Sweetness is the opposite of machismo, which is everywhere-and I really don’t get on with machismo. I’m interested in sensitivity, and weakness, and fear, and anxiety, because I think that, at the end of the day, behind our masks, that’s what we are.
– Alain de Botton
Mannen houden van mannenclubs. Zie bijvoorbeeld de geschilderde groepsportretten van mannen die in de musea te zien zijn, dat zijn mannenclubjes. De Rotary, Lions, studentencorps, vrijmetselaars: het zijn mannenclubs met parafernalia als sjerpen, vaandels, stropdassen en rituelen. We zien een herenclub met grote lederen Chesterfield fauteuils en bank, een Griekse mannenbuste (die Sophocles blijkt te zijn). Een heer verschijnt in de club en steekt een geurende houtstaaf (salie) aan die een heerlijke geur verspreidt. Dan komen de heren strak in het pak en met sjerp een voor een binnen en worden ze letterlijk bewierookt door de oudere heer, die de rol van butler en ceremoniemeester heeft. De sjerpen worden afgedaan en het vaandel wordt aan de wand gehangen. Het lijkt erop of de avond kan beginnen.
De oerclub van theatergroep Golden Palace, geregisseerd door Ingrid Kuijpers, begint met gewichtigdoenerij: de butler rolt de globe binnen en schenkt de heren een drankje in. Na dit aperitief barst het hormonenspektakel van de jonge heren los. Om de beurt wordt er theatraal gezongen en gedeclameerd – dat laatste in het latijn. Ze doen een rituele dans. Ze zingen samen een Duitse schlager. Ze pakken grote bamboestokken voor een ridderlijk dansgevecht. Er wordt tegen elkaar opgebokst, opgeschept, er worden oerkreten uitgestoten. Het wordt wilder en wilder. Ze zijn stoer, sterk, zelfbewust en doen niet voor elkaar onder. Gekletst wordt er niet. Het publiek ziet het corporale gebral aan. De butler loopt af en aan, nu eens in de rol van dienaar, dan als ceremoniemeester die uit een oud boekt voorleest waar de jongens – want dan zijn het opeens nog jongens – ademloos naar luisteren.
Een wending vindt plaats wanneer de avond vordert en de butler verandert in een sjamaan met sliertig lang haar en een gewaad van stropdassen. De sjamaan stopt de mannen in de kast om ze er even later, herboren, weer uit te laten. Daarna gaat zij kalm op een stoel zitten breien met joekels van breinaalden. De mannen komen te voorschijn uit een gezamenlijke zak – als uit een baarmoeder. De vier mannen blijken nu alle vier zwanger, met een dikke onderbuik. Ze jagen wild brullend achter elkaar aan. Ze vallen elkaar aan, rijten elkaars buiken open en halen er een (stoffen) baby uit waarmee ze triomfantelijk over het podium paraderen.
Eén man laat zich niet pakken. Hij is de supermacho. Maar tegelijkertijd hoogzwanger. Hoe stoer hij ook doet, hij krimpt ineen als de weeën beginnen. Zijn maten willen hem wel helpen, maar hij moet er niks van hebben. Hij negeert wat hem overkomt. Maar dan neemt de pijn het over. Zijn maten pinnen hem vast op een stoel en helpen hem bij het bloederige gedoe van de geboorte. Als de (levensechte) baby ter wereld komt wil de kersverse vader er niets van weten. Hij wendt zich af. Een van de andere mannen is geraakt door vertedering en bekommert zich om het kleine hulpeloze wezen. De mannen hebben moeite met het tonen van hun emoties, althans kwetsbare emoties.
