Paul Hekkens hield deze lente een Weekboek Corona bij. Alle afleveringen hier. Zaterdag verscheen zijn boek ‘Stille Lente’, ik mocht het nawoord schrijven.
Ik heb er lang over na moeten denken, over de verteltrant van Paul Hekkens. Is het literatuur? Zijn het filosofische beschouwingen, verpakt in vertelsels voor over de schutting? Dat verdraagt zich dan weer niet met Hekkens’ scherpe ontrafeling van wat de boven ons gestelden – virologen en politici, veelal – in het voorjaar van 2020 boven onze hoofden beweerden en beslisten.
Bij alle leed en zorgen is er in crisistijd ook altijd wel reden voor een glimlach. Het ontbotten van de schrijver Paul Hekkens is er zo één. Zo bekeken kwam de coronacrisis voor Hekkens als geroepen. Aan de ene kant is er de saaiheid van de lockdown, waarvan je soms het idee krijgt dat die Paul Hekkens past als gegoten. Ik moest soms denken aan De Avonden, waarin Gerard Reve, het sobere naoorlogse bestaan met afschuw én heimelijk genoegen beschrijft. Soms duikt ook J.J. Voskuil op, in de geduldige verslagen van het leven onder corona. Over het skypen bij de buren, de anderhalve meter-wandelingen. En de politie, die er een handje van lijkt te hebben brave burgers in coronatijd extra snel op de bon te slingeren.
Paul Hekkens is ondertussen ook een unieke eenmans-uitkijkpost. Er ontgaat hem niets in Den Haag en Hilversum. Maar het Limburgse Heuvelland zorgt ook voor uitzicht richting de buurlanden Duitsland en België. In die landen hebben ze ook topvirologen en politici met meer bevoegdheden dan ooit (in vredestijd, zeggen we er dan bij).
Die brede blik van Paul Hekkens is nogal uniek en zeker ongekend in de Randstad, waar men er graag prat op gaat wereldburger te zijn en over de dijken te kijken, maar ondertussen geen idee heeft hoe het er in Lanaken aan toegaat. Paul Hekkens is dan al lang stiekem per fiets de grens met België over gesneakt. Zoals hij ook als een van de eerste Nederlanders naar het anderhalvemeterzwembad kon – in het aanpalende Duitsland in dit geval.
Het begon in december 2019 met de eerste gevallen van het nieuwe virus in China. De eerste klokkenluiders moesten daar naar het politiebureau. Kennis van het virus was ongewenste kennis.
In Nederland werd het aanvankelijk als een verre curiositeit beschouwd, een bijproduct van een Chinese gewoonte om wilde dieren dood of levend te verhandelen en op te eten. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu – het RIVM – is dan nog vooral bekend vanwege stikstofonderzoek, waarvan de uitkomsten door boeren worden bestreden.
Maar eind januari is het RIVM dan toch zover dat er vanwege het Chinese coronavirus een Outbreak Management Team in het leven wordt geroepen. Dat komt op 25 januari voor het eerst samen. Dat ontgaat Nederland dan nog. Het zou nog zes weken duren, voordat het RIVM en het OMT het bewind in Nederland overnamen, hand in hand met de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCB) en andere, tot dan toe onbekende instituties en afkortingen.
Een pikant moment is de zevende februari, als de Chinese ambassadeur in Den Haag vraagt om Nederlandse medewerking bij de export van mondkapjes en andere beschermingsmiddelen (handschoenen, overalls) om de door corona belegerde burgers van de Chinese miljoenenstad Wuhan humanitair bij te staan. Dat mag. Even later, op 10 februari, stijgt er een vrachtvliegtuig vol met Nederlandse – maar vaak uit China geïmporteerde – beschermingsmiddelen tegen een virus als corona op, richting China. Pikant, want op 28 januari heeft het pas opgerichte Outbreak Management Team het kabinet al gewaarschuwd voor mogelijke tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen.
Begin februari waarschuwt ook de Wereldgezondheidsorganisatie WHO voor een wereldwijd tekort aan beschermingsmateriaal. Maar in Den Haag tellen de betrekkingen met China op 10 februari zwaarder dan het beschermen van Nederlanders tegen het in veel gevallen dodelijke virus. Premier Mark Rutte weet later, op 16 april, de aanvallen op die keuze van zijn kabinet in de Tweede Kamer af te weren met de suggestie dat je een humanitair verzoek toch niet kunt afwijzen.
De eerste coronamaanden van 2020 leveren vervolgens ook in Nederland duizenden zieken en duizenden extra doden (‘oversterfte’) op. Periodiek verschuift de focus. Het begint met carnaval in Noord-Brabant, waarschijnlijk voorafgegaan door een toestroom van skivakantievierders uit Noord-Italië. Later waaiert corona in Nederland uit, zoals naar Biblebelt-dorpen en stadjes in zowel Noord-Holland als Overijssel. In april blijken verpleeghuizen massaal sterfhuizen. En in de tweede helft van mei zijn het de slachthuizen, waar Oost-Europeanen kennelijk zowel qua huisvesting, vervoer als op de werkplek onder de coronaradar zijn gebleven.
Beleidsmatig is de coronacrisis al gauw een schaarstecrisis. Op 27 februari wordt de eerste besmetting in Nederland vastgesteld. Daags daarop waarschuwt virologiedirecteur Jaap van Dissel – het lekte later uit via de Volkskrant – het ministerie van Volksgezondheid voor ‘een wereldwijde schaarste van beschermingsmiddelen, vooral van mondkapjes’. Van Dissel: ‘In de media moet aandacht komen voor het belang van goed gebruik van de schaarse persoonlijke beschermingsmiddelen. Onnodig gebruik moet worden teruggedrongen.’
