De rechten van burgers in hun eigen huis staan onder druk. Niet alleen als gevolg van de Corona-maatregelen. Maar ook omdat de overheid niets uit de weg gaat om het klimaatbeleid op te dringen. Neem nou het geval van de studenten in Leiden. En dat van het gasverbod in Utrecht. De Telegraaf kwam eerder dit voorjaar met het opmerkelijke bericht dat vijf studenten een ‘corona-bekeuring’ en daarmee een strafblad hadden gekregen. En wel, omdat ze op het eigen balkon van hun studentenflat een feestje hadden gevierd. De buren hadden geklaagd over geluidsoverlast. Opmerkelijk, omdat de politie meende dat het balkon ‘openbaar terrein’ was, terwijl niemand van buitenaf op dat balkon kon komen.
Bovendien weigerde de politie hen te zien als ‘gezamenlijk huishouden’, terwijl de studenten al geruime tijd alles qua woonruimte met elkaar deelden. Intussen is die laatste handhavingsmogelijkheid van de politie vervallen, omdat studenten sinds kort wél worden gezien als huishouden.
Maar er is na enig doordenken nogal wat meer aan te merken op deze politie-actie en deels kwam dat ook tot uiting in het bewuste artikel. De politie bleek namelijk, zonder kennelijk te moeten beschikken over een gerechtelijk huiszoekingsbevel, zomaar een huis te kunnen betreden en boetes op te leggen.
Zonder toestemming een huis binnentreden en boetes opleggen – dat gaat onomwonden in tegen de Algemene wet op het binnentreden. Artikel 1.4 verplicht dat een bewoner van een woning nadrukkelijk toestemming moet verlenen aan binnentreden door politie. Artikel 2.1 geeft aan dat als een bewoner die toestemming weigert, er een schriftelijke machtiging vereist is tot binnentreding van de woning. Die kan uitsluitend gegeven worden door een rechter, leden van het openbaar ministerie, burgemeesters gerechts- of belastingdeurwaarder. Artikel 3.1 verduidelijkt verder: bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden zijn de advocaat-generaal bij het ressortsparket, officier van justitie en hulpofficier van justitie. Een burgemeester mag tevens een machtiging tot binnentreden in een woning afgeven binnen zijn gemeente voor andere doeleinden dan strafvordering.
Ik vraag mij hardop af hoe dat in het bovenstaande studentengeval is gegaan. Als het op basis van een noodverordening van de burgemeester heeft plaatsgevonden, dan geldt volgens de Gemeentewet de regel dat de gemeenteraad als controle-orgaan meekijkt over de schouder van de burgemeester.
Een burgemeester is namelijk ook hoofd van de plaatselijke politie en mag – voor beperkte tijd en in een duidelijk omlijnd geval – een noodverordening afgeven, die democratisch ingebed is in al dan niet verleende goedkeuring door de gemeenteraad.
Een noodverordening maakt namelijk beperking van bepaalde grondrechten mogelijk, waardoor het noodzaak is uiterst zorgvuldig en liefst terughoudend hiermee om te gaan. Een noodverordening mag ook uitsluitend in werking worden gesteld als sprake is van ernstige bedreiging van de openbare orde en veiligheid, zoals bijvoorbeeld bij dreiging van rellen of instortingsgevaar van gebouwen.
De studenten kregen bijval vanuit de gemeenteraad van Leiden, die zich terecht afvroeg waarmee de burgemeester bezig was. Het betreden van een woning inzake geluidsoverlast valt namelijk niet onder een noodverordening en schuurt duidelijk met artikel 10.1 van de Grondwet: ‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer’.
Tijdens de huidige corona-crisis zijn de bevoegdheden van de lokale burgemeesters echter ‘opgeschaald’ naar de regionale veiligheidsregio’s, geleid door ‘regionale beleidsteams’ waarin de burgemeesters van de betrokken gemeenten, de hoofdofficier van Justitie en voorzitters van betrokken waterschappen zitting hebben.
Voorzitter van zo’n regionaal beleidsteam is doorgaans één van de burgemeesters uit die regio en die fungeert op dat moment tevens als korpsbeheerder, waarmee de bevoegdheid tot het afkondigen van een noodverordening ook op hem of haar overgaat. Groot democratisch deficit daarbij is dat zo’n ‘regionale’ noodverordening niet meer door de ‘lokale’ gemeenteraad hoeft te worden bekrachtigd.
Daarom kwamen er tegelijkertijd vanuit Den Haag terecht kritische geluiden op deze ontwikkeling. Het zou namelijk betekenen dat zodra een lokale burgemeester zijn bevoegdheid tot het afgeven van een noodverordening afgeeft aan zo’n Veiligheidsregio, er geen politiek-democratisch toezicht, laat staan correctie meer mogelijk is. Dat is op z’n zachtst gezegd onwenselijk.
Bovendien gaf de ‘regionale’ noodverordening van de Veiligheidsregio Hollands Midden, waaronder Leiden valt, of zelfs landelijke corona-regelgeving op het moment van het ‘studentenfeestje op het balkon’ geen enkel aanknopingspunt voor de politie om de woning binnen te vallen zonder huiszoekingsbevel. De politie had dus hooguit een waarschuwing of bekeuring kunnen geven op basis van geluidsoverlast, maar niet op basis van corona-regelgeving.
