Achtergrond

Mans En Garde: de meidagen van 1940 (slot)

15-05-2020 18:00

Was het zinvol om door te vechten na het bombardement op Rotterdam? Was het sowieso zinvol om te vechten tegen de Duitse inval? Is er gestreden als leeuwen of als snotlodders? Vragen die ruim zeventig jaar nadien nog steeds leven. En veel verschillende antwoorden opleveren. En Garde hoopte er met de serie wat helderheid in te verschaffen. Voor zover u dit niet (beter) kunt vinden bij websites als grebbeberg.nl, mei1940, waroverholland.nl, zuidfront-holland1940 en bhummel.dds.nl, waar ze de geschiedenissen al jaren compleet proberen te krijgen.

“Er bestaan geen slechte soldaten, alleen slechte officieren” (Napoleon)

Was het zinvol om door te vechten na het bombardement op Rotterdam?

Praktisch gesproken, niet echt. Het was onmogelijk om na de 14e mei langer dan een paar dagen door te vechten met alle middelen. Dit, omdat de belangrijkste middelen bijna op waren. Gezien de snelheid waarmee onze nogal beperkte hoeveelheden munitie er doorheen geschoten werden, zou een ‘tot de laatste kogel’ meestal een kwestie van dagen, geen weken zijn geweest. Zeker waar het (luchtdoel)artilleriemunitie betrof. Het betekent dat ook als de wil of wens er wel was geweest de munitiesituatie doorvechten als regulier leger snel onuitvoerbaar had gemaakt. De verdedigers zouden zich meer en meer van guerrilla-tactieken hebben moeten bedienen. Onze polders en schamele bossen zijn daarbij toch wat minder geschikt als uitvalsbasis voor hit-and-run acties dan de bossen op de Balkan. De Biesbosch was misschien de enige plek van waaruit een kleine guerrilla-eenheid een tijd zou hebben kunnen opereren.

Als het Nederlandse opperbevel, het leger en de bevolking na het bombardement van Rotterdam met een minachtende grijns omhoog hadden gekeken, “de tiefus” hadden geschreeuwd en door hadden gevochten, zou naast de term stiff upper lip wereldwijd nu misschien de uitdrukking Rotterdam grimace worden gebruikt als uiting van stoïcijns doorzettingsvermogen. Of vechtlust. Een eventueel doorvechten tot de laatste kogel kan decennia doorwerken op de reputatie van een land. Er worden immers nog steeds grappen gemaakt over Italiaanse krijgshaftigheid. Niet? Zou een paar dagen of weken langer dood en verderf accepteren een term als ‘Rotterdam grimas’ waard zijn geweest? Heeft een dergelijke X-factor een blijvende waarde?

Een rijk heroïsch verleden, inclusief de gevallen van domme oorlogen voor domme zaken, heeft invloed op de mentale wil om te vechten wanneer dit nodig is of nodig lijkt. Naar mijn idee zou het handvol Britse mariniers op de Falklands geen urenlange strijd tegen de Argentijnse overmacht hebben gevoerd bij hun invasie, noch zou Groot-Brittannië een paar weken later de Argentijnse numerieke overmacht hebben aangevallen zonder hun rijke geschiedenis van volharding in strijd. De invloed van het militaire verleden op het heden is echter niet te kwantificeren in kilo’s of meters.

Ter overweging: zou Dutchbat in Srebrenica wél strijd hebben geleverd als hun vaders met drie keer meer verliezen, tien dagen langer hadden gevochten in Rotterdam of in de Vesting Holland?

 

‘Wapen met spreuk boven ingang Paleis Noordeinde’ – Wiki (foto en upload van lamthestig)

Was het zinvol om te vechten tegen de Duitse inval?

Zie bovenstaand. Daarnaast wordt de vraag praktisch en uitgebreid beantwoord bij grebbeberg.nl. Samengevat: de verwachtingen dat de Britten en Fransen ons te hulp zouden komen waren indertijd realistisch. Wat -zo was de perceptie- met de graad van onze verdediging ‘uitgezongen’ kon worden.