Wanneer een van hen in plotseling in snikken uitbarst, staan de andere drie er eerst schaapachtig bij en wenden ze zich af. Maar dan beginnen ze hem lachend na te doen, met quasi huilen. Ze maken hun droevige vriend belachelijk. Die laat het gelaten over zich heen komen. Pijnlijk om te zien. Het nieuwe leven maakt de mannen week. Ze moeten het zelf doen. Er is niemand anders. Geen vrouwen. Dus ze nemen het kind aan de borst. Zelfs de vader-moeder kalmeert en accepteert het kind. Samen zitten ze gebroederlijk op de bank, gekalmeerd, turend naar de baby. Een voor een zoeken ze troost bij de vader/moederfiguur van de butler/ceremoniemeester/oermoeder die ze omhelzen. Zijn de mannen nu gekalmeerd of getemd of is dit een tijdelijke fase van kwetsbaarheid en zullen ze hun machismo weer oppakken? Wat is hun echte gezicht?
Mannen kunnen emotioneel zijn, zorgzaam, troostend, huilend, teder. Vaak echter wint de mannelijke oerkracht, die vooral in groepen mannen lijkt te heersen over de individuen. Mannen gaan bij een groep mannen met een sterke identiteit, zeg voetbalhooligans, op in een oergroep die hun individualiteit overstijgt. Het is een vorm van sjamanistisch machismo. Wanneer zich dat voordoet in veilige beslotenheid, zeg de soos van het studentencorps, dan is dat vrij onschuldig. Maar geef mannen een wapen en zeg dat de anderen de vijand zijn en de oerdriften zaaien dood en verderf. Dat is wat mij angst inboezemt bij groepen mannen. Groepen mannen kunnen gevaarlijk zijn. Als groepen mannen echter een duidelijk plan hebben waarop ze zich richten, dan is hun machismo naar binnen gericht en is de kust veilig – zoals met een groep wielrenners (als je maar wel voor ze aan de kant gaat).
Het machismo onderling kan ook destructief zijn. Mannen zetten elkaar aan tot drinken en drugsgebruik. Tot grensoverschrijdend gedrag. Vandalisme. Geweld. De oerdriften die veel mannen hebben moeten gekanaliseerd worden. Daar zijn sporten voor, competities en clubs. Een voetbalcompetitie heeft alles in één. Het gaat de mannen ook om het gevoel te hebben ergens bij te horen, ergens waar ze je kennen en je op de schouders slaan.
Als feminist voel ik me niet thuis in mannenclubs met machismo. Ik houd niet van geweld, niet van schreeuwen, niet van brallen. Ik ben dan ook geen lid van een mannenclub. Alhoewel, de vrijdenkers- en atheïsme-clubjes waar ik lid van ben bestaan grotendeels uit grijze heren – maar het zijn clubs die open staan voor iedereen en waar er geen initiatie- of andere riten zijn.
Wat voor man wil je als man zijn? Als man anno nu in de vrije wereld heb je keuzes. Het manzijnschema ligt niet meer vast. Je kunt kiezen voor het machismo, voor een oerclub, je kunt voor de meer feminiene versie gaan zonder machismo of tussenvorm. Een vleugje oerman zit er ook wel in bij mij. De oerclub toont een mannelijk type dat ook in de hedendaagse samenleving nog gekoesterd wordt. Corporaal en fascistoïde liggen behoorlijk dicht bij elkaar. Het is niet hetzelfde, maar het manbeeld van de oerclub past al redelijk bij het fascisme met zijn hang naar rituelen, zingen, uniformen, vaandels, hiërarchie en in-group moraal. Met mijn vrolijk feminisme probeer ik op mijn manier tegenwicht te bieden aan de oerclubmentaliteit die rondwaart. Tegelijkertijd besef ik me hoe diep die gevoelens, behoeftes en verlangens van mannen zijn om als een groep wilden samen te klitten en hun agressie bot te vieren op anderen, vreemdelingen, alles wat zwakker is dan zij. Maar wij hebben de keuze als man om te kiezen wat voor man we willen zijn. En vrouwen (en homo’s) hebben dan weer de keuze om al dan niet een oerman te kiezen of niet.