Opinie

Sid Lukkassen – Het is tijd voor een full blown Renaissance in wetenschap en politiek

29-12-2019 15:33

Vak K tijdens een schorsing van de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer, die traditioneel volgen op Prinsjesdag. ANP BART MAAT

Zo nu en dan trek ik de vergelijking tussen ons huidige tijdsgewricht en de vroege Renaissance. Aan het eind van de Middeleeuwen drukte de kerk een stempel op al het intellectuele denken, met inbegrip van de negatieve theologie. Dit is een godsbeeld dat als zó almachtig en transcendent werd voorgesteld, dat de gewone sterveling er geen houvast meer aan had – dit godsbeeld ging immers het verstandelijke begrip te boven. Ondertussen bloeide de handel op: steeds meer mensen gingen onderling transacties aan buiten het zicht van de adel en kerk. De stedelijke handelsklasse werd een eigenstandige maatschappelijke klasse met eigen behoeften die verschilden van die van de geestelijkheid.

‘De politieke en academische werelden zijn in de greep geraakt van een postmodern denken, dat niet meer aansluit bij wat ‘Jan met de pet’ van zijn leven verwacht’

Dit leidde tot een verschuiving van het curriculum. Het accent verschoof naar literatuur, poëzie, rechten en geschiedenis. Met name teksten uit de Klassieke Oudheid, bijvoorbeeld over retorica, kwamen in de belangstelling. Deze vakgebieden stelden de nieuwe handelsklasse in staat om invloed uit te oefenen in de rechtbanken en op de politiek, en zo een eigen plek te veroveren naast de clerici en edellieden.

Bijgevolg verplaatste de studie zich vanuit kloosters naar de meer praktisch gerichte mens. Dit leidde tot de opkomst van ‘wandering teachers’ – lieden met kennis die niet aan één instituut waren gebonden maar rondtrokken en her en der een mecenaat vonden. De ‘wandering teachers’ waren het begin van de Renaissance: dit kon gebeuren doordat de scholastiek en het gevestigde onderwijs ver waren afgedwaald van het alledaagse leven. Dit is de essentie van wat er vandaag speelt. De politieke en academische werelden zijn in de greep geraakt van een postmodern denken, dat niet meer aansluit bij wat ‘Jan met de pet’ van zijn leven verwacht.

Neem nu deze zinnen, uit een ‘proefschrift’ door Emma Gosses over de columnist Arthur van Amerongen:

“To study the dynamics in the alleged ‘crisis of masculinity’ through a case-study, this contribution makes a posture analysis of columnist Arthur van Amerongen. By exploring his posture and the field that speaks from it, it becomes clear how mechanisms such as sexual nationalism, masculinnocence, and recurring anti-feminism tropes give shape to masculinity. Van Amerongen performs a victimized hegemonic white masculinity: he embodies the type of dominant masculinity, but claims to have lost the hegemonic position in the gender hierarchy. Coming from a heteronormative, phallogocentric worldview, he portrays a domination over white masculinity by third wave feminism that favours potentially dangerous cultural and religious diversity. When speaking of topics regarding boundaries, sex, gender, or other ethnicities, his posture is repeatedly ambiguous. This use of detours to attain masculinity underscores the professed shift in the gender hegemony.

Stel nu dat dit je proefschrift is. Dan ontleed je je status, positie en beroep aan het spreken van ‘deugspeak’ die enkel verstaan wordt door mensen die ditzelfde ideologisch ingevulde wereldbeeld aanhangen. Om je heen heb je nog enkele naaste collega’s en wat activisten bij wie jouw expertise in vruchtbare aarde valt, maar de rest van de samenleving – zeg de arbeidersklasse en de middenstand – is voor jou feitelijk een woestijn. Het kan bijna niet anders dan dat je jezelf opsluit in je gesubsidieerde bubbel, achter het glas van de universiteit, en je steeds vijandiger voelt tegenover de rest van de samenleving. Tot op het punt dat je gaat neerkijken – zoals dit voorbeeld bewijst – op de arbeiders die je met je linkse idealen ooit geacht werd te verheffen.

Van Amerongen reageerde als volgt:

“Ik heb de these van Emma Gosses bewust niet vertaald want mijn trouwe lezers kennen het begrippenapparaat als hun broekzak. De gebruikte termen, vaak geleend van Jacques Derrida, worden te pas en te onpas gebruikt in de verkiezingsfolders van GroenLinks, D66 en Bij1, DENK en NIDA (het Rotterdamse zusje van Hamas).”

