Geen beter dokter dan de natuur, al is het maar een park.
– Heimans & Thijsse
‘[…] rechtse partijen doen alsof de bescherming van bos, hei en moeras een linkse hobby is die de economische groei en de landbouw remt, terwijl hun linkse opponenten de natuur gebruiken om zich te profileren.’ (p. 81).
Het antwoord op de vraagtitel Is natuur links? (2019) van Dik van der Meulen is dus ja én nee. Het antwoord is ja wanneer we kijken naar het huidige (mondiale) politieke landschap waarbij (nieuw) rechts de economie ruim baan geeft en milieu als een obstakel ziet voor (economische) vooruitgang terwijl (een deel van) het linkse spectrum zich grote zorgen maakt over de ecologische crisis en de natuur. Het antwoord is nee, wanneer je uitzoomt en beseft dat natuur een voorwaarde is om goed te kunnen leven, waarbij het politieke spectrum irrelevant is. Je kunt het vergelijken met de vraag is gezondheid links? Ook hierop is het antwoord ja en nee. Rechts wil vooral bezuinigen en privatiseren (dus zich bekommeren om gezondheid van mensen die het kunnen betalen), links bekommert zich om de gezondheid van allen.
Het pamflet Is natuur links? is een rommelig in elkaar geflanste potpourri van borreltafelreflecties over het milieubeleid in de huidige tijd, met een eclectische historische terugblik. Toch maakt dit het boekje niet oninteressant. Ik denk dat de essentie van het pamflet een moreel appel is aan politiek rechts om zich meer om de natuur te bekommeren, omdat, volgens Van der Meulen, 1) in het verleden rechts of conservatief zich ook om de natuur heeft bekommerd: namelijk bosbeheer en -behoud voor de rijkaards om er te kunnen jagen, 2) omdat natuur een voorwaarde is om te kunnen leven en 3) omdat er rechtse politici zijn als Winsemius en Nijpels die zich om de natuur bekommeren. Van der Meulen is niet duidelijk en expliciet in zijn pointe, wat voor een pamflet wel een omissie is. Ik betwijfel of rechtse politici door dit pamflet bij zinnen komen en een groen beleid gaan voeren.
De titel Is natuur links? doet mij denken aan het boekje Darwin Voor Links, politiek, evolutie en samenwerking (2001) van de filosoof Peter Singer. Singer betoogt daarin dat de linkse sociale politiek mogelijk is zelfs als we uitgaan van het wetenschappelijk mensbeeld van de mens die (rationeel) eigenbelang nastreeft en menen dat wij op genetisch niveau zelfzuchtige genen zijn. Singer betoogt dat het goed mogelijk is om dat wetenschappelijk wereldbeeld te accepteren en toch te streven naar een rechtvaardige manier van samenleven die rekening houdt met degenen die hulp nodig hebben. Singer maakt duidelijk dat het accepteren van het wetenschappelijk mensbeeld niet hoeft te leiden tot een rechtse politiek van ieder voor zich. Het duidelijkste (rechtse) contrapunt van Singer is de Amerikaanse schrijver en filosoof Ayn Rand die een groot voorstander is van rücksichtslos kapitalisme zonder altruïsme. Een van haar essays heet dan ook ‘The virtue of selfishness’. Singer meent dat altruïsme niet alleen mogelijk is maar zowel individueel als op maatschappelijk vlak gestimuleerd kan worden.
Van der Meulen gebruikt als centrale term ‘natuur’ en niet ‘milieu’, al wordt milieu wel genoemd in het boek. Het is van belang om de termen natuur en milieu onder de loep te nemen. Ik voeg daar dan nog de termen landschap en ecologie aan toe, zodat er een vocabulair kwartet ontstaat. Natuur is doorgaans een positieve term voor gebieden die niet primair voor productie worden gebruikt: een natuurgebied is geen industrie- of boerengebied. Het is ofwel een rustgebied, dat wil zeggen verboden voor mensen, ofwel een recreatiegebied waarin mensen mogen recreëren (te voet, met wandelwagen, rolstoel, honden, hardlopen, fietsen, mountainbiken, paarden, huifkarren en wat mensen nog zoal meer bedenken wanneer ze worden vrijgelaten in de natuur). Natuur kan, of kon, samengaan met landbouw, zoals de door Jac. P. Thijsse (waarover Van der Meulen onlangs een beknopte biografie heeft gepubliceerd) bij het grote publiek bekend geworden weidevogels laten zien. Maar de afgelopen halve eeuw is de scheiding tussen landbouw en natuur heel scherp geworden. De landbouw is industrie geworden waarbij de natuur met man en macht is ingeperkt en onderdrukt.
Milieu gaat over problemen in de natuur. De belangrijkste term hier is milieuvervuiling. Milieuorganisaties willen milieuvervuiling tegengaan; natuurorganisaties willen natuur behouden of creëren. Het zijn twee zijden van een medaille. Bij milieubeleid gaat het over vormen van vervuiling. Je zou kunnen zeggen dat milieumensen zich primair met de akelige aspecten bezighouden en natuurmensen met de positieve aspecten. Een natuurmens wandelt door de natuur met een verrekijker. Een milieumens tekent petities en loopt mee met marsen. Soms komen de milieu-mens en de natuurmens bij elkaar samen. Mijn indruk is dat Van der Meulen primair een natuurmens is.