Leeuwen of snotlodders?

De breed levende indruk dat we nauwelijks weerstand hebben geboden die vijf meidagen klopt niet. Er is op talloze plaatsen wel degelijk hard gevochten. Wel was de mate van weerstand nogal variabel. Als de overgave al een kwestie van slappe knieën was, knikten deze echter meer in de top dan bij de troepen. Het voorbeeld van de drie bataljons die in Rotterdam op de 14e mei hun tegenaanval bij Overschie toch hebben voortgezet na het bombardement op de stad, is hier illustratief voor. Opvallend zijn verder de ± 1650 krijgsgevangenen, waaronder veel para’s. Je maakte in 1940 geen Duitsers krijgsgevangen zonder strijd. Zeker geen para’s.

Dat eenheden ook in paniek gevlucht zijn, soms zonder een schot te lossen, had meerdere oorzaken. Moed is hierbij slechts één factor. Moed, met name fysieke moed, is sowieso geen vast gegeven. Het is een momentopname. De moed van één kan aanstekelijk werken op de rest van de groep. Voor een gebrek aan moed geldt hetzelfde. Pure lafheid is zeldzaam.

In het boek Soldiers van John Keegan en Richard Holmes wordt uitvoerig beschreven hoe een soldaat tot standvastigheid of vlucht komt. Een scala aan omstandigheden kan maken dat een individu of groep zich dapper gedraagt. De dag ervoor kunnen het echter snotlodders zijn geweest. De dag erna kunnen ze het opnieuw worden. De schrijver Robert Mason gebruikte dit gegeven als titel voor zijn boek Chickenhawk waarin hij zijn oorlogservaringen als UH-1 Huey helikopterpiloot in Vietnam beschrijft. Met als een van de lessen, de meeste mensen zullen onder vuur soms een chicken, soms een hawk zijn.

Heb je vertrouwen in je materieel, je sergeant en je luit, begin je met enige moed. Wordt dit vertrouwen in actie bevestigd, krijg je extra moed. Naarmate je meer actie hebt gezien, zeker succesvolle actie, en je weet wat je te wachten staat, zal de factor angst-voor-het-onbekende afnemen. De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest.

De uitrusting van Nederlandse infanterie deed op compagniesniveau vaak niet veel onder voor de Duitse uitrusting. Het verschil in training, met name de opleiding van onderofficieren en officieren, deed dit wel. In het boek The Russian Front (Dunnigan et al.) wordt de hoge kwaliteit van opleiding aan Duitse kant, van zowel manschappen als (onder)officieren genoemd als belangrijke factor in het verschil aan gevechtswaarde tussen Duitse en geallieerde eenheden. Gaandeweg in 1944 stortte het Duitse opleidingsysteem in. Naarmate het verder desintegreerde nam de kwaliteit van verse Duitse troepen navenant af.

Tot de opleidingsprogramma’s instortten duurde de basistraining voor een Duitse soldaat vier maanden (gevolgd door specialistische training). Een onderofficier kreeg een aanvullende opleiding van zes maanden. Officieren kregen hier bovenop een opleiding van negen maanden. Een verse tweede luitenant had er in het Duitse leger dus meestal ten minste negentien maanden van zeer intensieve, op gevechtservaringen gebaseerde training op zitten voor hij naar het front werd gestuurd. Dit kweekte zelfvertrouwen.

Bij grebbeberg.nl wordt de kwaliteit van de Nederlandse (landmacht) opleidingen nader beschreven. De technische opleidingen van genisten en bijvoorbeeld artilleristen was prima. Ze konden goed meten en rekenen, zeg maar. De gevechtsgerelateerde opleidingen waren echter van hoog tot laag alles van matig tot belazerd. Of achterhaald. Tot 1940 ook zonder vergelijkbare (WOI, Condor-Legioen, Polen) gevechtservaring om uit te putten. Tot op zekere hoogte vormden de Nederlandse vliegers een uitzondering. Weliswaar niet goed bekend met luchttactieken, leerden ze hun kisten uitstekend beheersen. Ook bij de Marine waren de opleidingen behoorlijk goed. Gezien onze nautische geschiedenis (zie X-factor) niet zo verwonderlijk.