Niet gek toch, dat steeds minder mensen zin hebben om mee te betalen aan de linkse hobby die ‘wetenschap’ tegenwoordig is? De ‘wetenschap’ reageert door censuur toe te passen op de kritische geluiden die deze vooringenomenheid aankaarten. Zie wat Eric C. Hendriks hierover aan het licht bracht in de vergadering van de vaste Kamercommissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

‘Je kunt jezelf oprecht de vraag stellen welke zin ‘oppositie’ hiertegen nog heeft’

Maar niet alleen in de wetenschap speelt dit. Neem nu de comités van het Europees Parlement. Er wordt dan bijvoorbeeld gesproken over klimaat of vrouwenrechten – sowieso worden die thema’s in ieder comité binnengesmokkeld. Er wordt uren aaneen gesproken in een links-identitair vocabulaire, doorregen met termen zoals bovenstaande. Het doel van die comités is om uren onafgebroken te vergaderen met Europarlementariërs en leden van het secretariaat, om het idee te vestigen dat het gebezigde taalgebruik ook leeft buiten de Europese instellingen.

Je kunt jezelf oprecht de vraag stellen welke zin ‘oppositie’ hiertegen nog heeft. Zelfs van partijen waarvan je kritisch weerwoord zou verwachten, zoals liberalen en christendemocraten – forget it. Men is te bang om buiten de consensus van de macht te vallen en met een schuin oog te worden aangekeken. De delegaties die zich er niet in herkennen, worden geblokkeerd door linkse meerderheden. Weer andere Europarlementariërs zien in dat dit neerkomt op trekken aan een dood paard: zij blijven weg of sturen derden om hen te vervangen. In de meeste comités blijft zodoende een links-identitair praatcircus over. De leidende sprekers versterken elkaar steeds verder in een eigen bubbel – de rest zit er omheen, ze zitten hun tijd uit en kijken machteloos toe.

‘Daarom moeten we echt full blown Renaissance gaan, en onder ogen zien dat de meeste van deze instituties zich hebben losgezongen van de alledaagse leefwereld’

Maar, zoals Paul Cliteur ooit zei: het wordt wel wet. Cliteur, als jurist en rechtsfilosoof, bestreed vroeger vooral de intolerantie van godsdienstfanatici die hun leefregels als wetten aan seculier Nederland wilden opleggen. Maar nu ziet hij in dat al die juridische lichamen van top tot teen zijn geïnfecteerd met links-identitaire terminologie. Hij onderkent nu dat die strijd voor secularisme en vrijheid van expressie niet meer is dan water naar de zee dragen, zolang je het te stellen hebt met een ziek, geïnfecteerd lichaam dat voor jou het ‘vechtwerk’ moet doen.

Daarom moeten we echt full blown Renaissance gaan, en onder ogen zien dat de meeste van deze instituties zich hebben losgezongen van de alledaagse leefwereld. Steeds komen er weer voorbeelden voorbij. Onlangs is de uitspraak “moslims zijn terroristen” verboden door de hoge raad. Binnen de EU mocht er geen commissaris zijn “for protecting the European way of life” – die woordkeuze zou discriminerend zijn naar migranten. Zo wordt de strop om onze nek elke dag een centimeter aangetrokken. De groep burgers die dit onder ogen ziet, is een breakaway society waiting to happen.

‘In werkelijkheid weten velen niet meer wat zij nu moeten vinden’

Deze boodschap lijkt belangrijk genoeg, doch hiermee is nog niet alles gezegd. Het losbreken van de levenskrachtige bodem uit een verziekte ‘bovenbouw’, is één ding. Minstens zo belangrijk is het hebben van een eigen levensvatbaar verhaal – krachtige eigen ideeën – en de geestelijke weerbaarheid om de verwijten van de vijand van je te laten afglijden.

Als mensen je beschuldigen, je ‘phallocentrist’ noemen, ‘islamofoob’, of wat dan ook voor links-ideologische smeurterm, dan is dit doorgaans alleen om je te laten capituleren. In werkelijkheid weten velen niet meer wat zij nu moeten vinden. De mainstream media blijken vaak niet accuraat te informeren en ook botsen de ideologische leerstellingen die burgers zijn ingelepeld met hun dagelijkse observaties.

Als het aankomt op het conflict tussen links-identitair postmodernisme en het nationaalconservatisme, zijn dit twee wereldbeelden die haaks op elkaar staan. We bevinden ons in de leemte tussen twee paradigma’s: het cultuurmarxistische tijdsgewricht en het nieuwe, het postprogressivisme. Een paradigmawisseling hangt in de lucht.

