“Wat moet gij mannen toch dom zijn, dat ge zooveel moet studeeren”, verzuchtte eens een vriendin tegenover Gerard Heymans. Deze Groningse filosoof geldt internationaal als dé grondlegger van de experimentele psychologie. Heymans was ook voorvechter van het kiesrecht voor vrouwen, dat dit jaar honderd jaar geleden werd ingevoerd. In Groningen richtte Heymans een psychologisch laboratorium in, waar hij onder meer onderzoek deed naar de vrouw. Hij hield enquêtes onder de medewerkers van de universiteit. Ook bestudeerde de filosoof brieven en dagboeken. Tot zijn schrik bevestigden deze onderzoeken zowat alle vooroordelen die toen over vrouwen bestonden, zoals het idee dat zij intuïtief zouden zijn en zich vooral lieten leiden door emoties. Veel vrouwen waren dan ook niet erg tevreden met de resultaten. Toch is het boek van Heymans over de Psychologie der vrouwen (1911) wel degelijk belangrijk geweest voor de vrouwenstrijd voor gelijkwaardigheid.
Eeuwenlang hebben filosofen discussies gevoerd over de vraag hoe de geest het lichaam beïnvloedt en hoe het lichaam de geest. De psycholoog Sigmund Freud compliceerde de zaken nog eens door de introductie van het ‘onderbewuste’. Nieuw was dit idee niet, we zagen eerder al bij de schrijver Multatuli hoe de juiste stemming de mensen meer open zou stellen voor de waarheid. Rond 1900 groeide ook aan de universiteiten de interesse in de emoties en driften van de mens. Een onderwerp dat in Groningen op een nuchtere wijze werd aangepakt. Eén van de eerste dingen die Heymans deed nadat hij hoogleraar was geworden in de filosofie was het inrichten van een psychologisch laboratorium, waarmee in 1892 de academische psychologie in ons land begon. Een voorbeeld dat veel navolging kreeg, ook in het buitenland. Niet zozeer de psychoanalyse van Freud, maar vooral de experimentele methode van Heymans wordt het meest gebruikt in het sociaal-psychologisch onderzoek.
Rond de eeuwwisseling was in ons land sowieso sprake van een enorme opbloei van de wetenschappen. Deze periode wordt ook wel ‘de tweede Gouden Eeuw’ van de natuurwetenschappen genoemd, zoals door de historicus Bastiaan Willink in zijn gelijknamige boek. In een korte tijd kregen we een groot aantal Nobelprijzen: Van ’t Hoff, Lorentz, Zeeman, Van der Waals en Kamerlingh Onnes. Ons land had een lange traditie van experimenteel onderzoek doen, die terugging tot aan de ‘newtoniaanse’ wijsbegeerte van de achttiende eeuw. Daarna werd deze wetenschapstraditie, zoals we eerder zagen, voortgezet door filosofen als Jacob Moleschott, die onderzoek deed naar goede voeding als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling van het volk. Ook Heymans liet zich inspireren door deze natuurwetenschappelijke methode van onderzoek, maar deze filosoof had juist interesse in het bewustzijn van de mens. Op basis van zijn eigen onderzoek ontwikkelde hij een bijzondere filosofie.
Zoals de moleculen het ‘gedrag’ bepalen van de materie, zo zou volgens Heymans het ‘karakter’ het gedrag dicteren van de mens. Door onderzoek te doen naar het karakter van mensen kunnen we inzicht krijgen in de wetten van de psychologie, zo beweerde hij in zijn Inleiding in de metaphysica op grondslag der ervaring (1905). Zoals de natuurwetten gelden voor de fysieke natuur, zo zouden deze psychische wetten volgens Heymans gelden voor de ‘wereldgeest’, waarvan het bewustzijn van elk individuele mens een onderdeel zou zijn. Het idee dat we niet alleen materieel, maar ook geestelijk onderdeel zijn van iets dat groter is dan onszelf was volgens deze filosoof ook leidend in de moraal. Goed handelen is volgens hem niet mogelijk als we onze eigen wil volgen, maar pas als we onszelf wegcijferen voor het algemeen belang. Door dit soort morele lessen kreeg de filosofie van Heymans ook iets religieus, mensen die hun geloof hadden verloren zagen hierin een soort van ‘levensleer’.
Dat een universitaire filosoof als Gerard Heymans optrad als geseculariseerde dominee zou je typisch kunnen noemen voor de wijsbegeerte in ons land. Dat geldt ook voor zijn behoefte om zijn filosofische leer te verspreiden onder een groter publiek. Heymans schreef naast wetenschappelijke artikelen ook veel populaire stukken over psychologie, bijvoorbeeld voor de Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur, waarin hij natuurlijk ook aandacht vroeg voor de psychologie van de vrouw. Vrouwelijke filosofen waren in deze tijd echter een zeldzaamheid. In de sociale beweging begonnen vrouwen langzaamaan een grotere rol te spelen, zoals de dichteres Henriette Roland Holst, die streed voor gelijke rechten voor arbeiders. Het zou echter tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat ons land een vrouwelijke hoogleraar kreeg in de filosofie, met Cornelia de Vogel. Deze protestantse bekeerde zich tot het katholicisme en werd daarna ook een belangrijk gezicht van de emancipatie van de katholieken.
Als je deze serie over het ‘Denken op de dijken’ volgt zou je snel het idee kunnen krijgen dat filosofen in ons land altijd voorop hebben gelopen in de strijd voor meer gelijkheid en democratie, maar dat is zeker niet het geval. Altijd waren er ook denkers die hun landgenoten wilden waarschuwen voor de gevaren van het ideaal van gelijkwaardigheid. Omdat dit volgens hen een bedreiging vormde voor de sociale orde en de moraal in ons land. Rond de eeuwwisseling was vooral de strijd voor algemeen kiesrecht voor deze conservatieven een steen des aanstoots. Gerard Bolland werd de belangrijkste woordvoerder van deze critici. Of het nu ging om sociale rechten voor arbeiders, gelijke rechten voor vrouwen, of gelijke behandeling van katholieken, voor deze Bolland was het allemaal een afschuw. Deze populaire denker liet veel mensen kennismaken met de filosofie, maar zou na zijn dood in 1922 ook uitgroeien tot een boegbeeld voor verschillende extreme en anti-parlementaire politici.
Ronald van Raak schreef eerder over een ketterse filosofie in Stavoren, de strijd voor de academische vrijheid, de onmogelijkheid van redelijke keuzes, over een devote paus uit de polder, de schaamteloze filosofie van Erasmus, de wereldwetten van Hugo de Groot, de naakte toeschouwer van Descartes, de volhardende filosofie van Spinoza, de polderfilosofie van Isaac Newton en Nederland als land van het gezond verstand, het polderliberalisme van Thorbecke, Multatuli tegen Nederlandse middelmatigheid en de moraal van de gevulde maag.