Deze concrete kwestie toont bovendien aan dat het met de bescherming van onze persoonlijke leefomgeving niet best is gesteld. Wie overigens wil lezen tot welke idiote situaties de corona-regelgeving kan leiden, leze dit artikel in De Volkskrant.
In een iets andere setting speelt het binnentreden door de overheid in de persoonlijke leefsfeer ook een grote rol en wel inzake de kwestie ‘gasverbod’. De overheid noemt dat eufemistisch ‘aardgasvrij’. Er zijn nogal wat mensen die ontkennen dat er sprake is van een gasverbod, waarbij bewoners worden gedwongen hun gasaansluiting op te geven.
We hebben het dan dus niet over nieuwe aardgasvrije woningen – die mogen al geen gasaansluiting meer – maar om bestaande woningen, die niet langer gebruik zouden mogen maken van het aanwezige gasnet.
Voor alle duidelijkheid wilde Tweede Kamerlid Daniël Koerhuis (VVD) afgelopen februari van staatssecretaris – toen even minister – Raymond Knops (Binnenlandse Zaken, CDA) weten of er inderdaad sprake is van mogelijke dwang. Dat klopt, antwoordde Knops, en het staat in het befaamde Klimaatakkoord (voorgezeten door VVD’er Ed Nijpels).
In dat Klimaatakkoord heet het ‘doorzettingsmacht’, die aan een gemeente wordt verleend om bewoners ‘wijkgericht’ van het gas af te koppelen:
‘Om de gemeenten in staat te stellen om deze wijkgerichte aanpak tot een succes te maken, moet een aantal randvoorwaarden ingevuld worden, waaronder bevoegdheden en doorzettingsmacht, die zijn verankerd in landelijke wet- en regelgeving. De Rijksoverheid zorgt voor de tijdige beschikbaarheid van een wettelijk kader dat gemeenten voldoende mogelijkheden biedt om hun regierol bij de wijkgerichte aanpak te vervullen.’
Een gemeente moet dan wel zorgen voor een alternatief naast het gasnet, maar een bewoner kan dus inderdaad gedwongen van het gasnet worden afgekoppeld. Hoe ‘succesvol’ het alternatief van bijvoorbeeld een warmtenet is, beschreef ik reeds eerder.
Hoe kan die bewoner gedwongen worden? Staatssecretaris Knops:
‘De focus van de inzet van gemeenten is het stimuleren en verleiden van bewoners om hun woning te verduurzamen en op termijn aardgasvrij te maken. (…) Het is echter niet uit te sluiten dat een kleine groep bewoners niet kiest voor dit alternatief. (…) Om de energietransitie betaalbaar te houden, wordt een bevoegdheid voor gemeenten uitgewerkt die ze als laatste redmiddel op het eind van het proces kunnen gebruiken om een einddatum voor de beschikbaarheid van aardgas vast te stellen.’
Die einddatum voor de beschikbaarheid van het aardgas ligt nu tussen 2030 en 2050, dus voorstanders van het gasverbod roepen om het hardst waarover men zich druk maakt. Wel, daar is een duidelijke reden voor. De overheid wilde namelijk vooruitlopen op het inzetten van die ‘doorzettingsmacht’.
Nu nog geldt de Gaswet, die een ieders recht op aansluiting op het gasnet garandeert. De overheid nam echter een extra artikel op in de Crisis- en Herstelwet, om alvast bewoners in specifieke wijken bloot te stellen aan die ‘doorzettingsmacht’ van gemeentes in zogenaamde ‘proeftuinen’.
Wie heeft die mogelijkheid verzonnen? De Tweede Kamerleden Carla Dik-Faber (CU) en Jessica Van Eijs (D66), die daartoe een amendement op de Crisis- en Herstelwet indienden.
De gemeente Utrecht leek het daarop leuk om als eerste ‘proeftuin’ een hele wijk af te gaan koppelen en dreigde door dit amendement het recht te krijgen om er eens lekker op los te experimenteren met de ‘doorzettingsmacht’. Dreigde, want gelukkig waren daar de Tweede Kamerleden Daniël Koerhuis (VVD) en Henk Krol (toen nog 50Plus).
Koerhuis en Krol kregen het op 11 maart j.l. voor elkaar dat de Tweede Kamer een nieuw amendement aannam op de Crisis- en Herstelwet. Het instellen van de mogelijkheid tot een verbod bij bestemmingsplan op het hebben van een kookgasaansluiting door de gemeente Utrecht en het instellen van een bevoegdheid om handhavend op te treden, bijvoorbeeld middels een dwangsom, werd geschrapt; zij het met één stem meerderheid. Het is een zeer belangrijk amendement, omdat het dwang op een huisbewoner voorlopig blokkeert.
En zo komen we in deze kwestie eigenlijk tot eenzelfde conclusie als bij de studenten op hun balkonnetje: in hoeverre is er sprake van serieuze democratische controle op overheidsbeleid en functioneert de tegenmacht voldoende? Is er nog wel afdoende bescherming tegen hen die het kennelijk, om wat voor reden dan ook, minder ophebben met onze persoonlijke leefsfeer? De beantwoording van die vraag is vrij urgent want er zit nogal wat aan vast.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.