In deze leemte, in deze tijd van ‘wandering teachers’ die nieuwe paden uitbanen buiten de gevestigde instituties, verschuift het initiatief naar hij die intrinsiek valideert. Die zélf waarde schept en eigenstandig waarde toekent. De anderen zijn immers hun waarde-parameters verloren. Ze imiteren nog wel – ze klappen als het hen wordt gevraagd en roepen boe als ze denken dat het van ze wordt verwacht – maar het geloof in die denkbeelden is niet meer diep verankerd. In deze situatie is het net als met een straatgevecht: wie initiatief neemt, wint meestal. Napoleon zei: “Elke strijd kent een punt waarop beide kampen denken dat ze te veel hebben verloren om verder te kunnen strijden. En het kamp dat tóch verder strijdt, wint vervolgens.” Hier komen zegswijzen in het spel als “fortune favours the bold” en “God zegene de greep”.

‘De meeste zielen die naar een bureaucratische aanstelling worden aangetrokken zijn toch – op zijn zachtst gezegd – weinig pioniersgezinde noch avontuurlijke, ontdekkende geesten’

Wij leven in een leemte tussen de verschuiving van tektonische, paradigmatische platen – in precies de speling daartussen. En wie op Nietzscheaanse wijze intrinsiek valideert, en al die rare beschuldigingen van zich laat afglijden, zal triomferen. Het is net als een kindje dat van zijn step valt. Hij kijkt hoe de ouders reageren. Als de ouders bezorgd reageren, dan begint het kindje te huilen. Maar als de ouders nuchter blijven en uitstralen: “Kop op, sta op”, dan huilt het kindje niet. De vergelijking met het vallende kind is treffend omdat de massa vandaag vertwijfeld is over de eigen ideologische conditionering, en op dat vlak opnieuw wordt geboren.

Hoe langer we deze kwestie bezien, hoe scherper blijkt dat het grotendeels een mindset-kwestie is. De meeste zielen die naar een bureaucratische aanstelling worden aangetrokken zijn toch – op zijn zachtst gezegd – weinig pioniersgezinde noch avontuurlijke, ontdekkende geesten. Het zijn mensen die bezig zijn met risicovermijding en behoedzucht: “Zou je die term wel gebruiken… Kan het niet worden geframed als…” Het zijn – oh ironie – dus zelfs mensen die wéten dat de gevestigde instituties geen soelaas meer bieden, die zo denken.

Dit brengt ons terug op de kern, namelijk dat we nu zijn aanbeland bij een algehele ideologische verdwazing. Mainstream partijen zoals PvdA, VVD en CDA hebben alle mensen met enige visie eruit geschopt of achtergelaten terwijl Wilders al vijftien jaar elke dag hetzelfde roept. Tegelijk stort de ideologische bezetenheid van de loonie left Europa rechtstreeks in een ravijn: iets dat langzaam steeds meer mensen zien.

Daarom is vandaag een tijdperk van nieuwe vergezichten uitdenken en verse ideeën aanreiken – dit is een tijdperk dat juist goed is voor pioniersgeesten die risico’s durven aangaan en hun hoofd boven het maaiveld uitsteken.

‘Het centrale zenuwstelsel van de VVD is versteend en gedoemd om na Rutte een kale plek achter te laten, zoals D66 na Alexander Pechtold en de SP na Jan Marijnissen’

Dit speelt tegen een achtergrond waarop de pers en het politiek bedrijf gewend zijn geraakt aan een orde waarin er structureel méér energie uitgaat naar de vraag: “Hoe kan het worden geframed?”, dan naar: “Wat zegt die persoon nu eigenlijk?” In feite is dat running on fumes want uiteindelijk willen de mensen toch dat ideeën de kern zijn van het politiek bedrijf. Waar de deugideologie is uitgeput, daar zal men al die labeltjes als ‘phallogocentrisch seksistisch nationalist’ schouderophalend negeren, en gewoon luisteren naar wie het zinnigste verhaal vertelt, dat het meest bij de realiteit aansluit.

De macht van Rutte hangt bijvoorbeeld aan elkaar van mensen aan wie hij in het verleden diensten heeft bewezen en die hem nu afdekken, een bataljon PR-medewerkers, angst voor ‘het populistisch alternatief’, en een pers die afhankelijk is van scoops en daarom niet diep en kritisch genoeg doorvraagt. Maar in de kern heeft Rutte geen verhaal meer, geen ideeën. Het centrale zenuwstelsel van de VVD is versteend en gedoemd om na Rutte een kale plek achter te laten, zoals D66 na Alexander Pechtold en de SP na Jan Marijnissen. Het rapport tussen de partijkern en de realiteit is geblokkeerd en in het ideeën-laboratorium borrelt niets meer.

Althans, het organisme kan voortleven, zoals al die genoemde partijen voortleven, maar dat is meer vanwege ‘kunstmatige beademing’ dan vanwege een authentieke visie die het geheel draagt en bezielt. Het is tijd voor verandering! Vecht u vrij uit het zieke lichaam en laat de Renaissance doorbreken!

U kunt Sids publicaties volgen via zijn nieuwsbrief op www.sidlukkassen.com en nóg beter: hem steunen via BackMe.