Minister Hugo de Jonge gooit zijn hoed in de ring om leider te worden van het CDA en geeft een interview aan het AD: ‘Deze crisis is een groot pleidooi voor minder markt, meer samenwerking en meer centrale regie.’ Foto’s van het modieuze schoeisel van de minister signaleren dat hij haast heeft. Haast om de macht te grijpen in het CDA, en haast om zich met anti-markt slogans te profileren tegen zijn rivalen, zoals staatssecretaris Mona Keijzer. De Jonge mikt met zijn anti-markt opstelling op de jongere kiezers: een recente Gallup-peiling voor de VS laat zien dat nog maar 50 procent van de jongeren een positieve/enigszins positieve mening heeft over kapitalisme.
Onder rijpere ondervraagden is dat meer dan 70 procent. Die cijfers laten zien dat de anti-markt en anti-kapitalisme-visie in het bijzonder besmettelijk is voor jongere mensen: er is tijd nodig, misschien zelfs veel tijd, om te doorzien dat de markt met toezicht en reparaties beter werkt dan het alternatief van Mao of Castro.
Waarom zo tegen de markt en het kapitalisme? De Franse socioloog Raymond Boudon merkt op dat negatieve gevolgen van markt en kapitalisme sterker leven in de herinnering dan de meer abstracte positieve effecten. Onder normale omstandigheden geven we weinig aandacht aan onze tenen; hebben we een pijnlijke likdoorn dan kunnen we geen stap zetten zonder er aan te denken.
De markt krijgt soms ook ten onrechte de schuld van grote misstanden. Ik was in 2002 zes weken minister toen Cees Veerman in de ministerraad meedeelde dat hij had ingestemd met een verlenging van de EU-subsidies voor suikerbieten. Hij moest van premier Jan Peter Balkenende excuus maken voor zijn eigenmachtig optreden, maar het kwaad was al geschied (niet zo kwaad voor Veerman zelf die met zijn familie eigenaar was van suikerbietenplantages). Ziedaar een aspect van de globalisering, dat niets van doen heeft met de vrije markt (waarin rietsuiker uit armere, warme landen op prijs zou winnen en suiker die landen zou helpen bij hun economische groei).
Een diepere analyse van de afkeer van markt en kapitalisme kan volgens Boudon profiteren van dit inzicht van de grote econoom Vilfredo Pareto (1848-1923) : er zijn vier soorten theorieën, te weten de vier combinaties van waar- onwaar en nuttig-nutteloos. Over de combinatie “onwaar – nutteloos” hoeven we ons geen zorgen te maken; riskant is de combinatie “onwaar-nuttig”.
De theorie dat minder markt en minder kapitalisme een nieuwe, zonnige dageraad brengt is zo’n combinatie: onwaar maar wel nuttig. Minister de Jonge en de elite in het algemeen kunnen er mee signaleren dat ze sympathie hebben voor radicale veranderingen, en dat ze begrijpen wat de boze demonstranten beweegt, maar ze hoeven niet concreet aan te geven wie de kosten gaat dragen van de beloofde grotere gelijkheid tussen arm en rijk, blank en getint, jong en oud.
We hebben in Nederland een pijnlijke les geleerd van een eerdere theorie die nut had voor politici om aan de macht te komen en toen onwaar bleek. Na provo en de demonstraties van de zestiger jaren, werd de Nederlandse elite ook meer anti-Amerikaans.
Progressief Nederland won de verkiezingen van 1972 en wij kregen de twee op economisch gebied slechtste kabinetten van de naoorlogse periode: Den Uyl met “alleen de collectieve sector kan nog groeien” en Van Agt-Wiegel met verdere verwoesting van het bedrijfsleven.
Den Uyl was modern en meeslepend voor zijn aanhang maar de al maar slechtere Nederlandse economie verwoestte honderduizenden banen in de industrie; in Duitsland was Helmut Schmidt (kanselier 1974-82) minder modern en veel minder geliefd bij de jeugd dan voorganger Willy Brandt, maar onder zijn vaste hand ging de industrie er niet failliet.
Een elite die voor een tweede keer na de ramp van de jaren zeventig meegaat met anti-markt en anti-kapitalisme kan moeilijk tegelijkertijd eisen dat alle milieumaatregelen worden onderworpen aan een analyse van kosten en baten. Anti-markt betekent op milieugebied dat “milieutafels” beslissen zonder inbreng van de gezinnen die de kosten moeten opbrengen.
Een minister van Volksgezondheid die de overheid de regie wil geven over de zorg gaat niet de Nederlandse Zorgautoriteit opdragen dat alle ziekenhuizen en verzekeraars hun contracten en prijzen openbaar maken zodat patiënten meer inzicht krijgen in kosten en baten. Anti-markt betekent voor de zorg (zie Engeland) dat verzekeraars geheime afspraken blijven maken over het aantal dure behandelingen en zo het recht op zorg aantasten.
In de beeldenstorm van 2020 gaat anti-racisme samen met anti-markt en anti-kapitalisme. De elite, die zelf niet demonstreert maar graag modern en begripsvol wil lijken, kiest voor zelfbehoud door niet van dag tot dag mee te lopen met de beeldenstorm (was vadertje Drees slecht? Is Jezus blank? ), want hoe die wind morgen waait is onvoorspelbaar. Veiliger is het om maar sympathie te tonen voor de anti-markt en antikapitalisme ideologie. Echter, de geschiedenis leert: wie wind zaait, zal storm oogsten.
Mijn stem volgend jaar is voor de politicus die de rug recht houdt en zich durft uit te spreken voor de markt en voor het kapitalisme, natuurlijk met de nodige reparaties, en die de tegenovergestelde anti-markt visie afdoet met de prachtige woorden van de al geprezen Helmut Schmidt: “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen.”
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.