“Afstand houden? Niet doodgaan. Geen afstand houden? Wél doodgaan.” Dat zijn de woorden van Arjan Lubach. Volgens hem zijn we het moreel aan elkaar verplicht om afstand te houden én zoveel mogelijk thuis te blijven. Ook minister Hugo de Jonge legde tientallen of zelfs honderden levens in de handen van iedere Nederlander toen hij zei dat het virus zichzelf niet verspreidt maar dat mensen dat doen. Die ongezouten woorden zijn nodig omdat sommige mensen nog niet begrijpen dat de aanpassingen vooral bedoeld zijn om het leven van anderen te beschermen. We moeten dus inleveren, ook als we gezond zijn, maar wat precies? Waar het volgens mij om draait is het tijdelijk afstand doen van een deel van onze lichamelijke integriteit. Dat is waarom deze aanpassingen voelen als een offer. En hieruit kan een belangrijke les volgen over ons interne morele kompas.
Gelukkig is het gros van de bevolking er inmiddels van overtuigd dat deze tijdelijke situatie noodzakelijk is, maar het blijft ingrijpend. Je kunt je niet vrij bewegen, terwijl dit een mensenrecht is dat valt onder de categorie lichamelijke integriteit. Vergelijkingen met huisarrest of zelfs gevangenschap worden dan ook veelvuldig gemaakt, met het duidelijke verschil dat we ons huidige lot vrijwillig aanvaarden. Dat het maanden kan duren, maakt het er niet makkelijker op. “Maar dan nog”, zingt bijna de hele wereld in koor, “zijn we dit naar elkander verplicht”.
Even een sprong terug in de tijd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was er een aantal Amerikaanse filosofen dat het Westerse denken meer beïnvloedde dan menigeen weet. Ik pik de belangrijkste er uit, omdat haar argument voor legale abortus de reddingsboei zou worden voor de pro-choice lobby. Judith Jarvis Thomson vond een manier om de pro-life beweging een wetenschappelijke troef uit handen te slaan. Daar was behoefte aan omdat de embryologie in die jaren snel ontwikkelde, waardoor niet langer viel te ontkennen dat een mens in bestaan “springt” op het exacte moment dat de ei- en zaadcel samensmelten. Daarna volgt er geen enkele gebeurtenis waarbij componenten moeten worden toegevoegd aan het geheel, om zo een volledig menselijk wezen te vormen. Maar dankzij Thomson stond er nu een fundament waarmee die vraag, over het begin van menselijk leven, er niet meer toe deed. Want haar beredenering gaat al uit van de mensenrechten van een ongeboren kind, om er vervolgens een ‘maar-dan-nog argument’ aan toe te voegen.
Haar argument was simpel: de ongeboren mens bestaat en heeft mensenrechten, maar dan nog is de vrouw niet verplicht dit leven in stand te houden door tijdelijk afstand te doen van een deel van haar lichamelijke integriteit. Eén van de zwaktes van dit ‘geen-plicht-tot-instandhouding argument’ is z’n afhankelijkheid van een onwaarschijnlijke hypothese die bekend werd als ‘de beroemde vioolspeler analogie’. In de hypothese ben je opeens vastgekoppeld aan een ander mens met dezelfde rechten als iedereen. Een dokter vertelt je dat deze persoon zal sterven wanneer je de verbinding tussen jullie lichamen verbreekt. Thomson vergelijkt deze situatie met ongewenste zwangerschap en oppert dat men nooit kan worden verplicht om het leven van een ander te beschermen door gedeeltelijk afstand te doen van de eigen lichamelijke integriteit.
Pro-life heeft al jaren goede antwoorden op deze onwaarschijnlijke hypothese. Eén ervan is dat ons collectieve geweten in de praktijk wel degelijk zal aansturen op de bereidheid om serieuze lichamelijke beperkingen te verduren zodat anderen kunnen overleven. Het mocht echter niet baten. De filosofie van Thomson legde een basis voor de ethiek rondom vrije keuze voor de vrouw om over haar lichaam te beschikken, ongeacht wie of wat erin leeft en groeit. Daarmee wordt lichamelijke integriteit boven alles geplaatst, zelfs boven de zekere dood van een ander menselijk wezen. Dit wereldbeeld zie je terug in de Nederlandse abortuswet, die het ongeboren leven een zekere waarde toekent, met de kanttekening dat het laatste woord aan de vrouw is om over dat leven te beslissen. Er staat nergens in de wet dat het ongeboren leven slechts een klompje cellen is dat niet beschouwd kan worden als mens. Toch weten maar weinig mensen dat Thomsons allesbepalende fundament voor leuzen als ‘Baas in eigen Buik’ het ongeboren kind mensenrechten geeft.