Een landschap is in Nederland een combinatie van natuur en cultuur, waarbij de cultuurhistorische dimensie belangrijk is. Een landschap is een menselijk concept, beter gezegd een esthetisch concept. Maar wel een belangrijk concept. Zie het verschil in landschap tussen de Groningse graswoestijnen en het lieflijke glooiende landschap met bos en weiland in Zuid-Limburg. Een conservatief als de Engelse filosoof Roger Scruton is een groot voorstander van het beschermen van het traditionele Engelse platteland om esthetische redenen, omdat het mooi is en omdat de manier van leven die daarbij hoort door hem gekoesterd wordt: kleinschalig en lokaal, met veel cultuurhistorie in het landschap zichtbaar. En hoewel ik vermoedelijk flink links ben, ben ik het op dit punt eens met Scruton in zijn boek Green Philosophy en ben ik een conservatief die landschappen, stadsgezichten, heggen, meanderende beken, een oude molen, watertorens, boerderijen wil bewaren. Milieu is dan misschien links, behoud van het landschap is dat niet.
Enig historisch perspectief is belangrijk – en Van der Meulen ziet dat ook:
‘[…] de Nederlander van nu is beter af dan die van 1914. Stromend water, licht, hygiëne, medische zorg en bovenal: de bittere armoede die toen nog wijdverbreid was, is sindsdien teruggedrongen tot de marges van de samenleving. Zelfs de lucht is op veel plaatsen beter, omdat de zware industrie van toen ongefilterd haar rook de volkswijken in blies.’ (p. 77)
Maar aan de andere kant is de hoeveelheid natuur in Nederland afgenomen evenals de biodiversiteit.
De vierde term is ecologie. Dat is de term die biologen gebruiken om een biologisch systeem aan te duiden met een duidelijk eigen karakter. Een ecosysteem kan groot (oceaan) of klein (een vijver) zijn. Kenmerkend is een symbiose van biotische (flora en fauna) en abiotische elementen (als klimaat, water, bodem). Biologen zijn dikwijls geïnteresseerd in ecosystemen. Biologen hebben dikwijls een bepaald normatief beeld van een ecosysteem, zo maken ze onderscheid tussen inheemse soorten en exoten, tussen soorten die ze graag zien (zeldzame of bedreigde soorten) en soorten die ze niet willen (onkruid of gewone soorten). Er kunnen verschillen zijn tussen wat ecologen willen en wat natuurmensen willen. Ecologen deinzen er niet voor terug om hele bossen om te kappen om die te veranderen in halve woestijnen om een habitat voor de zandhagedis te creëren, zoals in het Zeisterbos is gebeurd. Ecologen zijn doorgaans meer bezig met het natuurbehoud en natuurbeheer dan met het bestrijden van de ecologische crisis.
Van der Meulen citeert de socialist Henri Polak die in 1927 het volgende opmerkte:
‘Indien men gaat aannemen, dat, wanneer de industrie, dus het particuliere winstbejag, de handen uitstrekt naar het een of andere natuurmonument of naar een ander stuk schoonheid, omdat het daarvan op de een of andere wijze een winstobject kan maken, de schoonheid daaraan ten offer gebracht en niet beschermd wordt… dan ben ik met wanhoop voor de toekomst vervuld.’ (p. 30)
Denk aan wat er thans gebeurt met de ontbossing in het Amazone regenwoud sinds het aantreden van de extreem-rechtse populist Jair Bolsonaro. Denk aan hoe de oliemaatschappijen ijveren om naar olie te gaan boren op de noordpool nu het ijs smelt. Dank aan de ontbossing in Indonesië ten behoeve van palmolieplantages. Denk aan de talloze open mijnen in de wereld. Alles in de natuur dat een economische waarde heeft, loopt gevaar. Polak was met wanhoop vervuld. Ik ben het nog steeds.
Er is een duidelijk moreel en economisch raamwerk nodig. Kapitalisme is prima zolang het maar binnen een moreel en duurzaam kader functioneert. In mijn manifest Groen liberalisme betoog ik dat het liberale niet-schaden principe een goed raamwerk biedt, vooral wanneer dat wordt toegepast op alle voelende wezens en toekomstige generaties. Als een bepaalde economische activiteit leidt tot schade aan anderen (wie dan ook en waar dan ook), dan is dat moreel niet geoorloofd. Om een concreet voorbeeld te geven: de Nederlandse veeteelt veroorzaakt niet alleen schade aan de miljoenen dieren die worden gehouden (en die doorgaans ten onrechte buiten de morele club worden gehouden), ook veroorzaakt de veeteelt door de uitstoot van broeikasgassen schade aan allen die lijden onder de gevolgen van klimaatverandering. Vanuit het morele groen liberaal perspectief moet de veestapel in Nederland niet gehalveerd worden, noch geminimaliseerd, maar naar nul worden gebracht. Ik citeer nog even de huidige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Carola Schouten (CDA):
‘Zolang ik minister ben zal er wat mij betreft geen halvering komen van de veestapel.’ (p. 62)
Dat laat aan immorele duidelijkheid niets te wensen over.
Er is een globale ecologische crisis waarvan klimaatverandering maar een aspect is en we koersen als mensheid af op de door ons veroorzaakte ineenstorting van het ecosysteem. Het korte termijn eigenbelang wint het altijd van het lange termijnbelang van ons allemaal. Natuurbescherming, dat wil zeggen, mooie natuur om van te genieten en in te recreëren, daarvoor is nog wel draagvlak te krijgen, zowel bij links als bij rechts. Maar voor het nemen van drastische maatregelen die noodzakelijk zijn om de ecocrisis af te wenden, zoals het stoppen met vlees eten en het stoppen met vliegen, daarvoor is geen enkel draagvlak. Noch bij rechts. Noch bij links. Alleen bij de Partij voor de Dieren, maar die partij staat buiten het blikveld van Van der Meulen.