en beetje grijs ertussen. Je weet niet goed waar je naar kijkt maar je blijft wel kijken. Natuurlijk: je moet het in het echt zien. De laag verf op het canvas ‘voelen’.
“Er is een verschil tussen kunst en muziek: in het ene kun je fysiek in de verf verdrinken. In het andere kun je geestelijk verdrinken. Ik zwem liever in de verf”, vertelt Van Vliet in de korte film Some Yo Yo Stuff die Anton Corbijn over hem maakt. Ondanks zijn zwaar aangetaste stem spreekt hij stevig aan zijn sigaar lurkend in het filmische eerbetoon van de Nederlandse fotograaf, zijn fans nog eenmaal toe: “Boe!” Een maand voordat hij zeventig wordt overlijdt Don van Vliet, om precies te zijn op 17 december 2010 aan de spierziekte multiple sclerose. Hij rekende Broadway Boogie Woogie van Mondriaan tot een van zijn favoriete kunstwerken.
(Interviewcitaat Anton Corbijn uit VPRO 3voor12, 2010)