De Nederlandse bijdrage aan de overwinning

De grootste Nederlandse bijdrage aan de eindoverwinning was wellicht een Surinaamse. De Amerikaanse vliegtuigproductie draaide deels op de Surinaamse bauxiet. In het productie piekjaar 1943 leverde Suriname ruim 1,6 miljoen ton bauxiet. Ter vergelijking, de VS haalde zelf 6,3 miljoen ton bauxiet uit de grond in piekjaar 1943.

Wat een meer actieve bijdrage betreft was het aanzienlijke tonnage (circa 850 schepen) van de ingezette Nederlandse koopvaardijvloot zeer waarschijnlijk ons voornaamste aandeel in de geallieerde overwinning. Met aan boord niet alleen Nederlanders uit de polder, maar ook onder meer Chinezen, Surinamers en Indonesiërs. Zij hadden niet zelden iets van een Rotterdam grimas nodig om onder de waterlijn in de machinekamer op post te blijven als het wemelde van de U-boten.

Bijschrift: ‘USA 40 mm/56 Quad Mount on USS Hornet CV-12 in 1945. U.S. Naval Historical Center Photograph # 80-G-413915.’ (foto van- en meer bij navweaps)

Een andere Nederlandse inbreng voor de geallieerde zaak, hoewel de invloed iets lastiger te duiden is, is het Bofors 40 mm luchtafweergeschut. Er werd voor de oorlog in Nederland veel werk gemaakt van de doorontwikkeling van dit Zweedse snelvuurkanon (voor de Marine). Van watergekoelde dubbelopstellingen tot richtmiddelen en (Hazemeyer) 3-assige kanonstabilisatie. We namen de blauwdrukken mee* en dergelijke systemen verschenen nadien onder andere bij de Royal Navy. Waar men sowieso al blij was met elk Luftwaffe-toestel dat reeds boven- of op Nederlandse bodem verloren was gegaan in de meidagen (de studiegroepluchtoorlog.nl kwam bij de herhalingscheck van 2018 op 453 toestellen, deels ook door Franse, Britse en Belgische luchtacties).

 

De En Garde interpretaties en conclusies in deze nabeschouwing zijn subjectief. Het bekijken vanachter je nukubu-bureau zonder erbij te zijn geweest, is zeker wat een snotlodder-oordeel betreft sowieso een kwestie van ‘niet gehinderd worden door enige kennis van zaken’. Daarnaast verschillen de meningen over sommige feiten en cijfers nog wel eens binnen kringen van (amateur)historici en-of veteranen.

Met dank aan grebbeberg.nl, mei1940, zuidfront-holland1940, waroverholland, strijdbewijs en bhummel.dds.nl. Bij de stichting kennispuntmei1940 (Facebook) kunt u ook Mei 1940-bijblijven, en de stichting die deze geschiedenisperiode ‘levend’ houdt steunen.

Onderstaand links naar de eerdere En Garde mei 1940 afleveringen.

Inleiding
10 mei
11 mei
12 mei
13 mei
14 mei

 

* In K.W.L. Bezemers boeken over de Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog (de serie ‘Verdreven doch niet verslagen’ en ‘Zij vochten op de zeven zeeën’) komt het Bofors- en Hazemeyer verhaal aan bod. In hoeverre de Amerikanen Nederlandse blauwdrukken en ervaringen verwerkten in hun eigen vierling 40 mm ontwerpen (feitelijk een dubbele twin) blijft echter vaag. Hoe dan ook, de honderden twin- en quad opstellingen aan boord bij de Amerikaanse marine hebben het erg druk gehad. Vooral in de Pacific tijdens de oorlog met Japan.