Stel je bent 25 en start met een nieuwe baan bij een werkgever die is aangesloten bij een pensioenverzekeraar waardoor je voor het eerst pensioen opbouwt. Je moet werken tot je 70ste en in die 45 arbeidsjaren verdien je elke maand 3.000 euro. Daarvan besteed je vergelijkbaar als werknemers van Unilever 50 procent aan pensioenpremie. Dat betekent dat je op je pensioenleeftijd in totaal 810.000 euro aan pensioenpremie hebt ingelegd. De overheid gaat er vanuit dat je nog 20 jaar leeft na je 65ste. Op dit moment krijgen pensioengerechtigden 70 procent van hun middelloon. Dat betekent voor jou voor 20 jaar een benodigd totaal van 504.000 euro. Waar is die overige 306.000 euro aan ingelegde pensioenpremie gebleven in het huidige pensioensysteem? Met een inleg van 50 procent is zelfs het middelloon na je pensioen haalbaar en houd je nog 90.000 euro over.
Pensioenpremies hoeven dus niet belegd te worden om mensen van een voldoende dekkende oudedagsvoorziening te voorzien. Er worden onnodige beleggingsrisico’s genomen. Worden pensioenpremies vooral gebruikt om verzekeraars, pensioenfondsen, banken en investeerders te verrijken? Als tegenprestatie zou het volledig terugkrijgen van je ingelegde pensioenpremie inclusief bescheiden rente dan wel het minste zijn. Jij investeert tenslotte ook in de economie, waarvoor je netjes beloond mag worden.
In schril contrast daarentegen wordt door de financiële sector naar hartelust geparasiteerd op werkenden die door de overheid verplicht worden om pensioenpremie af te dragen. Die hun opgebouwde pensioen op dit moment niet eens mee kunnen nemen naar een andere pensioenuitvoerder bij baanwisseling omdat de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds eerst gemiddeld 12 maanden boven de 100 procent moet zitten. Een ander bepaalt hoeveel jij van je zuurverdiende loon verplicht in een pensioenfonds moet stoppen, wanneer je er recht op hebt, op hoeveel je dan recht hebt en of je al dan niet aan waardeoverdracht mag doen. Een dergelijke regeling, die de overheid faciliteert, schreeuwt gewoonweg om misbruik door de markt.
Het socialistisch paternalisme dat de SP-er en tevens vice-voorzitter FNV Tuur Elzinga bepleit is misdadig. Als de coronacrisis iets heeft bewezen dan is het dat de overheid niet in staat is om met geld om te gaan. Dat bewees zij al met haar klimaatbeleid en bevestigt dit nogmaals met haar gekozen coronabeleid. Het enige dat de overheid dient te doen om een pensioen te garanderen waarbij mensen ook na hun pensioen hun levensstandaard op peil kunnen houden, is voor iedereen een tot aan de gerechtigde pensioenleeftijd onbelaste persoonlijke spaarrekening te faciliteren waarop het rentepercentage nooit onder de nul procent zakt en waarvan het geld pas maandelijks in gelijke delen vrijkomt als de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Omdat pensioengerechtigden dan een pensioen ontvangen dat net zo hoog is als hun salaris voorheen kan het pensioen ook evenredig als inkomens worden belast. AOW is dan overbodig omdat mensen hun inkomen na pensioen hetzelfde blijft.
Daarnaast haalt circa eenvijfde van de mensen de leeftijd van 65 niet, waardoor dat opgebouwde pensioen gebruikt kan worden voor de weinige mensen die langer dan gemiddeld leven. De huidige gemiddelde levensverwachting in Nederland ligt onder de 85 jaar. En de huidige 40’ers moeten mogelijk tot hun 70ste werken, terwijl ze voor 20 jaar pensioenpremie afdragen en de meerderheid geen 90 jaar wordt. Het is dan ook onnodig dat mensen langer dan hun 65ste doorwerken. Nu al hebben genoeg 60-plussers op de werkvloer moeite om nog mee te komen. De realiteit is eerder dat mensen langer moeten doorwerken, omdat de huidige 1.500 miljard niet iedereen van een menswaardig pensioen kan voorzien. Heeft de markt al veel van de ingelegde pensioenpremies laten vervliegen?
Het casinopensioen dat Elzinga als aantrekkelijke deal wilt verkopen, onder het mom van collectiviteit, zal eerder leiden tot socialistische verdamptaferelen waarbij íedereen tot armoede wordt geknecht. Het grootste verschil tot nu toe tussen sparen (indien een negatieve spaarrente is uitgesloten) of beleggen is dat je bij sparen altijd ten minste je inleg terugkrijgt. Bij het voorgestelde casinopensioen heb je geen enkele garantie meer. Als er op deze wijze fors verlies wordt geleden, heeft Elzinga echter door de collectiviteit de socialistische escape om van het individuele pensioen een soort tweede AOW uitkering te maken waarbij iedereen evenveel krijgt ongeacht hoeveel iemand in zijn werkende leven in zichzelf heeft geïnvesteerd en hard heeft gewerkt. Dit socialisme is feitelijk gelegaliseerde diefstal.
De kans is echter reëel dat 45-plussers eieren voor hun geld kiezen en met dit casinoplan instemmen. 70 procent van alle vakbondsleden is 45-plus. Een politicus steunt liever deze groep van 58 procent kiesgerechtigden. De rekenrente dwingt de politiek te korten. Vele gepensioneerden willen hun luxeleventje behouden waarvan ze al vaak vóór hun 60ste genieten. Degenen net na hen willen niet minder. Door met het casinopensioen de rekenrente los te laten is de kans aannemelijk dat korten wordt afgewenteld op 45-minners omdat de ‘valse’ pot van 1.500 miljard en de irrationele aanname dat aandelen altijd weer omhoog gaan het politieke kortetermijndenken voeden. Dat dankzij coronabeleid de 45-minners en toekomstige generaties een gigantische schuldenlast wacht is bijzaak. 45-minners zijn vaak al jaren geen vakbondslid meer omdat ook voor vakbonden geldt: ‘Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt’. Het valt niet uit te leggen dat organisaties die groepen al decennia uitsluiten, van de politiek het alleenrecht krijgen om tijdens dergelijke levensbepalende stemmingen die groepen wederom de toegang te ontzeggen.
Als 45-plussers willens en wetens vanuit irrationele hebzucht hun eigen bloed verraden, valt het daarnaast ook niet meer te rechtvaardigen dat mensen vanaf hun vijftiende al in Nederland moeten wonen om recht te hebben op 100 procent AOW. Bij het doordrukken van een casinopensioen, dient de grens voor volledige AOW opbouw met terugwerkende kracht verhoogd te worden naar minimaal 22 jaar, de leeftijd waarop velen hun intrede doen op de arbeidsmarkt.
Het is in het belang van parasitaire organisaties dat mensen blijven geloven dat ‘pensioen’ moeilijk is. Zolang dit onrecht er is, kunnen álle werkende misschien maar beter ZZP-er worden, zodat ze niet langer gemangeld worden in een pensioensysteem dat er niet voor hen is.