Het zijn doldwaze dagen. Het coronajaar 2020 gaat door voor het jaar met de diepste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, maar in Den Haag wordt er met geld gesmeten dat het een aard heeft. Er komt veel minder geld binnen in de staatskas, maar er wordt meer uitgegeven. Alleen daarom al moet de minister van Financiën honderd miljard lenen. Maar hij wil zelfs meer lenen: nog eens enkele tientallen miljarden. Ook de Europese Commissie leent honderden miljarden, waarvan de opbrengst weer wordt uitgedeeld aan de EU-lidstaten. En de Europese Centrale Bank? Die koopt die staatsleningen juist op.
Zijn we in een gekkenhuis beland? Dat misschien niet. Maar vast staat wel, dat wat nog maar kort geleden de maat daar dingen was, nu helemaal anders moet. Mark Rutte was minister-president van twee kabinetten die voor 30 miljard bezuinigden en voor 20 miljard lasten verzwaarden terwijl Nederland al in de dubbele dip na de bankencrisis zat – met als gevolg dat die crisis nog dieper werd. Maar wat zegt Rutte nu? Hij wil noch bezuinigen, noch lasten verzwaren, want daar is het nu even de tijd niet voor. Huh? Waarom was het daar in 2012, 2013 en 2014 dan wel de tijd voor?
Maar niet alleen Rutte, ook centrale bankiers, planeconomen, topambtenaren en alle andere vaste kabinetsadviseurs zitten in het tegendeel van waar ze bij eerdere crises zaten. De economische crisis is nu geen reden om de buikriem aan te halen, maar juist reden om alle sluizen open te zetten. Daar kunnen goede redenen voor zijn, maar waarom moesten we eerder dan altijd bezuinigen en koopkrachtverlies slikken als het minder ging? Hoog tijd voor een verantwoording.
Het grote spenden is geen exclusief Nederlands verschijnsel, maar doet zich sowieso in heel Europa voor. Sterker nog: Europese instellingen gaan daar in voor. Was de Europese Commissie eerder de bewaker van de sobere begrotingstekorten, nu is de Commissie toegetreden tot de club van de grootste staatsleners ter wereld, dankzij het Herstelfonds van 750 miljard euro dat in juli in Brussel werd opgericht.
Waren Duitsland en Nederland tot voort kort de kleine achterhoede van landen in de eurozone die liefst geen begrotingstekorten – maar eerder een overschot – hebben, nu doen Duitsland en Nederland mee aan het extatische spenden. Het kan niet op.
Laten we overigens niet denken dat die neiging om te lenen en te spenden pas begonnen is na de economische duikeling door de coronamaatregelen. Uitgerekend minister van Financiën Wopke Hoekstra kwam vorig jaar maart – hij openbaarde het op 9 juli 2019 – met het plan om voor gigantische bedragen extra geld te lenen. Niet omdat het moest, maar omdat het kon, omdat geld lenen zo goedkoop is. Zijn idee was om het geleende geld te beleggen op de aandelenmarkt en daar dan geld mee te verdienen. Het was zeker voor een Nederlandse minister van Financiën weinig prudent voornemen, dat is wel het minste dat je er van kunt zeggen. Het illustreert het nieuwe geldgevoel: het kost niets, laten we het lenen en uitgeven.
Het komt Haagse politieke partijen ook verbazingwekkend goed uit natuurlijk, om een half jaar voor de Kamerverkiezingen van maart 2021 niet met – alweer! – bezuinigingen en lastenverzwaringen aan te hoeven komen. Niemand heeft er zin in, niemand wil de kiezer voor het hoofd stoten – dan liever struisvogelen tot na de verkiezingen.
En dus is ook Prinsjesdag 2020 een dagje dansen op de vulkaan. Per 1 oktober ligt er een derde steunpakket voor bedrijven en werknemers, iets soberder dan het vorige – maar dan wel meteen extra lang (tot na de verkiezingen, namelijk). Natuurlijk gaat de verlaging van de winstbelasting voor grote bedrijven nu even niet door, maar de compensatie (een aftrekpost voor arbeidsplaatsen) is minstens zo lucratief voor de betrokken grootbedrijven.
Spaarders krijgen een hogere aftrekpost, wat nu wel heel logisch is, omdat sparen niets oplevert maar wel geld kost. Woonstarters hoeven geen overdrachtsbelasting meer te betalen, al wordt dat voordeel betaald door wie een huis koopt om het te verhuren – een soort socialistische straf, zou je kunnen zeggen.
Zorgpersoneel krijgt nog een jaartje zorgbonus, wie schulden heeft kan zijn schuld laten opkopen, de cultuursector krijgt honderden miljoenen extra, de nertsenhouders worden uitgekocht zoals eerder de veehouders en de vissers.
Het kan niet op. Behalve dan, verbijsterend eigenlijk, bij de zzp’ers. Die werden bij de vorige crisis nog geprezen omdat ze als buffer verkeerden waardoor de werkloosheid aanvankelijk beperkt bleef. Nu moeten zzp’ers voor de crisis betalen, met een verlaagde aftrekpost. Zzp’ers worden in het poldermoeras door niemand verdedigd en daar betalen ze de prijs voor.
Het uitgeefcircus is ondertussen zo a-typisch, dat het niet eens meer vreemd is om te horen dat de minister van Financiën er niet eens bij was – hij onderging een coronatest – bij de laatste ministerraad waar de knopen voor Prinsjesdag werden doorgehakt.
In werkelijkheid komt het zuur natuurlijk wel degelijk. Maar politici komen nou eenmaal graag met een goed gevoel, pal voor de verkiezingen. Corona kwam in dat opzicht wel heel slecht uit. Daarom wordt er nu een deken van quasi-welbevinden over Nederland gelegd. Het is wel erg allemaal, maar we doen het samen en we laten niets na om de gevolgen te beperken. En we doen het beter dan de rest, zoals altijd. Zoiets.
Maar kiezers zijn natuurlijk niet gek. Ze hebben bovendien hun ervaringen, met het leveren van een fijn gevoel – en dan toch weer teleurgesteld worden. Het is dan ook zeer de vraag of het geldsmijten van Prinsjesdag in maart nog steeds beklijft.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.