Dat laatste verklaart veel van het regeringsbeleid van de volgende weken. Beschermingsmateriaal is er in Nederland vooral, zo niet uitsluitend, voor de ziekenhuizen, met name voor de afdelingen intensive care. En als mondkapjes veel later – per 1 juni – toch nog verplicht worden gesteld in het openbaar vervoer, mogen het alleen min of meer ondeugdelijke mondkapjes zijn: van het soort dat van onvoldoende kwaliteit is om in de zorg te worden gebruikt.
De schaarste – overal, maar toch in het bijzonder in Nederland – betreft eigenlijk alles. Er zijn te weinig ic-bedden, want in voorgaande jaren zijn die blijkbaar in aantal teruggeschroefd. In de buurlanden is er overigens geen ic-schaarste. Er is in Nederland dus ook een tekort aan beademingsapparatuur: een eerste vereiste voor wie op de ic aan de beademing wordt gelegd. Er is een tekort aan testen. Er is een tekort aan contactonderzoek. In mei 2020 blijkt uit onderzoek van RTL dat er in Duitsland per 1000 inwoners 20 corona-contactonderzoeken zijn gedaan en in België 13,9. In Nederland zijn het er slechts 4,4 onderzoeken per 1000 inwoners.
Nederland heeft geen beschermingsmateriaal, Nederland heeft een tekort aan ic’s, Nederland test niet en Nederland doet geen contactonderzoek. Nederland isoleert trouwens ook niet erg en Nederland laat het aan ex-coronapatiënten zelf over of ze al dan niet besmettelijk zijn voor de omgeving.
Op 16 maart zegt premier Mark Rutte in een hoogst zeldzame tv-toespraak tot de natie dat een groot deel van de Nederlanders de komende tijd met het virus besmet zal raken en dat het kabinet gekozen heeft voor een beheerste verspreiding, vooral onder groepen die het minste risico lopen. In afwachting van een vaccin of medicijn moet de verspreiding van het virus worden afgeremd en tegelijkertijd ‘groepsimmuniteit’ worden opgebouwd. Hoe groter de immuniteit, des te minder risico voor de kwetsbaren.
Dat klinkt als een morbide experiment met Nederland en wordt de volgende dagen dan ook ingeslikt. Wat niet wil zeggen dat het streven naar ‘groepsimmuniteit’ daarmee ook in de achterkamers van het RIVM van tafel is. Het is vanaf half maart alleen niet meer iets om al te opzichtig mee te koop te lopen.
Officieel resteert dan alleen nog de dubbele doelstelling, steevast herhaald door premier Rutte en Hugo de Jonge, de CDA-minister van Volksgezondheid. Die laatste heeft als corona-minister de VVD’er Bruno Bruins vervangen, die als persoon is vervangen door de PvdA’er Martin van Rijn, die later weer vervangen zou worden door VVD’er Tamara van Ark. Zelden werd in Nederland in zo’n korte tijd zo vaak een crisisportefeuille heen en weer geschoven. Als een hete aardappel, zou je kunnen zeggen.
De officieel beleden kabinetsdoelstelling voor het coronabeleid was de eerste twee maanden: niet over de beschikbare ic-capaciteit heen gaan, de kwetsbaren ontzien. Die eerste doelstelling maakte vanaf het begin een gekunstelde indruk. Was het werkelijk de kern van het coronaprobleem in Nederland dat de ic’s overbelast zouden kunnen raken? Of was wellicht de kern van het probleem dat er in dat geval keuzes gemaakt moesten worden: wie wel en wie niet? Het maakte in ieder geval een technocratische indruk.
Uiteindelijk zou het ic-probleem oplosbaar blijken: met hangen en wurgen kon de capaciteit uitgebreid worden. Vervolgens hielp de onverwacht snelle vermindering van de toestroom.
Waar ondertussen wel een groot probleem groeide, was in de bejaardenhuizen. Als er ergens in Nederland kwetsbaren te vinden zijn, dan is het wel bij de bejaarde clientèle van de thuiszorg en de verpleeghuizen, maar uit weinig bleek dat de officiële hoofdlijn van het kabinetsbeleid om de kwetsbaren te beschermen ook betrekking had op deze categorie. Aanvankelijk werd er zelfs beschermingsmateriaal onttrokken aan zorginstellingen die zich geen ziekenhuis mogen noemen.
Het Nederlandse coronabeleid beweerde de kwetsbaren te beschermen, maar had in de praktijk alleen oog voor de kwetsbaren die het ziekenhuis haalden. Anderen stierven thuis, of in eenzaamheid in verpleeghuizen waar lange tijd geen (goed) beschermingsmateriaal voorhanden was en personeel in en uit kon lopen, de wijde coronawereld in.
Paul Hekkens beschrijft die stille, mooie voorjaarsmaanden – vrijwel zonder vliegverkeer, zonder files en zonder horeca – in 2020 als een vorm van slow journalism. Corona dringt op alle mogelijke manieren door in zijn eigen leven, en tegelijkertijd houdt hij scherp oog voor de paradoxen, de leugentjes om bestwil en de ook ronduit schandalige toestanden die zich ondertussen in en rond de kwetsbaren van Nederland afspelen. Zijn kracht is dat hij de dagen toen corona vat kreeg op Nederland niet beschrijft met de wijsheid achteraf, maar met de kennis van dat moment. En die kennis is vaak al genoeg om te zien dat er onder fraaie, bezwerende bewoordingen ook vaak hypocrisie schuilt.
Paul Hekkens werd ook paginagroot geïnterviewd in De Telegraaf. Dat interview kunt u hier lezen. Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.