Bij mij thuis heb ik een spreekwoord: ‘Vroeger hadden de acteurs nog een gezicht, net als de auto’s.’ Soms spreek ik het uit, tijdens het koken of de afwas, en dan ben ik diep onder de indruk. Iemand op wie dit spreekwoord zeker van toepassing is, is de deze maand overleden Franse acteur Michel Piccoli (1925-2020). En de auto die het evenbeeld is van zijn gezicht, is de Alfa Romeo Giulietta Sprint. Maar daarover later.
Er zijn er die zeggen dat Michel Piccoli een bijzonder hoog voorhoofd had, maar de waarheid is dat zijn haarlijn al op jonge leeftijd begon te wijken. Zijn haar werd ook al vroeg dunner op het achterhoofd. Het was deze haaruitval die zijn personages zoveel kracht en geloofwaardigheid verleende. Hij speelde mannen van middelbare leeftijd in de jaren ’60 en ’70, een tijd die werd gedomineerd door jeugd met overvloedig haar. Hij vertegenwoordigde de oude garde die richting uitgang ging, maar toch straalden zijn personages een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Het waren mannen die ongegeneerd rookten en dronken en veel te hard autoreden. In zijn beste rollen waren het geen macho’s, de wijkende haarlijn verhinderde dat, maar twijfelaars en zoekers naar liefde.
Met het wijken van zijn haarlijn werden de rollen die hij kreeg prestigieuzer. Bij zijn speelfilmdebuut La Mort en ce jardin uit 1955 was zijn haarlijn nog niet ver genoeg geweken om op te vallen bij het grote publiek. Dat gebeurde pas in 1961 met Le Doulos, waarin hij een vroeg kalende gangster speelde. Van bijrolspeler werd hij hoofdrolspeler. In La Grande Bouffe uit 1973, toen zijn haarlijn een kritische grens had bereikt, speelde hij de ultieme middelbaremannenrol. Aan het begin worden de vier vrienden die zich in een weekend gaan doodvreten (Ugo Tognazzi, Marcello Mastroianni, Philippe Noiret en Michel Piccoli) in korte scènes voorgesteld. Piccoli speelt een vermoeide televisieproducent. Hij trekt een rubberen afwashandschoen aan en prijst de kwaliteit ervan. ‘Ah, nieuwe stijl! Soepel en sterk…’ Piccoli weet in een paar seconden duidelijk te maken dat hier een man zit die nog maar één ding wil: dood.
In de jaren ’80 – toen zijn wijkende haarlijn de kale plek op zijn achterhoofd had bereikt, zodat er een doorlopend haarloos gebied was ontstaan, omkranst door allengs grijzer wordende manen – gebeurde er iets bijzonders. Van een man van middelbare leeftijd veranderde Piccoli paradoxaal genoeg in de jeune premier die hij nooit was geweest. In Milou en mai uit 1989, dat zich tijdens mei ’68 afspeelt, belichaamt hij de vrolijke anarchie die de verkalkte bourgeoisie de stuipen op het lijf jaagt. Hij is als het ware de grootvader die met de kleinzoon tegen diens ouders (de heersende klasse) samenspant. In 2011 speelde hij in Habemus Papam een tot paus gekozen kardinaal die voor de eer bedankt, ook een rebelse rol. Van een haarlijn was toen geen sprake meer; het haar was gereduceerd tot wat plukjes rond de oren en in de nek.
Zijn meest kenmerkende rollen speelde Piccoli op de grens van de jaren ’60 en ’70, toen zijn haarlijn het juiste midden hield tussen viriliteit en senioriteit. In Les Choses de la vie uit 1970 speelt Piccoli de gepresseerde Pierre, een succesvol architect die moet kiezen tussen een reis met zijn jongere vriendin, gespeeld door Romy Schneider, en een zeilvakantie met zijn adolescente zoon. Hij kiest voor het laatste, maar krijgt een auto-ongeluk. Pierre rijdt in een Alfa Romeo Giulietta Sprint, waarvan de lange, gladde vormen een treffende overeenkomst vertonen met het hoog oprijzende voorhoofd van Piccoli.
Het auto-ongeluk is een van de mooiste uit de filmgeschiedenis. En bedenk: dit is geen Hollywoodproductie, maar een Franse film met een Frans budget en Franse techniek uit 1970. Wat het zo goed maakt is niet alleen het stuntwerk, maar ook de montage. Een les in filmmaken.