De forse toename van de staatsschuld als gevolg van de steunmaatregelen in het kader van de coronacrisis dwingen de overheid straks na te denken over forse bezuinigingen in diverse sectoren. Een niet te benijden klus in een samenleving die voor de coronacrisis uitbrak, hoge welvaart en groei kende.
Om verantwoorde keuzes als overheid te kunnen maken in welke sectoren bezuinigd kan worden is het belangrijk om vooraf goed te weten welke sectoren of onderdelen ervan daarvoor het meest geschikt zijn. Bij voorkeur in sectoren waar forse bezuinigingen gecombineerd met hervormingen en een efficiencyslag veel te winnen valt. Zoals een aanzienlijke kwaliteitsverbetering. Het huidige HBO onderwijs is daar een goed voorbeeld van.
Ik durf de stelling aan dat in deze sector gemakkelijk 20 procent bezuinigd kan worden als specifieke ingrijpende hervormingen worden doorgevoerd. Hervormingen waardoor deze instellingen goedkoper en meer in lijn worden gebracht met de eisen die de sterk veranderde beroepspraktijk aan toekomstige beroepsprofessionals stelt. Met na deze hervormingen een gegarandeerde kwaliteitsverbetering. De navolgende sanering zal dan moeten worden gerealiseerd;
Geld was nooit een probleem in deze tak van onderwijs. Zeker niet met de bekende mantra van D66 politici dat voor het hoger onderwijs altijd meer geld beschikbaar moet worden gesteld. Zeker als er vanuit het veld geklaagd wordt door studenten of de instellingen zelf. Met als steevast argument dat anders de kwaliteit van het onderwijs achteruit zal gaan. Een bizar politiek standpunt voor een sector waar aantoonbaar efficiency een vies woord is en veel gemeenschapsgeld verspilt wordt aan dure overhead en een al decennia lang volstrekt achterhaalde uiterst kostbare en inefficiënte overlegcultuur.
Naast mijn beroepspraktijk ben ik als docent meer dan 35 jaar werkzaam geweest in deze sector. Ik weet dus als praktijkdeskundige op het gebied van herstructurering van ondernemingen waar ik het over heb. Vooral de immense verschillen in de efficiency van de bedrijfsvoering tussen het bedrijfsleven en met gemeenschapsgeld gefinancierde instellingen voor het hoger beroepsonderwijs hebben mij altijd verbaasd. Begrijpelijk want in de topleiding van dit soort instellingen zijn bestuurders met aantoonbare adequate financiële en bedrijfskundige competenties nauwelijks te vinden.
Zo was de bestuursvoorzitter van mijn instelling een leraar geschiedenis die met zijn D66 lidmaatschap snel carrière kon maken. Eerst als wethouder.
Niet lang daarna benoemd tot bestuursvoorzitter van de Hanzehogeschool Groningen. Sinds 2015 lid van de Eerste Kamer D66 fractie. Zijn breed gedeelde focus op het zo snel mogelijk laten afstuderen van studenten zonder oog te hebben voor de kwaliteit van het onderwijs, heeft de kwaliteitswaarde van afgegeven diploma’s in de loop der tijd substantieel verlaagd. Logisch als de instellingen de eigen kwaliteit van opleidingen grotendeels zelf kunnen beoordelen. Voorafgaande aan het marginaal toetsen door de officiële accreditatie autoriteit voor deze sector de NVAO( Nederlands- Vlaamse Accreditatieorganisatie). Kwaliteitstoetsing vergelijkbaar met de slager die zijn eigen vlees keurt. Niet de kwaliteit van opleidingen stond voor bestuurders centraal maar de omvang van behaalde diploma’s. Dat leverde tot voor kort het meeste geld op.
Beleid dat ook tot uitdrukking werd gebracht in het extreem lage percentage werkzame praktijkdocenten. Het overgrote deel van de docenten heeft zelf nog nooit een relevante tijd in de praktijk gewerkt. Maar zij worden in het hoger beroepsonderwijs wel geacht de state of the art van onze toekomstige beroepsprofessionals te kunnen overbrengen. Als praktijkdocent was ik dan ook een echte uitzondering in de opleidingen waar ik werkzaam ben geweest.
Begrijpelijk dat anno 2020 veel hbo instellingen zijn verworden tot grote logge en weinig flexibele organisaties welke veel gemeenschapsgeld kosten. Zonder als overheid enig zicht te hebben op de efficiency van deze instellingen. Zo is uit recent onderzoek naar de beloningsstructuur van topbestuurders gebleken dat zij zich bovenmatig rijkelijk kunnen belonen voor hun inspanningen. In welk onderzoek ook naar voren kwam dat mijn bestuursvoorzitter zelfs ongegeneerd meer dan de ooit afgesproken Balkenende norm verdiende en zich daar ook niet voor schaamde toen daar kritische vragen over werden gesteld. Een opmerkelijke reactie voor een bestuurder onder wiens leiding de instelling in 2008 door de Raad van State werd veroordeeld voor een inschrijvingsfraude van bijna 1.5 miljoen euro. Overigens zonder enige arbeidsrechtelijke of andere consequenties voor deze bestuurder.
De hiervoor genoemde ingrijpende hervormingen zullen vanzelfsprekend op veel weerstand stuiten bij de in deze sector goed georganiseerde onderwijs elite.
Logisch als je zo lang zo ongehinderd je gang kon gaan zonder effectief intern en extern toezicht op deze instellingen. Vriendjes die elkaar voortdurend de bal toespelen als bestuurder of toezichthouder en gewend zijn gemeenschapsgeld als middel te zien dat alle tekortkomingen altijd kan oplossen. Die tijd is door de huidige coronacrisis definitief voorbij. De overheid is wel verplicht in alle sectoren voortaan kritisch te letten op de harde noodzaak van haar uitgaven. Zeker in sectoren waar efficiency in zijn geheel niet of niet hoog op de agenda ooit heeft gestaan. Zoals in deze sector.
Aan CDA minister Hoekstra de uitdagende taak om zijn D66 collega van Engelshoven als verantwoordelijke minister van het hbo onderwijs snel te vragen om met concrete voorstellen te komen voor noodzakelijke besparingen in haar sector. Dan hoeft het basisonderwijs niet onnodig te bloeden voor het jarenlang onder D66 vlag voortrekken van deze specifieke sector in het onderwijs.
Noodzakelijke en onvermijdbare forse bezuinigingen als oplossing voor de door het coronavirus immens opgelopen staatschuld. Een goede vingeroefening voor andere sectoren en departementen. In solidariteit en het aantoonbaar verantwoord uitgeven van gemeenschapsgeld!