Terug naar de Corona crisis. Niemand had het ooit verwacht, maar we leven nu middenin een variant van Thomsons bizarre hypothese. Het scenario waarin wereldvreemde mensen elkaar in leven moeten houden, door een deel van hun lichamelijke integriteit in te leveren, is nu werkelijkheid. We kunnen elkaar niet meer aanraken, moeten voortdurend onthouden elkaar niet te dicht te naderen en kunnen niet vrij bewegen naar desgewenste locaties. Al deze regels beperken onze lichamelijke integriteit, meer specifiek ons mensenrecht op vrijheid van beweging. Net als door een zwangerschap, kun je ook mentale en fysieke problemen krijgen als gevolg van de huidige sociale aanpassingen. Kijk alleen al naar de gevallen van zelfmoord en de uitgestelde operaties waar andere patiënten mee te maken krijgen. Ons offer brengt grote sociale problemen. “Maar dan nog…”.
Mensen die normaal gesproken de mond vol hebben van het recht op zelfbeschikking, zie ik nu min of meer pro-life standpunten innemen. Asha ten Broeke gaf haar column afgelopen week de titel “Ik wil geen publiek debat over wanneer jij mij mag laten doodgaan”, doelend op eventuele keuzes tussen twee Coronapatiënten voor één IC-bed. Ook Diederik Jekel van RTL Boulevard was erg direct: “Elke keer als jij dit niet serieus neemt, kan het zomaar zijn dat jij iemand doodmaakt!”, zei hij zichtbaar verontwaardigd.
Het lijkt alsof het ethische raamwerk van Thomson niet meer functioneert zodra wij het zijn wiens levens potentieel beëindigt worden wanneer anderen hun lichamelijke integriteit niet begrenzen. Mensen die geloven in ‘Baas in eigen Buik’, conformeren zich aan een wereldbeeld waarin de ongeborene mensenrechten heeft, maar dat het dood mag zodra het een vrouw belemmert in haar lichamelijke integriteit. Toch staat de visie waarmee we een ander mens met scherpe instrumenten laten doden ‘omdat het haar lichaam is’, opeens niet meer zo fier overeind als een paar maanden geleden. In 2020 blijkt niet alleen dat we moreel verplicht zijn om elkaars leven zoveel mogelijk te beschermen. Ook de keuze omtrent wie er mogen sterven, is opeens niet meer zo “chique” als op de momenten dat we collectief tekenden voor de executie van mensen met Downsyndroom, een hazenlip of een geslacht dat niet de voorkeur van de ouders heeft.
Daar waar de vergelijking niet meer past, wordt het alleen maar problematischer voor pro-choice. De abortusfilosofie draait namelijk om de vraag wanneer je een handeling mag uitvoeren waarvan je vrijwel zeker weet dat het een mens doodt. Bij het Coronabeleid gaat het slechts om het uitsluiten van de relatief kleine mogelijkheid dat je onbewust een ander besmet, die daarna “slechts” een verhoogde kans op sterven heeft. “Maar dan nog!” Maar dan nog, voelen we ons in dat laatste scenario moreel verplicht om het offer te maken.
Men zou echter een ogenschijnlijk zwak punt kunnen aanwijzen in de vergelijking tussen deze twee typen lichamelijke integriteit. Er is tenslotte een verschil tussen iets dat in je lichaam groeit en de belemmering om je vrij te bewegen. Zoals gezegd denk ik dat beide op verschillende manieren even mild of miserabel kunnen zijn voor onze lichamelijke en psychische gezondheid. Maar als geëist wordt dat de vergelijking nog beter past, valt te overwegen of een toekomstig vaccin tegen Corona vrijblijvend zou moeten zijn – omdat lichamelijke integriteit nu eenmaal heilig is – of dat het verplicht moet worden gesteld om zoveel mogelijk levens te redden.
Na ruim veertig jaar blijkt, naar mijn mening, dat de Westerse cultuur zich vasthield aan een morele code waar we eigenlijk niet in geloven. Het was een hypothetisch doekje voor het bloeden van ons geweten. Een ultra-rationele uitspatting van het verhoogde eigen-ik. Maar wie denkt, kan veranderen. Daarom houd ik het voor mogelijk dat de Coronacrisis ons denken ingrijpend zal veranderen als het gaat om milieu, zorg, sociaal isolement én abortus. Dankzij de erkenning van ongeboren mensenrechten binnen het fundament van de abortusfilosofie, wordt de conclusie over onze plicht naar anderen even simpel als de wijzende vinger van Lubach: Geen abortus? Minder doden. Wél abortus? Meer doden.