Fietsen maakt gelijk. Verschillen in sekse, ras of klasse lijken weg te vallen als we fietsend door ons vlakke land gaan. Voor Gerard Bolland was dit reden om zich ferm uit te spreken tégen het fietsen: ‘Al te waar! Zóó waar, dat reeds de gewone fiets, in de samenleving onzer dagen eene onontbeerlijkheid, meteen hare bedenkelijkheid en zelfs verderfelijkheid heeft als trillend en schokkend verderver vooral van den vrouwelijken onderbuik, om niet te spreken van de fiets als middel tot heimelijk verkeer en factor van gezag vernietigende of democratische verijdeling eener zedelijke opvoeding.’ Deze woorden komen uit een lezing die Bolland hield over De teekenen des tijds (1921), waarmee de filosoof volle zalen trok. Met een lange tirade tegen de steden en de arbeiders, tegen vrouwen en de democratie. Maar bovenal tegen het ‘internationale Jodendom’, dat volgens hem uit zou zijn op de ontwrichting, ontbinding en ontreddering van ons land.
Bolland werd in 1854 geboren in een krotwoning in Groningen, in een gezin van marskramers. Na de dood van zijn vader verdiende zijn moeder haar geld als prostituée. Gerrit ging het leger in, maar bleek hier onhandelbaar. Na zijn sergeant te hebben aangevallen werd hij gevangen gezet. Na zijn straf ontfermde een vrijzinnige onderwijzer zich over de onbeheerste jongeman en werd Bolland hulponderwijzer. In 1881 werd Gerard leraar in Nederlands-Indië. Bolland ging zich als autodidact verdiepen in de filosofie, correspondeerde met filosofen in binnen- en buitenland en publiceerde over filosofische onderwerpen. Die vielen zo goed in de smaak dat iets opmerkelijks gebeurde. In 1896 werd de zoon van een Groningse prostituée benoemd tot hoogleraar in Leiden, destijds de meest prestigieuze leerstoel in de filosofie. Toch bleef Bolland zich hier verzetten tegen de academische wereld en ging hij als hoogleraar geen enkele polemiek of ruzie uit de weg.
‘Te midden van het wanluidend gekrijsch der nijdig mij omfladderende nachtvogels en van het fluisterend gesmaal derzulken, die het den professor geworden autodidakt niet meer vergeven dat zijne jeugd rampspoediger dan de hunne is geweest, heb ik mij aangegord tot mijne taak met alle kracht die in mij is’, zo hield Bolland zijn medefilosofen voor tijdens zijn inaugurele rede. Bolland werd een erkend deskundige in de studie van de filosofie van Hegel. Maar net als de werken van zijn filosofische voorbeeld was het taalgebruik van Bolland vaak duister en ondoorgrondelijk. Dat maakte hem als docent echter niet minder populair. In het gecultiveerde wereldje van de filosofie waren zijn colleges een ware belevenis. Schrijver Lodewijk van Deyssel was onder de indruk van de ‘sidderende’ Bolland, die als een ‘op de baan gekomen renpaard, zich overgeeft aan de transe van het ándere leven, waarin zij niet leeft maar door eene hoogere macht wórdt geleefd’.
Bolland populariseerde de filosofie van Hegel, zoals in De boeken der spreuken uit de leerzaal van zuivere rede (1915). Met zijn lezingen wist hij ook veel jonge mensen te interesseren voor de filosofie, of wat hij de ‘hegelarij’ noemde, in het bijzonder vrouwen. Waaronder Clara Wichmann, de latere feministe, die om politieke redenen met hem brak. Haar naam wordt nog altijd gebruikt door het Bureau Clara Wichmann, dat juridische procedures voert tegen discriminatie van vrouwen. Een andere beoefenaar van de ‘hegelarij’ was Benjamin Marius Telders, de voorzitter van de Liberale Staatspartij, die na de Duitse bezetting in het verzet kwam tegen het uitsluiten van joden, maar die ook zélf de dood vond in een concentratiekamp. Telders is naamgever van het wetenschappelijk bureau van de VVD. De maatschappijkritiek van Bolland was voor sommige studenten aanleiding om met zijn filosofie te breken, maar voor andere leerlingen was het juist een reden om politiek actief te worden.
Het is opmerkelijk hoeveel filosofen zich in deze tijd bekeerden tot het fascisme. Het lijkt daarbij weinig uit te maken tot welke denkrichting zij behoorden. De Spinoza-kenner Johan Herman Carp werd raadsman van NSB-leider Mussert en de katholieke denker Emile Verviers werd ideoloog van het nog radicalere Zwart Front. Opmerkelijk was ook de keuze van Tobie Goedewagen, die na de Duitse bezetting minister werd van Volksvoorlichting en Kunsten, waar hij naar Duits voorbeeld de propaganda van de nazi’s organiseerde. Deze aanhanger van Nietzsche vond dat het debat niet gebaad was bij ‘feitelijkheden’, maar vooral geleid zou moeten worden door ‘wilsbepaaldheid’. Het verwonderde de filosoof dat de propaganda in zijn tijd beperkt bleef tot commerciële reclame: ‘De overheid liet het winnen der meeningen aan jamfabrikanten en uitvinders van de schoensmeer over.’ Na de oorlog werd Goedewaagen (evenals Carp) veroordeeld tot twaalf celstraf.
De teekenen des tijds van Bolland getuigen van een vooruitziende blik. Deze rede, die hij vlak voor zijn dood uitsprak, gaf een verontrustende kijk in de toekomst. Zijn politieke kritiek kreeg verrassend veel steun in intellectuele kringen. Al filosoferend gingen we de oorlog tegemoet. De propaganda werd effectiever, door de brede verspreiding van kranten, maar ook door verbreiding van nieuwe media, zoals radio en film. De propagandamiddelen bij uitstek voor Sovjet-Rusland na de revolutie van 1917 en nazi-Duitsland na de machtsgreep door Hitler in 1933. Sommige filosofen omarmden de propaganda als middel om de samenleving te veranderen. Andere denkers meenden dat filosofen moesten waken voor ideologische blindheid. Dat was ook een taak die Gerrit Mannoury voor zichzelf zag weggelegd. Iemand die evenals Bolland opgroeide in armoede en die via Bolland in aanraking kwam met de filosofie van Hegel. Maar die niet koos voor fascisme, maar voor communisme.
Ronald van Raak schreef eerder over een ketterse filosofie in Stavoren, de strijd voor de academische vrijheid, de onmogelijkheid van redelijke keuzes, over een devote paus uit de polder, de schaamteloze filosofie van Erasmus, de wereldwetten van Hugo de Groot, de naakte toeschouwer van Descartes, de volhardende filosofie van Spinoza, de polderfilosofie van Isaac Newton en Nederland als land van het gezond verstand, het polderliberalisme van Thorbecke, Multatuli tegen Nederlandse middelmatigheid, de moraal van de gevulde maag en de psychologie van de vrouw.